N°. 6522. Maandag 23 Mei. A". 1881. Dezo Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Met 1 Juni begint een nieuw kwartaal van het Leidsch Dagblad. Zij die zich als dan op deze Courant abonneeren, ontvan gen de tot dien datum verschijnende num mers gratis. Het gouden feest van Sempre Crescendo, n. IDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COÜBAJT: Voor Lu Jen per 8 meenden.J 1.10. Frenco per posta 1.40. Afaonderigke Nommen0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES Tut 1—0 regel»1.08. Iedere regel meer0.17J. Crootera letters aasr plaatsruimte. Wij zijn zoo gelukkig te kunnen vermolden dat de tweede feestdag, wat het geschonken kunstge not betreft, voor den eersten dag niet behoeft onder te doen. Wat aan dit concert zijn eigenaardig karakter verleende, was de medewerking van een aantal oud-studenten, die in het orkest hadden plaats genomen, gelijk in do dagen van olim, waar zij, zooals later in het maatschappelijk leven, de eersto viool speelden, of zich met een beschei dener, maar daarom toch nuttigen werkkring moeten vergenoegen. Enkelen hunner, op wie wij straks terugkomen, traden zelfs als solisten op en deden daardoor het oude S e m p r e in vollen luister herleven. Beethovens „Eroïca'' opende den avond en werd op een wijze ten gehoore gebracht, zooals in onze stad slechts zelden het geval is. Wij hebben niet noodig over dit algemeen bekende werk nog verder uit te weiden, waarin Beethovens machtige per soonlijkheid zich in hare volle majesteit vertoont, nadat hij zich aan den invloed van Haydn en Mozart had weten te ontworstelen. Zooals gewoonlij k, maakten de twee meest bevattelijke gedeelten, de „rnarche funèbre" en het „scherzo", dat op zoo natuurlijke wijze do beweeglijkheid van een legerkamp schil dert, zoociat men den bevelhebber, door zijn legerstaf omstuwd en overal bij zijn verschijning met fanfares begroot, als tusschen de gelederen ziet doorrijden, op het publiek den meesten indruk. Hoe plastisch wordt ons hier alles voor oogen getooverd, terwijl de componist zich tevens in streng muzikale vor men blijft bewegen, en hoe verre zijn wij niet van die gedetailleerde en overdreven schildering verwij derd, waarin de corypheeën van den nieuwer en tijd zich vermeien en waardoor de muziek uit hare natuurlijke sfeer wordt gerukt! Lessings verhan deling over de grenzen der dichtkunst en schilder kunst, die ook op de muziek van toepassing is, zou in onze dagen voor velen geen overbodige lectuur zijn. Een hoogst verdienstelijk dilettant, de heer Yan der Wens uit Rotterdam, verplichtte het gezelschap, waar hij meermalen als solist was opgetreden en waarvan hij eerelid is, henevens zijn toehoorders met de voor dracht van een aria uit Haydn's „Jahreszeiten" en vervulde zijn taak op een wijze, die hem aller goed keuring deed verwerven. Wat ons vervolgens werd aangeboden, kon met recht een der piquante scho tels van den avond genoemd worden. Een achtbaar raadsheer uit de residentie, de heer mr. C. Asser, oud-voorzitter van S. C., speelde een recitatief en adagio uit het 6de concert van Spohr met zooveel smaak en degelijkheid, met zooveel gevoel en zeker heid, dat men in hem met recht een geoefend vio list mocht begroeten, die waarlijk niet behoeft te schromen zich in het openbaar te doen hooren. Wij zullen straks nog gelegenheid vinden van den tabmÜVOTen musicus melding te maken, wanneer wij hem naast een anderen, even waardigen kunst broeder zullen ontmoeten. Geen wonder, indien zijn spel en optreden, dat op de feestviering een eigenaardig stempel drukte, een luidruchtige bij valsbetuiging uitlokte. Hij werd door mej. Anna Yerhnlst vervangen, de begaafde dochter van onzen grootsten componist. Het leverde een tredenden aan blik op den grijzen vader het orkest