De Anist. Crt. verneemt dat de chef-kell-
ner van het café-Krasnapolsky zich met een be
langrijke som gelds - men spreekt van 30 mille -
ten nadeele van zjjnen meester heeft verwijderd.
Men vermoedt dat de dief medeplichtigen hoeft.
De kleine brand in de Yondelstraat te
Rotterdam heeft een vijfde slachtoffer gemaakt.
De vrouw van Kalkert, die naar het ziekenhuis
aldaar was overgebracht, is mede overleden. Boven
dien ligt hare tante zeer bedenkelijk.
0>p St.-Nicolaasavond, omstreeks halfzes,
zal eone bijna totaio maansverduistering plaats heb
ben slechts een klein gedeolte der maanschijf treedt
niet in den schaduwkogel van de aarde. De maan
komt eenige minuten vóór 4 uren in het noordoosten op.
In de rivier de Oude Maas onder Groote
Lindt is het lijk opgevischt van don ambtenaar der
belastingen Groos, gestationneerd te Maassluis, vroe
ger te Zwijndrecht.
Het bericht van het N. v. d. D." omtrent
de krankzinnigheid van den tot 25 jaren tuchthuis
straf veroordeelden W. M. De Jongh is, naar men
aan het „Vad." mededeelt, onjuist. Een ander ver
oordeelde te Leeuwarden, wiens naam met dien van
eerstgonoemden veel overeenkomst heeft, is krank
zinnig geworden; deze is naar het krankzinnigen
gesticht te Zutfen overgebracht.
Te Marly heeft een dronkaard, die ge
scheiden van zjjn vrouw leefde, zijn moeder, die bij
hem woonde en die wegens mishandelingen besloot
het huis te verlaten, op het oogenblik dat zij haar
koffer pakte op den grond geworpen en de hersenen
ingeslagen met zijn klompen. Om de misdaad te ver
bergen, stak hij daarop het huis in brand, dat balf
vernield werd. Do moordenaar is gearrosteerd.
Omtrent de oxecutie van Lefroy wordt
nog bericht dat de veroordeelde zich kalm hield,
maar zeer bleek zag, en dat Marwood zich zeer vlug
van zijn taak kweet. Den nacht voor de terecht
stelling sliep Lefroy rustig. De „Central News
Agency" zegt, dat hij een volledige geschreven be
kentenis heeft achtergolaten, benevens zijn levens
beschrijving.
Te Seligenstadt, in Ober-Hessen, ismen,
volgens de „Tribune", hoogstwaarschijnlijk op hot
spoor gekomen van een medeplichtige aan den grootcn
diamantendiefstal in een der Londenscho postkan
toren. In eene herberg aldaar vertoonde namelijk
een vroeger spoorwegwachter, in niet geheel nuch-
teron toestand, zeer ongedwongen een getal van
moer dan twintig, deels geslepen, doels ongeslepen
diamanten van zeldzame grootte, die hij beweerde
in Amerika verworven te hebben. Hij was nu over
Londen teruggekeerd en verklaarde dat een zijner
vrienden te Hamburg nog veel meor van dergelijke
diamanten had. Toen den volgenden dag het bericht
van den Londenschen diefstal kwam «n men naar
don diamantoH-man oen onderzoek inBtoldo, was hij
verdwenen, en, naar gezegd werd, naar Mainz ver
trokken. Volgens de „Tribune" heeft de politie
terstond alle pogingen in hot werk gesteld om
den man en zjjne kostbare bezittingen in handen
te krjjgon.
De fabrieken der „American Rubber
Company" te Boston'zjjn afgebrand. De schade wordt
op 500,000 dollars geraamd.
INGEZONDEN.
„O Sohn des flüchtgen Lebens, Ein Traum ist
Erdonglück."
Ja, 't staat in mjjn tekstboekje, en ik heb het
hooren zingen door de Leidsche Zangvereoniging
Caecilia, Dinsdag 29 November, 's avonds, in esn
matig verwarmde zaal en in tegenwoordigheid van
een groot publiek; want 't kan niet ontkend worden
dat de zaal goed gevuld was, zoowel ender als
boven.
't Deed mij genoegen dit te zien, want er werden,
naar aanleiding van de mutatiën die plaats hebben
gegrepen, zoo nu en dan woorden gesproken, ge
fluisterd moet ik eigenlijk zeggen, die voor genoemde
verooniging minder vleiend waren, ja, het denkbeeld
opperdon dat zij haar zwanenzang zou zingen. Nu,
als dat eens mocht uitkomen, dan „Erbarme dich,
mein Gott, um mein Ziihron Willen!" Dan zou dia
alt-aria uit de Mattheus-Passion van Joh. S. Bach,
zoo juist uitgevoerd door mej. A. Asmann en begeleid
door den heer A. J. Wetrens. dan zou die aria,
vol eigenaardige moeilijkheden en misschien daardoor
juist gekozen om het publiek te doen hooren wat
men al verrichten kan als men talent bezit, - alleen
mij kracht geven don moed niet te verliezen, om
met volle borst mede te zingen: „Willkommeu!"
zij het dan ook niet altijd een „hellerFrühlingsklang!"
