zijn van 3000 punten, 600 in elke seance, en do inzet is 10,000 fr. De Amerikanen, die meest voor hun landgenoot Slosson partij kiezen, hebben reeds hooge weddenschappen aangegaan, sommige tot een bedrag van 100,000 fr. De kampioenen zullen ditmaal een te Parijs vervaardigd biljart gebruiken. BUITENLAND. Duitsohland. Bij de derde lezing der begrooting heeft in den Rijksdag de heer Hanel gisteren de koninklijke Kabinets-order van 4 Januari ter sprake gebracht. Prins Bismarck merkte aan dat al behoefde hjj als Rijks-kanselier niet eens hier te zijn, hij als gemachtigde van den koning van Pruisen gaarne de gelegenheid aangreep om de Kabinets-order te ver dedigen. Deze strekt niet om een nieuw recht te scheppen. Als de heer Hanel zeide dat dé koning van Beieren vrede met zijn volk wenschte te hebben, dan zeide hij: de koning van Pruisen heoffc vrede met zijn volk tot stand gebracht. Er is geen sprake van een conflict. De Kabinets-order bedoelt slechts een oud recht voor miskenning te behoeden; zij is een uitvloeisel van de Constitutie. De spreuk „Le roi règne, mais ne gouverne pas" is in strijd met de toestanden in Pruisen. Ik kan slechts aannemen, zeide prins Bismarck, dat do geleerden, die van „constitutioneelo Hofmeierij" gesproken hebben en van constitutioneel minister- absolutisme enz., de zaak niet duidelijk hebben in gezien. Ik betreur het dat over den koning somtijds met zoo weinig eerbied gesproken wordt (levendige tegenspraak van de linkerzijde); mijn naam staat onder de Kabinets-order; ik ben van het ziekbed herwaarts geijld. De Kabinets-order is volkomen grondwettig; de tot nu toe daarop gedane aanvallen hebben het tegendeel niet bewezen; ik ben mij volkomen bewust van do verantwoordelijkheid, die ïk door de order te teekenen, op mij geladen heb; ik ben voor al de daden van den vorst verantwoor delijk of ik mede onderteeken of niet. De onderteoke- ning des konings is altijd de hoofdzaak. Als men den eerbied voor den vorst tot in do wolken opvoert, dan schaadt men zijn gezag. Door de beide Kamers wordt het land geregeerd, de minister is steeds de zondenbok. De positie van de Pruisische koningen is nooit van het standpunt der rechten, maar van dat der plichten opgevat. Deze traditie is zoo krachtig, dat ia het ministerie de koning beveelt en de ministers gehoorzamen. Er zijn slechts woinig ministers, die gaarne iedere ver antwoordelijkheid zouden willen op zich nemen. Het constitutioneelo leven bestaat uit compromissen. Daarom moet een minister dikwijls concessiën doen. Maar de feitelijke president-minister in Pruisen is de koning. Do koningen van Pruisen waren vóór 1848 in het volle bezit van het gezag. Toen het eerst de constitutie van Pruisen bezworen is, waren wij verre van de theorie van een heerschappij der parlements-meerderheid. De overleden koning maakte alle denkbare voorbehoud, om ons daarvoor te bewaren. Hadden wij in 1864 een parlements-politiek ge voerd, dan zouden wij een tweede OJmutz gekre gen hebben en wellicht zou de geheele Rijksdag er niet zijn. Zoo heeft de koning uit eigene erva- ring geleerd, dat zijne politiek alleen den weg moet wijzen. Daarin juist ligt de bron van onzen voor spoed. Zij, die wenschen het koningschap als achter een voorhangsel te verborgen, wat beters kunnen zij voor ons krachtig koningschap in de plaats geven? Men moet de koninklijke macht niet zwak laten worden door haar niet te gebruiken. De poli tieke bronnen vergiftiging betreft toch altijd slechts den minister en niet den koning. Eene andore be scherming tegen aanvallen dan de eigene borst heelt de minister niet noodig; geenszins den koning als schild. In de jaren van 186070 heb ik met mijn persoon den vorst godekt, en dacht toen wel daar aan, dat door vijandige opvolgers mijn vermogen verbeurd zou kunnen verklaard worden en bracht het aandeel van mijne kinderen in veiligheid. Het verwijt van laiheid kan niemand mij doen. (Rumoer van de linkerzijde.) Of - zeide prins Bismarck vooruittredende - waagt iomand dit toch? (Groot rumoer links; do president luidt met de schel.) "Wanneer mijn vorst, ging hij voort, mij heden wilde ontslaan, dan zou ik do strijdplaats gaarne verlaten. Men gunne den vorst het genot van mot zijn volk in betrekking te staan. Al was de positie