iV. GG68.
Vrijdag 11 November.
A". 1881.
„Licht en Schaduw"
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Dit Kommer bestaat uit TWEE BLADEN.
Eerste Blad.
NOVELLEN EN SCHETSEN
GEORGE KEPPER.
Yoormaals eu nu.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Toot Leiden per 3 maandenf 1.10.
France per post.l-4®-
Alzonderiyke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEX:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
In den loop dezer maand zal onzen Abonnés weder
een nieuw boekwerk als premie worden aangeboden,
getiteld
door
Zij die zich vóór 1 December a. s. op het Leidsch
Dagblad ahonneeren, hebben mede het recht deze
Premie te ontbieden.
Deze Premie wordt uitsluitend afgeleverd aan
Abonnés en tegen afgifte van den bon, die daartoe
in ons blad zal worden geplaatst: voor Abonnés bin
nen de stad tegen 50 en voor buiten de stad tegen
70 cents.
Deze onderhoudende premie van den heer Kep-
per, die zich onder onze Nederlandsche letterkun
digen reeds een goeden naam heeft verworven,
vormt een flink boekdeel van 240 bladzijden, in
betzelfde formaat als de vroeger verschenen premiën
van dr. Jan Ten Brink.
't Is van algemeene bekendheid, dat de landbou
wers vroeger over het geheel niet zoo welvarend
waren als thans. Menige koopman, die den tijd beleefd
heeft, dat zij, in vergelijking met nn, luttel voor
hnnne producten maakten, zou u kunnen vertellen,
hoe weinig hjj destijds aan hen kon verkoopen, ja
het is zelfs wel eens gebeurd, dat men niet zooveel
verkocht, als de kosten van logies bedroegen. Tegen
woordig komt dat niet zoo meer voor. Men staat
menigkeer verbaasd over het groot getal kooplieden,
die in menige afgelegene bnnrt do boeren bezoeken
om aan hen iets te verkoopen en er wèl bij varen.
Dezen lachen er wel eens om en zeggen dat, hoe
ver zij ook van het dorp wonen, ze toch alles kunnen
krijgen. Twee of drie bakkers voorzien hen van bol,
beschnit, ja gerieven hen zelfs van taart en andore
snaperijen bij plechtige gelegenheden als doopmalen,
bruiloftsfeesten en dergelijke. Onze landlieden hebben
das geen reden tot klagen, dat men hen niet opzoekt.
En in de stad is menig winkelier er op gesteld,
dat zij bij hem binnentreden en koopen, wat van
hunne gading is. Zij weten dat ook en zeggen met
zekere fierheid, dat het niemand goed gaat, zoo het
den boer kwalijk gaat. En wie zal het wagen aan
de waarheid van dit zeggen te twijfelen De stedeling,
b{j wien de landman gewoon is te koopen, weet het
dat deze tot zijne beste klanten behoort. Menig
goud- en zilversmid zal u kunnen vertellen, hoeveel
hij aan den buitenman verkoopt. Gaat het dezen
niet wel, dan ziet hij hem ook niet bij zich. Zoo
moeten wij allen het wel erkennen, dat het een
gelukkig land is, waar landbouw en veeteelt bloeien.
Doch ook de landman heeft, bij hoeveel voorspoed
ook, een maar. En dat is? Ja, van de eigenaars
hoort men het niet, maar wel van de pachters. Zij
klagen er over, dat de landhuren zoo stijgen. Ge
zult die klacht mogelijk niet billijk vinden. Welke
enorme prijzen maken ze voor boter, kaas, jong én
vet veeDat is zoo. De prijzen zijn hoog. Ze spreken
dat ook niet tegen. En toch klagen velen dat menig
landheer de pacht telkens verhoogt, als de huurjaren
om zijn. Ze zeggen dat de zoivel-producten niet in
diezelfde mate blijven stiften, zoodat ze bij het minste
onheil niet in staat zijn d& huur to voldoen uit de
opbrengsten van hunne boerderij, maar een deel
moeten inboeten van hetgeen zij vroeger hebben
bespaard of wel door erfenis hebben verkregen.