te zien aan voeren, terwijl de jeugdige dochter met haar piano spel de toehoorders verrukte. Verhuist is, als het ware, de goede genius onzer muziekuitvoeringen geworden, in wiens hoede men zich veilig gevoelt en door wiens tegenwoordigheid iedere vrees voor een mogelijke teleurstelling of mislukking onmid dellijk wordt verbannen. Mocht het denkbeeld, om twee pianisten op hetzelfde feest, als het ware naast elkander, te doen optreden, op zich zelf niet geluk kig genoemd worden, omdat daardoor onwillekeurig vergelijkingen worden in het leven geroepen, die allicht tot een onjuist oordeel kunnen leiden, zoo heeft deze minder gelukkige combinatie op het kunstgenot niet den minsten nadeeligen invloed gehad. Mej. Verhuist heeft het concert van Hiller, een weinig gekend werk, met zooveel degelijkheid, smaak en virtuositeit voorgedragen, dat zij ieders bewonde ring wegdroeg en de concurrentie met hare gevierde voorgangster, wier meerdere zij in echt muzikalen aan leg zou kunnen genoemd worden, niet behoeft te schro men. Nu de pianisten aan de orde zijn, moet ons toch de vraag van het hart, waarom Mendelssohn's klavier-composities, die tot de beste behooren, wel ke voor dit instrument geschreven werden, tegen woordig zoo weinig ten gehoore worden gebracht? Intusschen was de groote componist op het pro gramma niet vergeten, want zijn ouverture „Mee- resstille und glückliche Fahrt", naar aanleiding van het schoone gedicht van Göthe, waarvan Beethoven een keurig werk voor koor gecomponeerd heeft, opende de tweede afdeeling. De vertolking was het schoone werk, met zijn breede en statige inleiding, zijn levendig en drama tisch slot, waardig. "Wij zien, in onze verbeelding, de spiegelvlakke wateren, door het zonlicht beschenen, in hunne onmetelijkheid voor ons uitgestrekt en een schip van de verre reis met volle zeilen de haven binnenstevenen, waar het door de samengestroomde menigte met gejuich en trompetgeschal begroet wordt. Het bedrijvig scheepsleven wordt hier op een wijze geteekend, zooals wellicht nog nooit in edeler vorm is geschied. Het was een gelukkig denkbeeld van het feest comité den cellist, den heer J. Giese, eerelid van S. C., die sinds vele jaren deel uitmaakt der trouwe Haagsche garde, welke ons orkest helpt versterken, te verzoeken zich te doen hooren in een kring, dien hij meer dan twintigmalen als solist aan zich heeft verplicht. Het gezelschap is hem grooten dank schul dig, voor de welwillendheid waarmede hjj steeds bereid was aan de uitnood iging gevolg te geven, zijn toehoorders met zijn heerlijk spel te boeien en ook ditmaal bleef hij niet achterwege. Het is telkens een nieuw genot, den gevierden Haagschen meester te hoo ren en te bewonderen, die, blijkens zijn voordracht van gister van'een „nocturne" van Chopin en een „gavotte" van Bach, met het klimmen der jaren het jeugdig kunstvuur niet verloren heeft. Op algemeen ver langen werd door hem, na de eer der terugroeping, nog een geestig stukje ten beste gegeven. Bij zondere vermelding verdient nog dat hij door een onzer hoogleeraren, oud-commissariB van S. C., die zich in het orkest bij de pauken reeds dapper ge weerd had, op hoogst verdienstelijke wijze bege leid werd. Mej. A. Verhulst speelde alsnu achtereenvolgens een „sonate" van Scarlatti, een „menuet" van Mosz- kowski en een „rigoijpn" van Rafif, alle met zulk een meesterschap, dat het opgetogen publiek niet eerder rustte, voor zij nog iets ten beste gaf. Het was overigens te bejammeren dat door geen der beide pianisten een werk van Chopin werd gespeeld. Hoewel hij dagelijks meer als de grootste piano componist van den nieuweren tijd wordt beschouwd, was hij ditmaal slechts door een arrangement van Servais voor de violoncel vertegenwoordigd. "Wij teekenen nog terloops