van het koninklijk ge zag volgens de Constitutie niet zoo vast, dan nog zou in Duitschland de Parlements-meerderheid het recht der Kroon niet kunnen beperken. Ook uit don gezichtskring der ambtenaren wil men den persoon des konings verwijderen en in zijne plaats de minis ters stellen. De koning wilde dit togengaan; maai de vrijheid der verkiezingen zal daardoor, gelijk uitdrukkelijk gezegd is, niet beperkt worden. Doch de eed van trouw verplicht de ambtenaren de poli tiek der regoering te vertegenwoordigen. Politieke ambtenaren moeten de politiek der regeering tegen laster beschermenop hun stembriefje kunnen zij plaatsen wat zij willen. De welvoeglijkheid go- biedt, dat do ambtenaren niet aan agitatie tegen de regeering deelnemen. Ambtelijk optreden wordt bij de verkiezingen geenszins van hen verlangd. De heer Hanel constateerde dat hij den rijks kanselier geen lafhartigheid had verwetenhij meende dat deze wonding slechts in de kraam van den rijkskanselier paste. - De president van den Rijksdag zeide dat hij zulk een onderstelling niet kon toelaten. - Prins Yon Bismarck zeide dat de beschuldiging, alsof hij zich met den naam van don koning wilde dokken en zich daar door aan zijne verantwoordelijkheid onttrekken, toch wel degeljjk eene beschuldiging van lafhartig heid was. - De president merkte aan dat hij niemand gelaakt had. - De heer Yon Treitschke deed uit komen dat men een Pruisisch niet met een Fransch koningschap gelijkstellen kon. Hij meende dat de Kabinets-order volkomen overeenstemde met de ge schiedenis; in Pruisen is de koning altijd voor God en menschen verantwoordelijk geweest. Het hoofd der nationaal-liberalen, de heer Ben- nigsen, verklaarde dat hij de debatten vreedzamer gewenscht had; uit een staatsrechtelijk oogpunt achtte hij tegen de Kabinets-order niets in te bren gen. - De heer Stauffenberg bestreed slechts de strekking, die door velen aan de order gegeven is, b. v. in de „Politische Correspondonz." - De minister Bötticher waardeerde de objectieve beoordeeling van Bennigsen en Stauffenberg, en merkte aan dat het Duitsche Rijk met de „Politische Correspondenz" niets te doen heeft. Betreffende deze zelfde opgewonden zitting zie men ook het hierachter voorkomende, aan het Rott. Nbl. ontleende particuliere telegram. Italië. Garibaldi werd te Napels ontvangen door don prefect, den burgemeester en den admiraal Bertelli. Hij ziet er zeer verouderd uit; in een draagstoel werd hij naar de villa Salsi gebracht, waar hij den winter zal blijven. Yolgens particuliere mededeelingen staat zijn komst in verband met de onlusten in het zuiden van Oos tenrijk. Een van de hoofden der opstandelingen was te Napels aangekomen en heeft een bijeenkomst met hom gehad. Toen Garibaldi te Napels aan wal werd ge dragen was het gedrang zoo groot, dat een vrouw bijna in het water viel. De menigte legde veel geestdrift aan den dag; Garibaldi had nauwelijks de kracht met zijn zakdoek te wuiven. Op do toespraak van den burgemeester antwoordde hij: „Napels is niet alleen de schoonste stad, maar tevens goed en edelmoedig. Ik kom hier vrij ziek en heb behoefte aan rust. Ik bid u, zeg aan de Napolitanen dat ik geon demonstraties, geen bezoeken, zelfs niet van mijn persoonlijke vrienden verlang." De „Esploratore" waarmode Garibaldi do reis maakte, was door de regeering tot zijne beschikking gesteld. Op reis had do zieke slechts óón hoestbui. Hij sliep den eersten nacht goed in zijn nieuwe woning. Groot-BritanniS. Er worden uit Calcutta eenige bijzonderheden omtrent de samenzwering in Nepaul gemeld. Reeds sedert eenige jaren schijnt -hot plan bij een aantal porsonen, voornamelijk officieren van het inlandsche leger, bestaan te hebben om eenige leden van de vorstelijke familie van Nepaul, den eersten minister, den opperbevelhebber des legers en hunne zonen te vermoorden. Op het leven van den jongen Maharadjah van Nepaul hadden de samenzweerders het niet ge munt; hun doel schijnt alleen geweest te zijn, zei ven op het kussen te komen. Er zou een bom in den ministerraad geworpen en de anderen zouden in het kamp vermoord worden. Op don dag vóór de volvoe ring van het plan verraadde een der samenzweerders den aanslag. TelegprAEHLixQeïa- BERLIJN, 24 Januari. (Rott. Nbl.) In don Rijks dag heeft