Behooren ze niet tot deze categorie, ja dan blijven
ze~ een deel van de huur schuldig, en komt er dan
nog een ongunstig jaar, dan zjjn ze onmogelijk in
staat aan hnnne verplichtingen ooit te voldoen.
Maar ze moeten dan ook maar tot de oade een
voudigheid terugkeeron. Thans weet men haast geen
onderscheid tusschen een eigenaar en een pachter.
Deze veroorlooft zich dezelfde weelde als gene. Kijk
eens, welke dure paarden ze voor hun tilbury of
speelwagen hebben! Hoe opgetooid zijn vrouwen
en dochters, als ze naar de stad gaan of naar de
kerk rijden. Aan dezen kan men vaak niet meer zien,
dat zij tot den landbouwersstand behooren! Al die
gezegden bevatten waarheid. Toch is de klacht van
menigen pachter niet ongegrond, dat hij niet weet,
waarheen het moet, als de huur van de landerijen,
telkens als de tijd om is, weder verhoogd wordt.
Hij wil zoo gaarne aan zijne verplichtingen voldoen.
Hij bezuinigt zich, ja dikwijls op minder verstandige
wijze; want de som, die hij gewoon is voor de be
mesting van zjjn land af te zonderen, moet ook al
ingekrompen worden - en dat dit waar is, weet
menige vuilnisschipper maar al te goed, - want hij
ziet anders geen kans de landhuur te voldoen. Toch
is eene dergelijke bezuiniging onverstandig, want hot
land wordt daardoor schraal en kan niet zooveel
meer voortbrengen, zoodat de landman er weder
minder van trekt; terwijl het pand van den landheer,
juist door die voortdurende rijzing der huurprijzen,
onder die mindere bemesting lijdt en in waarde ver
liest. Deze kan hiertegen nu wel waken, door in het
huurcontract eene bepaling op te nemen, hoeveel
mest do pachter verplicht is jaarlijks op hot land
te brengen, maar deze zou dan ook wel de vrijheid
nemen zijn landheer vriendelijk te verzoeken, deze
som in mindering te brengen van de landhuur, die
kan gesteld worden. Maar ik hoor eene tegenbe-
denking! Er zijn zooveel liefhebbers, dat men hen
die naar eene woning dingen, den huurprijs zelvon
laat bepalen. Zij die zoo hoog inschrijven, erkennen
dus dat zij die pacht wel kunnen voldoenDat schijnt
zoo, maar hoe menigeen hunner kan het zeil niet
recht houden! Dat gebruik pleit alzoo niet voorde
ongegrondheid der klacht. Het wijst wel op eene
omstandigheid, die verdient bij het verledeno te
worden vergeleken. Terwijl nu ieder boerenzoon
wenscht zelf boer te worden, - en daar dit niet
mogelijk is, soms roekelooze biedingen doet, - zag
men voormaals velen hunner een ander bedrijf kie
zen. Hoe velen beproefden toen hun geluk ter zee
of kozen een of ander ambacht of vestigden eene
winkelzaak, waarin zij met betrekkelijk minder kapi
taal een bestaan zich konden veroveren. Zou het
niet wenschelijk zijn, dat deze les der historie nog
weer betracht werd! Menig boerenzoon, die - om
dat zjjn vader als pachter de noodige fondsen mist
om hem boer te maken, - tot den dagloonersstand
moet afdalen, zou in een anderen werkkring vaak
heel nuttig voor het algemeen werkzaam kunnen
zijn en in het vervolg meer tevredenheid zijn deel
vindenDaar zijn er eenigen, die de waarheid hier
van hebben ondervonden, omdat zij begrepen, dat
ook elders dan in den landbouwenden stand
hunne roeping lag. Zij zijn thans nuttige leden
der maatschappij. Het kleine kapitaal, dat voor
hunne woning noodig was, bracht, juist door
hunne toewijding aan het vak, dat zij kozen,
eene rente op, die zij, zoo zij zei ven eens pach
ter waren geworden, onmogelijk voor eigenonder
houd konden genieten. De diensten, die zij be
wijzen, worden door de maatschappij gewaardeerd.
