Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Dit Nominer bestaat uit TWEE BLADEN.
Eerste Blad.
Herhaaldelijk blijkt ons dat vele abonnés
niet voldoende bekend zijn met den loop
der verschillende kwartalen van het Leidsch
Dagblad. Daarom herhalen wij hier nogmaals
dat die kwartalen, in verband met den datum
van oprichting der courant, aldus zijn ver
deeld
1° kwart.: Maart, April en Mei.
2e Juni, Juli en Augustus.
3e September, October en November.
4e December, Januari en Februari.
Alléén op den lsten der maanden Maart,
Juni, September en December treden dus
nieuwe kwartalen in en kunnen abonne
menten worden opgezegd; niet tusschen-
tijds. Nieuwe abonnementen worden echter
dagelijks aangenomen, zoo ook den lsten
Mei; van het loopende kwartaal wordt dan
enkel die maand in rekening gebracht tegen
37 Cents.
Geen nieuw onderwerp.
N°. 6504.
Maandag 2 Mei.
A". 1881.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels.1.05.
Iedere regel meer0.17J.
Grootere letters naar plaatsruimte.
Het zal waarschijnlijk bij geen onzer lezers eenige
tegenspraak ontmoeten als wij verklaren geen nieuw
onderwerp te behandelen, zoo wij voor de zooveelste
maal het beloofde academiegebouw bespreken.
Behoeft dat herhaald terugkomen op dit onderwerp
wel verschooning? Ons komt het voor van niet.
Zoolang de regeering de plechtige belofte door haar
gedaan nog niet is nagekomen, zoolang onze stad
nog ontsierd wordt door eene plek gronds, die, „woest
en ledig", als de chaos slechts een ellendigen indruk
vermag te maken op elk die haar ziet; zoolang
dit alles nog zoo is, zullen wij blijven hameren op
ons aanbeeld, zullen wij bljjven protesteeren tegen
verwaarloozing van de belangen van Leiden en van
de Leidsche academie. „Een gestage droppel door
boort den hardsten steen" en gestaag zal de droppel
zijn. De Leidenaars hebben vanouds getoond te
weten wat volhouden iswij zullen onze voorvaderen
niet beschamen.
Te meer reden hebben wij thans en nogmaals de
aandacht op deze brandende quaestie te vestigen,
nu wij een idee vernamen, dat ons zóó toelachte,
dat eene verspreiding in ruimeren kring allicht haar
nut kan hebben.
't Idee is zoo eenvoudig mogelijkDe Staat heeft
geen geld om eene 'academie te bouwen Welnu,
zjj bouwe geen academie en toch kan een ieder ge
holpen zijn.
Is er wel behoefte aan een academiegebouw, zoo
grootsch schoon als de tentoongestelde plannen
in 1877 - 't is al lang geleden - ons lieten zien?
Eigenlijk niet. Behoefte is er aan collegelokalen,
en nog niet eens aan veel collegelokalen.
De medische en philosophische faculteit zjjn be
hoorlijk voorzien van al hetgeen zij noodig hebben,
en, al laat de inrichting ook hier en daar wat te
wenschen over, met betrekkelijk geringe kosten is
het te herstellen. Één belangrijke behoefte bestaat
bij haar, nl.: uitbreiding van het chemisch labora
torium en een nieuw laboratorium voor Anatomie
en Hygiène. Doch dat laatste zou althans niet in de
nieuwe academie geplaatst worden, hiervoor zal
men toch onafhankelijk van de andere plannen een
nieuw gebouw moeten inrichten. Doet men dat - en
gelegenheid is daarvoor genoeg - dan kan ook de
Scheikunde haar eiseh krijgen doordien men haar
nog toewijst, wat thans door de Anatomie in beslag
is genomen.
De drie overige faculteiten hebben evenwel ge
gronde reden tot klagen. De hulpmiddelen die zij
vereischen zijn weinig: slechts eenige behoorlijke
collegelokalengeen kostbare laboratoria, geen in
strumenten, slechts een ruime frissche kamer vol
gelegenheid tot zitten en schrijven en een eathedertje.