Daar was anders klank genoeg en 't werd afgerond
en juist gearticuleerd uitgevoerd.
Niels W. Gade bezit het geheim om met muziek
en zang het hart te treffen; er stroomt door zijn
werken een geest van bemoediging; de uitvoering
is dankbaar voor hen die 't doen en verkwikkend
voor hen die 't hooren; als voorbeeld wijs ik op
het 2de couplet van N°. 3.
Gade zoowel als Schubert kwamen tweemaal op
hot programma voor. Mej. Asmann heeft er goed
aangedaan ons met oen paar lieve stukjes van den
laatsten componist bekend te maken. Nemen wij
eorst: „Standchen." Die altpartjj, vonklend, spat
tend, smeltend met die vrouwenstemmen.Lief,
nietwaar? En toen de laatste toon in de ruimte
zich verloor, toen was 't niet: „leise, leise,pochen
wir!" Neen, een daverend applaus was het bewijs
dat men erkentelijk was voor de schoone uitvoering
van dit nummer. „Wie viel seltner dann als Gold,
Menschen uns geneigt und hold" en wat er verder
volgt. Ik dacht bij die woorden aan veel, zéér veel.
't Was maar goed dat de pauze inviel, die mij
in de koffiekamer vond, waar binnen tien minuten
tjjds meer damp stond dan om halfelf op straat,
't Deed mij zeer aan de oogen. Kan men daar Biet
ventileeren
't Was een oudo bekende, maar altijd even nieuw,
even schoon, waarmede het tweede gedeelte van 't
programma werd geopend„Beim Sonnenuntergang 1"
Blijkbaar was dit nummer met voorliefde ingostu-
deerd; 'tliep prachtig van stapel en maakte alweer
dienzelfden indruk als toen Caecilia 't indertjjd al
leen zong.
„Kreuzzug!" Hebt ge ooit eenvoudiger muziek
gehoord P 'tWas zoo eenvoudig dat ge ook best kunt
zingen. Zingen, ja, maar teruggeven als mej. As
mann, zóó keurig, holder en zonder 't minste smetje?
En dan Liobesgliick! „Wir athmen Düfto, doch
wir schweigen, Was soil der Worte leerer Schall?"
Nietwaar? En toch moest 't mij vaa 'thart dat
ik na dien storm van bijval, waarvoor wij dan
ook beloond werden mot een extra-nummer en een
tweede uitvoering van „Standchen", de verklaring
aan mij zei ven deed, dat ik düt nooit vergeten zou
„Wirf ab, Herz, was dir kranket und was du-
bange macht!" De heer De Gooy, die in het koor
welwillend meegewerkt had, trad mot bovenstaande
woorden in „ein geistliches Abendlied" van C. Rei-
necke op den voorgrond. Als altijd, was hij ook
hier weder op zijn plaats en ofschoon het koor de
teekons somwijlen minder in acht nam, 't nummer
ging beter dan men verwacht had. Dit werd mij
althans verzekerd toen ik het gebouw verliet.
Do „Hymne" van F. M. Bartholdy gaf een
waardig slot aan het varieerend programma. Mej.
Asmann spreidde hara talenten opnieuw ten toon
en 't koor zong „con amore" wat het sinds eenigen
tijd ingestudeerd had. Daarmee behoorde de avond
weder tot het verledene.
't Past ons nu hulde te brengen aan den direc
teur den heer Taylor. Wat op één avond gezongeH
is, is vele avonden gerepeteerd. Er is met heel wat
moeiljjkheden geworsteld en er zijn heel wat be
zwaren overwonnen eer het zoover kwam. Men is
zoo spoedig geneigd op- en aanmerkingen te maken
en die - rijp en groen - den directeur naar het
hoofd to slingeren. En er zullen dan ook wel
altijd aanmerkingen te maken zijn; maar waar het
grootste gedeelte van het publiek zich zoo betuigt
als thans het geval was, daar zullen ón zangers,
èn musici, èn bestuur èa directeur zich gestreeld
gevoelen on een aanmoediging vinden op dien weg
voort te gaan.
30 Nov. 1881. Janus Horkus.
BUITENLAND.
Frankryh.
In de Kamer van Afgevaardigden heeft de heer
Gambetta gisteren bij de behandeling der aanvul-
lingscredieten voor do expeditie in Tunis, verklaard
dat de regeering gezind is om de bepalingen van
het traetaat met den bey te handhaven, maar zich
tevens bejj voren zal om de daaruit voor het land
voortvloeien do lasten tot een minimum te herleiden.
Voorts critiseerde hij het finantiëele stelsel, door
de commissie aangenomen in haar voorstel, om de
uitgaven te loealisoeren en de gewone en buiten
gewone credïeten saraeu te smelteD.
Duitsicliland.
