Maandag 2H November. A". 4881. Deze Oourant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Derde Blad LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURAST: Voor Leiden per 8 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0^5. PRIJS DER AD VERTESTIEN Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor bet incassee- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. LEIDEN, 38 November. De nadere inlichtingen van den minister van koloniën op het adres van L. R. C. De Jong te Paramaribo, houdende klachten over handelingen van den gouverneur van Suriname, hebben stof ge geven voor een uitvoerig rapport van de commissie uit de Tweede Kamer in wier handen die nota van inlichtingen is gesteld gelijktijdig met een adres van J. E. Muller, West-Indisch ambtenaar, verzoekende een enquête tot handhaving van zijn goeden naam. De leden der commissie vreezen dat de vraag wat in het adres waar en wat leugenachtig is, ook na de nadere inlichtingen zal blijven bestaan. Zij meenen dat niet het feit dat de heer Muller de gast zon zijn geweest van den gouverneur die hem onaangenaam bejegende, - niet de strijd tusschen de verklaringen omtrent hetgeen tusschen de arbeiders is voorgevallen, - niet enkele mededeelingen door den proc.-gen. opgevangen, - niet de bijvoeging dat hij zich over een ander punt niet heeft uitgelaten, in staat zijn om algemeen de overtuiging te vestigen, dat de heer Muller aan de Kamer een geheel uit de lucht gegrepen lasterlijk verhaal heeft opgedischt. De commissie betreurt het dat bij de groote rucht baarheid die deze zaak heeft verkregen en de vol harding van den heer Muller in zijn adres aan de Kamer bij zijne voorstelling van het gebeurde, de minister niet door een volledig en duidelijk verslag van den proc.-gen. allen twijfel heeft weggenomen. Yoorts is de commissie van oordeel dat de be schuldiging tegen den gouverneur van Suriname als zoude bij belanghebbende zijn geweest in deMaat- jchappij „Volharding" onbewezen blijft. Haars inziens komt in de verklaringen en het ge drag der heeren Leysner, getuigen van den heer Muller, veel voor dat moeilijk verklaarbaar en weinig geschikt is om vertrouwen in te boezemen, hetgeen zij nader uiteenzet. Waar zooveel onverklaarbaars en raadselachtigs overblijft, kan aan do verklaringen der heeren Leysner evenmin als aan die van Muller waarde worden gehecht. De commissie kan daarom niet instemmen met 1s ministers bewering, dat de leugenachtigheid van Muller's mededeelingen door deze verklaringen over tuigend zou blijken. Zjj betreurt het, dat het den minister niet gelukt is meer licht te verspreiden over de beschuldigingen tegen den gouverneur van Suriname uitgebracht en de ongegrondheid daarvan in het licht te stellen. Twee leden der commissie konden bezwaarlijk instemmen met de betuiging van teleurstelling over de onvoldoende inlichting, die in de verdere nota verstrekt is om de ongegrondheid aan te toonen der tegen den gouverneur ingebrachte beschuldiging. Immers de inlichtingen hebben het gevolg gehad, dat in dit verslag de beschuldiging als onbewezen bestempeld wordt. Wat het verzoekschrift van den heer Muller be treft, omtrent wiens eerlijkheid aan den president der commissie een gunstig getuigenis is afgelegd, zien de leden der comm. niet in, dat het op den weg der Kamer ligt een besluit te nemen om hem in zijn goeden naam te handhaven. Ten slotte behandelde de commissie uitvoerig de klacht van de firma De Jong over de weigering van den gouverneur van Suriname om de pacht van het perceel land in het district Bovon-Suriname weder voor een jaar te verlengen. En dan betwij felt de commissie dat de figuratieve kaart der firma Mans duidelijk maakte waar het in pacht gevraagde perceel gelegen is. Het gevolg van