Dat is alles - en dat weinige missen zjj nog.
De colleges worden gegeven voor het meerendeel
in bekrompen, lage lokalen, tenzij de hoogleeraren
ze aan huis geven hetgeen evenwel bij een eenigs-
zins aanzienlijk getal leerlingen niet mogelijk is.
Wil men een proeve zien van de lokaliteit, waarin
onze aanstaande staatslieden worden opgekweekt,
men brenge een bezoek aan het collegelokaal voor
het Romeinsch Recht, dat als aanhangsel van de
Indische Inrichting tegenwoordig dienst doet, doch
vermoedelijk voor een veel minder verheven doel door
zjjn bouwmeester bestemd was.
Zoo men nu het gebouw op het Rapenburg naast
de Academie, waar thans het Kabinet van Platen
en Pleisterbeelden gevestigd is en het daarnaast gele
gen verbouwde, desnoods het huis van prof. Scholten
er bij aankocht (de beide andere gebouwen behooren
reeds aan het Rjjk), dan kon men hier een uitstekend
gebouw verkrjjgen voor een tiental grootere en kleinere
collegezalen. Zoo men het gebouw zelfs een sierljjk,
uitwendig voorkomen wilde geven, zou men toch
nog met honderdduizend gulden, dus een tiende
van den prjjs eener nieuwe Academie, zeer veel
kunnen doen.
Aan de eischen van het onderwijs was dan voldaan,
aan de eischen van de schatkist „in onze benarde
omstandigheden" eveneens en met een gerust hart
kon men der gemeente Leiden de vrjje beschikking
weergeven over de zandvlakte aan het Steenschuur.
Maar zelfs, zoo dit alles niet zoo ware, had het
plan toch veel voor, want behalve aan deze reeds
genoemde eischen voldoet het nog aan eene, nl. aan
den eisch der historie en der poëzie.
Men moet oude boomen niet verplanten. De Aca
demie is groot en aanzienljjk geworden in het voor
malige Witte-Nonnenklooster. Laat haar daar bljjven
Waar ter wereld kan zjj zoo n statige, indrukwek
kende senaatskamer vinden als die welke prjjkt met
de portretten der groote mannen, die hier geleeraard
hebben. De examenlokalen der verschillende facul
teiten zjjn ook alleszins voldoende en het zou den
examinandus niet goed afgaan zoo hjj niet in dat
„zweetkamertje", door Ilildebrand onvergankelijk
gemaakt, zijn grootste* angst en zjjn grootste vreugde
doorstond. Men behoude dus de Academie voor exa
mina en promotiën.
En het Groot-Auditorium zal men ons vragen.
Het bestaande is niet mooi, doch de acoustiek is er
althans vrjj goed; de ruimte, als niet allen op een
hoopje achteraan gaan staan, voldoende. Bovendien,
tweemaal 's jaars wordt het gebruikt en bij de
inaugureele oraties. Is het nu wel de moeite waard,
alleen om een fraaie zaal drie- of viermaal per jaar
op zjjn hoogst te gebruiken, een geheel nieuw ge
bouw te stichten Wij meenen dat dit bepaald luxe
zou zijn en het was om al deze redenen, niet het
minst om de historische, dat wjj dit plan aan aller
aandachtige overweging wenschen te onderwerpen.
LEIDEN, 30 April.
Heden is aan de universiteit alhier de heer W. C.
Mees, geb. te Rotterdam, bevorderd tot doctor in
de rechtswetenschap, met academisch proefschrift,
get.: „De gevallen waarin, volgens het Wetboek
van Burgerljjke Rechtsvordering, ljjfsdwang kan
worden toegepast."
Bjj de heden, onder nadere goedkeuring van
den minister van oorlog, gehouden aanbesteding voor
het doen van herstellingen aan kazernegebouwen
alhier, onder het beheer der genie te 's-Graven-
hage, waarvan de begrooting f 6950 bedroeg, waren
inschrjjvers de heeren: A. Ressenaar voor f 6655»
Yan Gelder f 6939. J. Yerhoog, f 7450, W. H.