aan dat hetzelfde] „menuet" den vorigen avond door mej. Timanoff zou gespeeld zijn, maar zeer wijselijk door een derde nommer, de „Loreley" van Liszty, vervangen werd. Het „andante" en „presto" uit de bekende Kreutzer- sonate van Beethoven, werd door twee oud-leden van S. C., den hoogleeraar mr. H. Van der Hoeven en mr. C. Asser, zoo uitmuntend gespeeld en met zoo veel smaak voorgedragen, dat deze veeleer op den naam van kunstenaars dan van dilettanten kunnen aanspraak maken. Een woord van hulde en dank moge hier niet misplaatst worden geacht voor de beide mannen, die niet alleen aan de hoogeschool tot eere hebben gestrekt en den luister van S. C. hebben opgehouden, maar door hunne muzikale voordracht getoond hebben bij hunne wetenschappe lijke studiën nog tijd beschikbaar te hebben voor de be oefening der schoone kunst, door hen in hunne jonge lingsjaren met zooveel liefde en toewijding gekweekt. Wij wenschen het tegenwoordige Sempre vele leden toe, zooals zij geweest zijn; dan zal het gezelschap meer en meer aan zijn roepiDg beantwoorden, na melijk de studenten, door geregelde oefening en onderling samenspel, in de hoogere kennis der mu ziek in te wijden. Met genoegen merkten wij daarom op dat de zang van den heer Van der Wens door een der tegenwoordige commissarissen van S. C. op de piano begeleid werd, een bewijs te meer, hoe de muzikale talenten onder ons studentencorps nooit ontbroken hebben. Nadat de heer Van der Wens nog twee fraaie Duitsche liederen had voorgedragen, gaf hij Schu mann's beroemd „ich grolle nicht" ten beste, waarbij hem wellicht die zelf beheersching ontbrak, die men recht heeft in een geroutineerd zanger te verlangen, maar bij een dilettant niet in die sterke mate be- hooft aanwezig te zjjn en waartoe wellicht de geest driftige toejuiching het hare zal hebben bijgedragen. Webers „Jubel-ouverture," het gewone slot van bij kans alle muziekfeesten, maakte ook nu een einde aan dat van hier. Het „God save the Queen" was voor deze gele genheid in het „Io Vivat" herschapen, op effectvolle wijze door den oud-directeur N. J. Wetrens gecom poneerd, die eveneens, gelijk zijn broeder de heer A. J. Wetrens, gedurende vijf en twintig jaren aan het hoofd van het gezelschap heeft gestaan, zoodat zij niet om den voorrang behoeven te twisten. Naar men ons van vertrouwbare zijde mededeelt, werd de viering van het zilveren feest door kerkelijke begrijpen verhinderd, daar het toenmalige kerk bestuur weigerde een kerkgebouw af te staan, zoo als uit het protest van commissarissen van S. C. blijkt, dat in de Leidsche Courant van 14 Mei 1856 staat opgenomen. Als protest tegen die tegenwer king werd ook op den 30sten Mei aan het bestuur van S. C., dat dien avond ten huize van den president den heer Jac. Van Kaathoven vergaderd was, door verschillende Leidsche corporaties, waaronder b. v. de liedertafel de „Avondster" en de muziek der rijdende artillerie en jagers, die toen beide hier in garnizoen lagen, een serenade met fakkellicht ge bracht. Het gevolg was dat onmiddellijk de studen ten-sociëteit voor de serenadebrengers door de kroeg- commissie werd geëmancipeerd. Na de serenade toog men daarheen, waar later in den loop van het fees telijk samenzijn ook het bestuur van S. C. verscheen. Met des te meer voldoening Jcan daarom op den afloop van dit feeBt worden teruggezien, dat, door geen enkelen wanklank verstoord, slechts de aangenaamste herinneringen bij de toehoorders kan hebben achtergelaten. [Het 10-jarig bestaan werd gevierd met een concert, niet in de Hooglandsche- maar in deLuther- sche kerk.] CORRESPONDENTIE. - Het stuk geteekend „Almanak" zal opgenomen worden zoodra de plaats ruimte dit toelaat. - M.! Maandag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1881 | | pagina 1