iV. 6629.
27 September.
A0. 188!.
Deze Courant wordt dagelyks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Dit Kommer bestaat Hit TWEE BLADEN.
Eerste Blad.
[iEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAST:
Toor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
PRIJS DEB ADVERTENTIES:
Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.11*.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren buiten de stad wordt/ 0.10 berekend.
Redevoering uitgesproken door
den minister van Financiën by de Indiening
der Staatsbegrooting voor 1888.
MIJNE HEEREN!
Daartoe door den Koning gemachtigd, heb ik de eer
de Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1882 bij U
over te brengen.
Ik wensch bij deze gelegenheid, in navolging van
hetgeen steeds door mijne ambtsvoorgangers geschiedde,
U eer6t bekend te maken met den toestand van het
oogenblik en met de waarschijnlijke uitkomsten van
de diensten 1880 en 1881, om daarna stil te staan
bij de begrooting voor den aanstaanden dienst en met
eenige zich aan een en ander vastknoopende opmer
kingen en mededeelingen te besluiten.
Toen mijn geachte voorganger ten vorigen jare
de Staatsbegrooting voor den dienst 1881 bij U
inleidde, deelde hij mede, dat de middelen tot be
strijding van tekorten beschikbaar, bestonden uit de
batige sloten van de diensten 1874 en 1875, te
zamen bedragende. f 6,843,607.485
en uit het overschot van de zui
vere opbrengst der leening van
•1878, adf 26,652,177.39
of te zamen f 33,495,784.875
Daarentegen meende hij, naar de
destijds bekende gegevens, de tekor
ten van de diensten 1876 tot en
met 1879 te kunnen stellen op 32,101,050.35
zoodat van de bedoelde middelen
nogf 1,394,734.52s
aangewend zou kunnen worden tot afschrijving op een
mogelijk tekort van den dienst 1880, dat toen voor-
loopig op f 3,207,693.09s werd geraamd.
Mijn voorganger voegde er echter uitdrukkelijk bij,
dat die geraamde uitkomst, uit haren aard nog geheel
onzeker, beter zou blijken te zijn, indien de opbrengst
der middelen in de laatste vier maanden van 1880
mocht medevallen of op het toegestaan bedrag der
uitgaven, ook van dezen dienst, meer dan de daarvoor
als gewoonlijk aangenomen som van f 1,500,000 be
spaard mocht kunnen worden.
Terwijl nu de uitkomsten der voor en nadeelige
sloten van de diensten 1874 tot en met 1878, zoo
als die ten vorigen jare werden vermeld, onveranderd
zijn gebleven, kon ik reeds in de zitting der Eerste
Kamer van 26 Juli 11. mededeelen, dat het tekort
van den dienst 1879 ongeveer f 300,000 minder be
draagt dan waarop het ten vorigen jare berekend
was, en dat de dienst 1880 waarschijnlijk een niet
geheel onaanzienlijk overschot zoude opleveren.
De algemeene rekening van den dienst 1879, die
nog bij de Algemeene Rekenkamer in onderzoek is,
doch vermoedelijk geene noemenswaardige wijziging
zal behoeven te ondergaan, wijst voor het gezamen
lijk bedrag der uitgaven in stede van het daarvoor
ten vorigen jare gestelde bedrag van f 115,515,248.10,
eene som aan van f 115,291,263,88s
en voor het ten vongen jare op
f 111,630,102.54 gestelde bedrag
der ontvangsten, eene som van f 111,703,169.42s
Het nadeelig slot is dus van
f 3,885,145.56 gedaald tot. f 3,588,094.46
Voor den dienst 1880 hebben de ontvangsten, die
ten vorigen jare berekend werden op f 111,^2,969
deze verwachting ver overtroffen, daar zij, blijkens
den vergelijkenden staat, gevoegd nevens de toelich
ting van het ontwerp van wet op de middelen voor
de dienst 1882, thans geacht worden te zullen op
brengen f 115,514,180.71s
De uitgaven van dezen dienst zijn
toegestaan tot een gezamenlijk be
drag van f 116,751,606.95s. Ten v«-
rige jare, toen de suppletoire begroo
tingen nog niet alle bekend waren,
moest, in de sedert vele jaren aan
genomen onderstelling, dat op het
toegestaan bedrag f 1,500,000 be
spaard zou kunnen worden, de som
dier uitgaven gesteld worden op
f 114,640,662.09s. Intusschen kun
nen zij thans, volgens de opgaven,
Transport f 115,514,180.71s
die in de toelichtende staten der
verschillende begrootingsontwerpen
opgenomen en in de algemeene
recapitulatie op de hoofdstukken
der begrooting voor den dienst 1882
verzameld zijn, voorloopig gesteld
worden op113,309,179.39s
Voor den dienst 1880 kan dus
in stede van een nadeelig slot van
ruim f 3,200,000 een vermoedelijk
batig saldo worden aangenomen van f 2,205,001,32
De vermoedelijke uitkomst van den dienst 1880,
zooals die zich thans voordoet, is dus f5,412,694.415
gunstiger dan men een jaar geleden mocht verwach
ten, en dit verschil is weder voor f 4,081,211.71s
het gevolg van hoogere dan de toen berekende ont
vangsten, en voor f 1,331,482.70 van lagere dan de
destijds aangenomen uitgaven.