Neuteboom f 6490, S. Yan Leeuwen 6600, J.
Boom f 6435 allen alhier, en A. Rutgers te 's-Hage
voor f 6666.
De Staatscourant van heden bevat het verslag
der rjjkscommissie voor graadmeting en waterpas
sing, aangaande hare werkzaamheden gedurende het
jaar 1880. Omtrent de lengtebepaling Leiden-Green-
wich wordt gezegd: In de jaren 18671870 zjjn
door Kaiser op verzoek van het bestuur der Euro-
peesche graadmeting de lengteverschillen bepaald
tusschen de sterrenwacht te Leiden en die te Göttin-
gen, te Bonn en te Brussel. De bepaling van het
lengteverschil tusschen Leiden en Greenwich, die ook
door dat bestuur wenschel jjk was geacht, bleef echter
voorloopig achterwege, voornamelijk omdat al de
waarnemingen, zoowel te Greenwich als te LeideD,
door Hollandsche sterrenkundigen moesten volbracht
worden en hierdoor de gewone werkzaamheden op
de sterrenwacht te Leiden ten deele zouden moeten
worden gestaakt. Niettegenstaande dit bezwaar be
sloot de directeur der sterrenwacht te Leiden tot
de uitvoering van het plan over te gaan, en nadat
de astronomer royal van Engeland, sir G. B. Bing,
tevens zjjne medewerking had toegezegd, en de be
sturen der verschillende telegraafljjnen welwillend ver
gunning hadden verleend om de telegraafgeleiding
tusschen de sterrenwachten te Leiden en te Green
wich in de maanden Juli, Augustus en September
gedarende een deel van den avond en den nacht
te gebruiken, werden in de laatste helft van Juni
1880 de astronomische instrumenten en de toestellen
voor het wisselen der electrische seinen van Leiden
naar Greenwich overgebracht. Een en ander werd
daar opgesteld in twee houten hutten, die de direc
teur der sterrenwacht te Greenwich had doen op
richten, en, dank zjj de krachtige hulp, welke hjj
verder verleende, was in de eerste dagen van Juli
alles voor de waarnemingen gereed. Het weder was
echter, vooral te Greenwich, zeer slecht, zoodat de
eerste helft der waarnemingen, die door dr. E. F.
Van de Sande Bakhuyzen te Greenwich en door het
commissielid den heer H. G. Van de Sande Bak
huyzen te Leiden werden volbracht, moesten worden
voortgezet van 7 Juli tot 13 Augustus. De tweede
waarnemingsreeks, bjj welke de beide waarnemers
hunne standplaats hadden verwisseld, werd daaren
tegen door het weder begunstigd, zoodat zjj reeds
op 5 September kon gesloten worden. De telegraphi-
sche gemeenschap werd gedurende de geheele periode
slechts enkele malen door onweder verstoord.
Bij gemis van twee geljjke instrumenten werde*
de tijdsbepalingen te Leiden volbracht met den
meridiaancirkel, te Greenwich met een draagbaar
passage-instrument van Pestor en Martens, door
Kaiser indertijd ten behoeve van de graadmeting
aangekocht. Van eene omwisseling der instrumenten
gelijktjjdig met de waarnemers kon dus geen sprake
zjjn, en men mocht niet aannemen dat uit het ge
middelde der beide waarnemingsreeksen de invloed
van het verschil der persoonlijke fouten zon zijn
opgeheven. Om dit doel te bereiken werd het pas
sage-instrument, na den terugkeer uit Engeland,
weder op zjjn pjjler te Leiden geplaatst, en, op
geljjke wjjze als vroeger tusschen Leiden en Green
wich, thans het lengteverschil bepaald tusschen de
punten, boven welke de meridiaan-cirkel en het
passage-instrument waren opgesteld. De afwijking
van de dus gevonden waarde van die, welke door
opmeting op het terrein met een hoogen graad van
juistheid gevonden is, doet het verschil der per-
soonljjke fouten kennen, zoowel wanneer E. F. Van
de Sande Bakhuyzen aan den meridiaantoestel en
H. G. Van de Sande Bakhuyzen aan het passage-