heden de bespreking van den „Katser- erlats" plaats, dat Hünol ten sterkste afkeurt; daarop antwoordt Yon Bismarck onder de grootste opgewondenheid; het toonecl is bijna dramatisch en Yon Bismarck roept, terwijl hij op de zitplaatsen der linkerzijde toetreedt: „Als gij mij van lafheid beschuldigt, als zou ik mij achter den persoon des keizers versteken, gij die mij twintig jaren lang ge- kond hebt, dan moest u het bloed van schaamte naar de wangen vliegen." Van de linkerzijde hoort men het geroep: pOhof Oho Eugon Richter roept: „Boad worden ook nog?!1' De kanselier gaat smalend voort„Waarlijk zoo verschrikkelijk zijt ge niet dat ik mij voor u zou verbergen, maar als mijn koning en meester mij niet in zijn dienst hield dan had ik u al lang adieu gezegd." Nu neemt Hanel het woord en zegt vol drift en hartstocht dat als de kanselier uit zijne woorden van gisteren een verwijt van lafheid las, dan was dit ongerechtvaardigd. Yon Bismarck roept: „Neen!" Hanoi gaat voort: „Ik geloof dat do kanselier dit verwijt met opzet bedacht heeft, omdat het in zijn kraam te pas kwam." (Een ontzettend rumoer ont staat in de zaal). Yon Bismarck springt woest van toorn op; van de plaats der ministers gaat hij met groote stappen de tribune der sprekers voorbij naar de linkerzijde, die door deze tribune van de plaats der minister» gescheiden is, en zegt, torwijl hij Hanel in de rede valt, dat men hem door dergelijke gezegden belastert en dat in het verwijt dat hij naar „vrijheid in den dienst streefde", de beschuldiging gelegen was dat hij zich achter do Kroon verborg. WEENEN, 24 Januari. Volgens de „Pol. Corr." gaat een chef bij een der afdeelingen van het depar tement van buitonlandsche zaken naar Berlijn, om het terrein te verkennen betreffende het reglement op de Donau-vaart en andere vraagstukken van handelsstaatkunde. Het Heerenhuis heeft de handelsovereenkomst met Frankrijk goedgekeurd. PARIJS, 25 Januari. De „Agence Havas" meldt dat de vereeniging van „agents de change" de noodige maatregelen genomen heeft, om te zorgen dat do aanstaande liquidatie op de gewone wijze zal geschieden. - Voorts verklaart de „Agence Havas" voor valsch het gerucht dat de „Pays" het officieuze orgaan van het Elysée is. De presi dent der Republiek staat met geen der bladen in betrekking. ROME, 25 Januari. In antwoord op eene inter pellatie in de Kamer van Afgevaardigden van den heer Berio over Montecarlo, verklaarde de minister Mancini dat Italië bereid is zich met andere mogend heden te vereenigon tot eene diplomatieke hande ling overeenkomstig het volkenrecht. Hij beaamt niet de meening van den interpellant, dat Frankrijk het protectoraat over Monaco heeft, en hoopt dat de prina en de bevolking van dien staat uit eigen beweging een einde willen maken aan den tegen- woordigen toestand. Met betrekking tot Tunis en de daarmede in verband staande gebeurtenissen te Sfax en te Marseille zegt de minister dat de onder handelingen nog niet afgeloopen zijn. Zinspelende op de kenbaar gemaakte vrees betreffende den alge- meenen toestand, constateert hij dat al de mogend heden eenstemmig den vrede verlangen; dat al de betrekkingen van Italië met het buitenland van vriendschappelijken aard zijn, en dat de quaestie der wapeningen moet beschouwd worden eenvoudig als een quaestie van 's lands veiligheid. WEENEN, 25 Januari. De ochtendbladen mel den het herstel van den gewonen toestand en den geregeldon gang van zaken ter beurze. Men ziet met vertrouwen den loop der verdere gebeurtenis sen tegemoet en het vertrouwen koert langzamer hand terug. De „Wiener Zeitung" meldt dat de delega tion tegen 28 dezer zijn bijeengeroepen. LEIDEN, 23 Januari. In de zitting der Tweede Kamer van heden is do hoer Brouwers als lid beëedigd. De discussie over het Fransche handelstractaat werd voortgezet. De heeren Wintgens, Bastert, Van Baar en Kenche- aius bestreden het allen op economische en politieke gronden en veoral wegens den tienjarigen band om onze wetgeving niet te wijzigen. De minister Bochus- Ben verdedigde hot tractaat als het beste wat ver krijgbaar was. De verwerping zou veel nadeeligor zijn en de verantwoordelijkheid daarvan nam de regeering niet op zich. Heden avondzitting.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 2