Sommigeh hunner oefenen bovendien een merkbaren
invloed op al hunne familieleden nit, die tot den
landbouwenden stand behooren. Dezen leeren de
waarde van geestesontwikkeling beseffen, ja, wat
meer is, spreken met rechtmatige fierheid over hen,
die door algeheele toewijding aan den werkkring,
dien zij kozen, er een sieraad van werden. Moge
hun voorbeeld meer navolging vinden! En moge
eene billijke regeling of bepaling der pachtsom,
gelijk vele landheeren zich gelukkig ten doel stelleD,
algemeen betracht worden, dan zal een belangrijke
stand in ons midden, die der pachters, ook gebaat
worden en tevredenheid ook het deel van hen worden,
die niet zelden mopperen dat zij, bij voortduring,
eene hooge landhuur moeten opbrengen. Zij kannen
dan, zoo hun eenig onheil treft - en dat ondervinden
ze ook nogal eens - bij meerdere eenvoudigheid,
die ook door hen verdient betracht te worden, niet
alleen beter aan hunne verplichtingen voldoen, maar
bovendien ook een duitje voor den kwaden dag,
zoo die komen mocht, besparen!
LEIDEN, ÏO November.
Naar aanleiding eener missive van den commis
saris des Konings dezer provincie om, ter voorzie
ning in de vacature in het college van zetters alhier,
ontstaan door het overlijden van den heer G. H. Ber-
trand, bij hem eene nieuwe voordracht van twee
personen in to zenden om daaruit eene benoeming te
doen, wordt den Baad door B. en "Ws. eene aanbevoling
aangeboden vam tweemaal zooveel personen als er
leden te benoemen zijn, nl.: A. Boekwijt, stukadoor,
en P. Marks, huisverver, beiden geboren te Leiden
en wonende aldaar.
Door den gemeenteraad van Haarlem is gunstig
beschikt op het verzoek van den heer S. A. Klaasen,
om vergunning tot het leggen van eene brug over
de Leidsche-vaart nabij het spoorwegstation Piet-
gijzenbrug, en van rails in den weg langs die vaart
van Noordwijkerhoek af tot dit station voor zijne
stoomtram-onderneming Pietgijzenbrug-Noordwjjk
aan Zee.
De commissie uit de Staten van Zuid-Holland,,
geroepen om van advies te dienen over het voorstel»
van Gedep. Staten om de noodige gelden beschik
baar fe stellen tot wegruiming van verschillende
ondiepten in den Leidschen Vliet, beveelt de goed
keuring van dien maatregel aan, mits onder uit
drukkelijke voorwaarde, niet alleen dat do provincie
zoodoende voor zich geenerlei onderhoudsplicht aan
vaardt, maar ook dat zij geenerlei soortgelijken plicht
van anderen wenscht op te heffen. Verder adviseert
zij, van het aanbod van Rijnland, om een vierde in
de kosten bij to dragen, geen gebruik te maken,
ten einde de quaestie van den onderhoudsplicht niet
te praejudicieeren.
De Gedeputeerde Staten dezer provincie heb
ben afgewezen het verzoek van J. A. Van de Werve
c. s. te Waddingsveen, om vernietiging van een
besluit van de vergadering van stemgerechtigde
ingelanden van den Oostpolder in Schieland, in
zake het onderhond der Gouwekade langs dien polder.
Op het besluit der Prov. Staten tot vaststelling eener
verordening op het bouwen op de zee- en rivier-
waterkeerende dijken en het graven in deze, is de
koninklijke goedkeuring verleend.
De gemeenteraad van Hazerswonde heeft het
voorstel van een der leden tot wederinvoering der
schoolgelden op de beide openbare scholen aldaar
met zes togen vijf stemmen verworpen, en benoemd 1
tot onderwijzer, hoofd der openbare school van lager -
onderwijs, den heer A. Fortgens te Haarlem.
De gemeenteraad van Goudswaard heeft be
sloten, ook met het oog op het onderwijs in de
handwerken, het personeel aan de openbare schooli
aldaar te vermeerderen met eene onderwijzeres.
Yoor den aanleg van een stoomtram van daar
naar Gouda, stellen B. en "Ws. van Den Haag voor
om de voorloopige concessie te verleenen aan den
heer J. H. Maller c. s. ten behoeve van de „IJsel-