eene uitgifte in pacht „op een figuratieve kaart van de soort" was h. i. dat andere aanvragen geen antwoord konden bekomen en dat daardoor blijkbaar het vermoeden ontstond of versterkt werd dat dit ter wille van Mans en Co. geschiedde. Ten aanzien van de klacht der firma De Jong dat door de firma Mans werd gewerkt op haar ter rein, meent de commissie dat tot beslechting van het geschil over de grens der beide perceelen alleen een nauwkeurige opneming van het perceel der firma De Jong tot eene goede en vertrouwbare uitkomst had kunnen leiden en dat de grens van het later uitgegeven perceel der fima Mans en Co. daarna bepaald had behooren te worden. Voorts meent de commissie dat er niets blijkt van rustverstoringen of onbehoorlijke behandelingen van de werklieden der firma De Jong nadat haar het terrein was teruggegeven, door de firma Mans in bezit genomen. Een deel der commissie wees er op dat, afgaande op hetgeen hem was medegedeeld, de gouverneur heeft kunnen geloonen dat van overschrijding van grenzen eener reeds gegeven concessie geen sprake kan zijn, en voor hem geen aanleiding bestond om aan te nemen dat de firma Mans wederrechtelijk het perceel van de firma De Jong in bezit nam op het bloote beweren alleen van deze firma. In aanmerking nemende dat op het verzoek der firma De Jong nog eene definitieve beslissing kan worden gegeven - de resolutie zegt dat er voor alsnog bezwaar bestond tegen verlenging van de pacht - stelt de commissie o. a. voor te verklaren dat er termen bestaan om, na eene nieuwe en nauwkeurige opmeting van hot terrein, op het ver zoek van de firma De Jong tot verlenging van de pacht van het perceel land, groot 4000 hectaren, gelegen in het district Boven-Suriname, waartegen vooralsnog bezwaren bestonden, eene eindbeslissing te nemen. Voor de vrouwelijke veroordeelden wegens overtreding der drankwet wordt aan het eerste gesticht te Veenhuizen eene zaal in gereedheid ge bracht; terwijl voor do mannelijke veroordeelden ééne of meer zalen aan de Ommerschans bestemd zijn. Een Vaandclfcest. In een onzer vorige nommers werd reeds met een enkel woord melding gemaakt van de feestviering van de onderofficiersvereeniging „Door Vriendschap vereenigd." Van de verzonden uitnoodi- gingen tot bijwoning dier buitengewone vergadering met dames was een druk gebruik gemaakt. Ondor de aanwezigingen merkte men vele officieren van het 4de reg. infanterie op, vertegenwoordigers van andere corporaties en - last not least.de oud-strijders van '30 en '31. Er werden bij deze gelegenheid twee tooneelstukjes opgevoerd, t. w.„Joost-Uilenspiegel" en „Een nieuwe manier van poffen", beide blijspelen, het eerste in één, het tweede in twee bedrijven. Het spel was weder zoodanig dat de leden hun vroeger verdienden goeden naam handhaafden: het was vlug en los; zoodat de vereeniging opnieuw een eerste plaats onder de hier bestaande dilettanten-vereeni- gingen blijft innemen. De president was dan ook zeker aller tolk toen hij den medewerkenden voor de door hen op zich genomen moeite om den aan wezigen een genoeglijken avond te verschaffen, dank zeide, tegelijkertijd de heeren H. De Boer en G. J. Raimond ingevolge besluit eener vorige vergadering tot leden van verdienste benoemende. Het feestelijke der vergadering bepaalde zich echter niet tot dit alleen. De Vereeniging was nog een andere verrassing bereid. Eenige dames nl. had den reeds eenigen tijd vooraf het plan gevormd haar een banier aan te bieden, hetgeen met een gunstigen uitslag was bekroond en waaraan thans gevolg kon worden gegeven. Alvorens het bal be gon, traden vijf dames, het comité vormende, naar voren, en hield mej. C. M. L. Wage man a als presi dente, terwijl mej. J. Perrin het nog gesluierde vaandel binnenbracht en in de hand