Voor zooveel de ontvangsten betreft, hebben, ten
gevolge eener zeer gunstige opbrengst en door aan
zuiveringen, in het laatste derde gedeelte des jaars,
daartoe bijgedragen:
De gewone middelen, met uitzondering alleen van
de hierna afzonderlijk genoemde f 3,365,578.90s
De teruggaven en renten van voor
schotten, waaronder die aan de Am-
sterdamsche Kanaalmaatschappij ver
leend 92,901.52s
De toevallige baten, inzonderheid
door de teruggave van te veel uitge
keerde gelden wegens bijdragen aan
de geldmiddelen van Suriname tot en
met den dienst 1876, en door winst
op de aanmunting van pasmunten 423,595.06
En de baten, voortgevloeid uit de
eindliquidatie van het beheer der voor
malige wees- en momboirkamers236,636.22s
f 4,118,711.71s
waar tegenover staat, dat de bij
drage uit de koopprijzen van domeinen
waarschijnlijk beneden het daarvoor
ten vorigen jare gestelde bedrag zal
blijven met37,500.00
Blijft de genoemde som van f 4,081,211,71s
De uitgaven van den dienst 1880 zijn, gelijk uit het
reeds medegedeelde blijkt, in het geheel f3,442,427.56
beneden het toegestaan bedrag gebleven. Deze besparing
verdeelt zich hoofdstuksgewijze als volgt:
Hoofdstuk II (Hooge Colleges van Staat en het Ka
binet des Konings f 19,014.90s
III (Dep. van Buitenland-
sche Zaken 15,913.54s
IV Justitie. 76,797.48s
V Binnenland-
sche Zakes^ 570,737.77s
VI Marine. 475,920.96s
VIIA (Nationale Schuld) 521,438.34
VIIB (Dep. van Financiën) 374,964.09s
VIII Oorlog) 884,131.56s
IX Waterstaat,
Handel en Nijverheid) 344,096.65
X (Dep. van Koloniën). 112,884.74
XI (Onvoorziene uitgaven) 46,527,49s
Te zamen f 3,442,427.56
Mij tot de belangrijkste oorzaken dezer verschillen
bepalende, vermeld ik hier, dat in ronde cijfers beneden
de raming blevenvoor het Departement van Buiten-
landsche Zaken, de uitgaven wegens buitenlandsche
zendingen en consulaten f 14,000; voor het Departe
ment van Justitie, die voor de rechterlijke macht
f 30,000, voor de algemeene Rijkspolitie f 17,000, voor
gevangenissen f 52,000 en voor pensioenen en wacht
gelden f 50,000waartegenover, bij suppletoire be-
gprootingen, verhoogingen van ongeveer f 9000 voor
gebouwen en van f 73,000 voor kosten der gestich
ten te Ommerschans en Veenhuizen gevraagd zullen
moeten worden. Bij het Departement van Binnen-
landsche Zaken is of zal minder dan toegestaan was,
worden uitgegeven voor het binnenlandsch bestuur
f 28,000, wegens besmettelijke veeziekten en andere
uitgaven ter zake der medische politie f 79,000, voor
de verschillende takken van onderwijs f 349,000, voor
kunsten en wetenschappen f34,000, voor de Staats
courant en het Staatsblad f 11,000 en voor pen
sioenen f 26,000.