De Rijksdag heeft gisteren de begrooting voor
het Rijks-departement van binnenlandsche zaken
behandeld. Bij den post voor do bezoldiging van
den minister vestigde de heer Windthorst de aan
dacht op de moeieljjkheden, verbonden aan het
gelijktijdig vergaderen van de Pruisische provinciale
Landdagen te Munster en Dusseldorf en de Zuid-
Duitsche Landdagen met den Rijksdag. De minister
Bötticher erkende dit bezwaar, doch deed opmerken,
dat, juist om dit togen te gaan, de Regeering reeds
dit jaar, gevolg gevende aan het voorstel van den
heer Rickert, den Rjjksdag vóór den Pruisischen
Landdag had bijeengeroependat verdere verbetering
in dit opzicht mogelijk zou zijn, indien de Rijksdag
tot een tweejaarljjksch budget zou willen besluiten,
en dat voor het overige in zelfbeperking bij het
debat ook een middel tot verbetering is gelegen.
De heer Minnigerode zeide dat de tegenwoordige
toestand het gevolg was van de door den Rijksdag in
het voorjaar genomen beslissing, zoodat genoemd
lichaam zelf verantwoordelijk was. - De heer Stauffen-
berg merkte op, dat de bijeenroeping van den Beier-
schen Landdag in dezen tijd door de Constitutie was
voorgeschreven en tot het maken van veranderingen
daarin zou eerst aanleiding kunnen zijn, wanneer de
Rijksdag steeds op een bepaalden tijd van het jaar
vergaderde. Hetgeen in een enkel jaar geschiedde kon,
zeide hij, Beieren niet tot oene wijziging der Consti
tutie nopen. - De heer Windthorst daarentegen was
van oordeel, dat een vroeger bijeenroepen van den
Landdag of eene onmiddellijke verdaging er van op
den weg der Beiersche regeering lag. - De minister
Bötticher verdedigde de bijeenroeping van de Elzas-
Lotharingeche Landscommissie tegen den 5den dezer. -
De heer Reichensperger (Olpe) achtte het raadzaam,
de vraag te overwegen, of de leden van den Rijksdag
wel leden van de bijzondere Landdagen behoorden
te zjjn; zoo ja, dan moest do Rjjksdag onvoorwaar
delijk voorgaan.
De heer Franz weidde uit over een den vorigen
dag rondgedeeld rapport der fabriek-inspecteurs en
zeide den minister dank voor de daarin grondig en
zorgvuldig verzamelde leerrijke bouwstoffen. - De
heer Pfetter bracht zekere klachten van verscheidene
groote firma's ten aanzien van de tentoonstelling te
Melbourne ter sprake. De minister Bötticher con
stateerde dat bij den rijks-commissaris tot dusver
van geen enkele zijde klachten ingekomen waren.
Benadeeling van inzenders door agenten behoorde,
zeide hij, langs privaat-rechtelijkon weg hersteld te
worden. Naar aanleiding van den post voor dea
Economischen Raad verklaarde de heer Benda dat
de nationaal-liberalen daartegen zouden stemmen,
omdat de bodoolde Raad formeel en feitelijk niet
verantwoordelijk was. Prins Von Bismarck betoogde
dat een zuiver ebjectieve voorbereiding van de bjj
den Rijksdag in te dienen wetsontwerpen bjj de
overlading der ministeriëele departementen en hun
dikwerf onpractische opvatting volstrekt noodzakelijk
was. Men moest, zeide hij, geen politieke drijfvoeren
toedichten, hetgeen eene hardheid en een blijk van
wantrouwen wezen zou. Indien men hem de middelen
weigerde om inlichtingen in te winnon, zoude hij
wellicht genoopt kunnen worden om de regoeringen
der verschillende landen uit te noodigen, eigene
gedelegeordcn naar den Pruisischen Economischen
Raad af te vaardigen.
Do heer Leutschner verdedigde de aanvrage der
regeering, doch de heer Bamberger bestreed haar, be
werende dat de Economische Raad niet geschikt
was om der rogeering de gewenschte inlichtingen
te verschaffen en slechts met den Rjjksdag concur-
reeren aou. De vorige Rjjksdag, zeide hij, had de
aanvrage geweigerd en het was een gebrek aan
heuschheid desniettemin hot voorstel wederom in
te dienen.
Ten slotte heeft de Rjjksdag met 169 tegen 83
stemmen den bedoelden post verworpen, ofschoon
prins Vou Bismarck dien in den loop der beraad
slagingen nogmaals krachtdadig had verdedigd.
Dinsdag 11. is de keizer in een open rjjtuig
uitgereden en heeft Z. M. de opera bezocht. Woens
dag reed hij opnieuw uit, na des ochtends zjjn ge
wonen arbeid weder te hebben verricht. In de vol
gende week hoopt Z. M. eene hofjacht bjj te wonen.
TelegranuaeB.
MARSEILLE, 1 December. Alhier loopt het ge
rucht dat de heer Macchïo, die, als consul van Italië
in Tunis, een zoo belangrjjke rol gespeeld heeft
vóór en kort na de komst der Franschen aldaar,
niet naar 's-Gravenhage zal gaan, geljjk men dacht,
maar in zijne vroegere betrekking naar Tunis zal
terugkeoren. Ook zal, naar men zegt, Mustapha-
pacha, de ex-premier van den Bey en die zich
thans in Frankrjjk ophoudt, weder naar zjjn land
vertrekken.