hield, tot de leden een toespraak, waarin zjj in de eerste plaats er op wees, dat telkens wanneer zjj, uit wier naam zij sprak, hare feestelijke bijeenkomsten bezochten, deze gevoelden, dat, hoe prettig ook gestemd, er aan deze vereeniging iets ontbrak, waarmede bjjna alle andere gezelschappen hier ter stede prijken. Het devies der vereeniging hoe schoon ook, was nooit zichtbaar en alleen bij overlevering wist men dat de leden door vriêndschap vereenigd waren. Die leus is te schoon dan dat zij niet met gulden let teren zoude prjjken. De Leidsche dames, gevoelig niet alleen voor de vele genoeglijke uren haar geschonken, maar bovenal gedachtig aan het vele goede dat de Vereeniging door hare met zooveel succes gegeven liefdadigheidsvoorstellingen heeft ge sticht, hadden getracht in dat ontbreken te voor zien en ruime deelneming stelde hen in staat thans een vaandel als blijk hunner waardeering aan te bieden. Nauwelijks had mej. Wagemans deze laatste woorden gesproken, of de sluier, welke het kostbare 'geschenk nog voor ieders oogen verborgen hield, viel weg. Daverende toejuichingen weergalmden door de zaal, en de muziek voerde een voor deze gele genheid door den hoer Grentzius vervaardigden vaandelmarsch uit. Een wensch mocht hierbjj echter niet ontbreken en deze bestond hierindat dit vaandel den leden een spoorslag zou zjjn om op den inge slagen weg voort te gaan; dat onder dit vaandel de Vereeniging steeds bloeie; dat de leden het trouw aan hunne leuze steeds hoog mochten houden en dat het nog ontelbare malen bij hunne feesten vooraf moge gaan als blijk „onzer hoogachting en die van allo Leidsche dames". Na dit op beminne lijke wjjze door haar gesprokene reikte mej. W. de banier, met de oorkonde, den president, den heer W. F. Slioker, over, die in welgekozen woorden den dames door wier bemoeiingen en bijdragen dit gewaardeerde geschenk aan de Vereeniging ten deel viel en in 't bjjzonder haar van wie het denk beeld daartoe was uitgegaan, zjjn oprechten en har- telijken dank betuigde. Zij toch hadden de wenschen der leden bevredigd; hoe gaarne deze ook een vaandel wilden bezitten, steeds bleeft het tot de vromo wenschen behooren. Nu is hier echter het spreekwoord van toepassing: „nooit gedacht en toch gekregen." De Vereeniging mag er trotsch op zijn zulk een schoon en beteekenisvol geschenk van de dameB te hebben ontvangen; moge dit er toe bijdragen om den vriendschapsband tusschen burgers en militairen steeds meer en meer te bevestigen. Daarom noodigde de president zoowel de burgerleden als zjjn kame raden uit om aan dat vaandel trouw te zweren, trouw aan de vriendschap, - en pakken zich soms donkere wolken samen en dreigt een vernielende storm de vereeniging, „dat wjj ons dan getrouw aan onze leus, die ook de Leidsche burgeressen ons toeroepen, ouder zijne hoede scharen en moge hjj ons steeds als een heilig pand aankleven, opdat onze nazaten bij het lezen der oorkonde zullen kun nen getuigen: daar was toen vriendschap, innige vriendschap tusschen Leidens burgers en soldaten." Opnieuw weergalmde de zaal van de hoezees en opnieuw deed de muziek zich hooren, waarna de heer Van der Upwich als oudste lid tot banierdra ger werd benoemd, de presidente van het dames comité een prachtige bouquet werd vereerd óók als een huldo aan hare medeleden, vervolgens een vaandellied werd gezongen en de eerewjjn aangebo den, om eindeljjk tot den dans over te gaan. In de pauzen daarvan ontbrak het mede niet aan toespraken. De banier is van blauw fluweel met gulden let teren, versieringen en franje en wordt gekroond met een op den stok te midden van een lauwerkrans rustenden leeuw. Ze doet der Haagsche firma gebr. Van Hoven alle eer aan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1881 | | pagina 1