Bij het Departement van Marine kon op de uitga
ven voor materieel en personeel der zeemacht respec
tievelijk f 285,000 en f 105,000 en op die voor het
loodswezen en de betonning en bebakening f 65,000
worden bespaard. De lagere uitgaaf op het hoofdstuk
der Nationale Schuld is grootendeels het gevolg van
het ongebruikt blijven der renten van de waarborg?
kapitalen voor de muntbiljetten. Op dat voor het
Departement van Financiën werd minder dan ge
raamd was uitgegeven: wegens verlies op de ver
smelting van koperen pasmunt f 99,000, kosten van
herziening der belastbare opbrengst van de gebouwd®
eigendommen f 99,000, uitkeering aan de gemeente
van 4/5 der opbrengst van de personeele belasting
f 50,000, kosten van beheer der indirecte belastingen
f56,000, voor de Eerediensten f20,000 en voor pen
sioenen en wachtgelden f 25,000. De besparing bij
het Departement van Oorlog is grootendeels verkre
gen op de posten wegens traktementen en soldij enj
die op het hoofdstuk voor Waterstaat, Handel en
Nijverheid op de uitgaven voor verschillende water
staatswerken en die bij het Departement van Kolo
niën op de uitgaven ten behoeve der kolonie Suriname.
De ontvangsten en uitgaven van den dienst 1880,
voor zooveel die thans bekend zijn, kunnen in de
navolgende hoofdrubrieken gesplitst worden.
Ontvangsten.
Gewone middelenf 107,581,712.73®
Aflossing en renten der restant-
leeging aan de Amsterdamsche Ka
naalmaatschappij 4,714,996,11
Teruggave van tot en met 1876
te veel uitgekeerde bijdragen aan
de kolonie Suriname323,335.64®
Baten, voortgevloeid uit de eind-
liquidatie van het beheer der voor
malige wees- en momboirkamers. 2,786,636.22®
Bijdrage uit de koopprijzen van
domeinen107,500.00
Te zamen f 115,514,180,71®
Uitgaven.
Algemeene dienstf 72,347,424.93®
Rentebetaling en verplichte
amortisatie27,935,237.99
Aanleg van Staatsspoorwegen en
subsidiën voor spoorwegen 7,300,000.00
Bestrijding van veeziekten. 202,107.50
Uitbreiding der bij beetek vast
gestelde werken van de Amster
damsche Kanaalmaatschappij 41,062.50
Herziening van de belastbare op
brengst der ongebouwde eigendom
men 134,084.09
Buitengewone uitgaven voor het
Departement van Oorlog. 3,570,262.38
Idem voor dat van Marine 1,779,000.00
Te zamen f 113,309,179.39®
Ten vorigen jare heeft de toenmalige Minister van
Financiën, naar aanleiding van «en gelijksoortig over
zicht, onder de aandacht gebracht, dat, terwijl de
uitgaven voor den algemeenen dienst en de rentebetaling,
in 1879 tegenover 1878 met ruim f 1,750,000 wa
ren toegenomen, de middelen in datzelfde tijdvak met
ruim f 2,580,000 waren gestegen, welke laatste ver
meerdering echter werd teruggebracht tot ruim
f 398,000, indien men de nieuwe belasting der suc
cessie in de rechte lijn buiten rekening liet. Over een
vijfjarig tijdvag genomen, dat is in de jaren 1875
tot en met 1879, gaven de uitgaven voer den alge
meenen dienst en de rentebetaling toen eene vermeer
dering aan van f 12,134,199.29, en de gewone mid
delen, met inbegrip der successie in de rechte lijn,'
eene toeneming van slechts f 9,684,788.75s.
Maken wij thans zoodanige vergelijkingen roet in
begrip der reeds bekende uitkomsten van 1880, dan
verkrijgen wij meer verblijdende resultaten. Wij zien
dan dat de gewone middelen van 1880 ruim f 4,078,500
meer afwierpen dan die van 1879, waarbij ik opmerk
dat de successie in de rechte lijn slechts voor f 479,500
in dit gunstige verschil deelt, terwijl daarentegen d®
uitgaven voor den algemeenen dienst en do rentebetar
ling over 1880 ruim f 637,000 minder bedroegen
dan over 1879; voorts dat in de vijf jaren van
1876 tot en met 1880 de gewone middelen met niet
minder dan f 11,355,824.04s, de uitgaven voor den
algemeenen dienst en de rentebetaling daarentegen met
slechts f 8,720,744,63 toenamen.