ft0. 6439. Zaterdag 12 £;eL*raari. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Het Roode Kruis. 40 C 1 j». i ovj i LEÏDSCÏÏ b> DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. j. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 16 regels.1.05. Iedore regel meer0.17$. Grootere letters naar plaatsraimte. STADS-BERICHTEN. De Voorzitter van den Gemeenteraad van Leiden noodigt Li) deze, krachtens art. 7, 2de alinea der Wet van 4 Juli 1850 (Staatsblad n°. 37), de inwoners dezer gemeente nit om, zoo zij elders in de directe belastingen zijn aaugeslagen, daarvan vódr den 15den Febrnari e. k., door overlegging der aanslagbiljetten ter Secretarie dezer gemeente, te doen blijken, ten einde zoo noodig hun recht te bewijzen om, bij de jaarlijksche herziening der lijsten van kiesbevoegden, daarop te worden geplaatst. Leiden, De Voorzitter voornoemd, 9 Febrnari 1881. DE KANTER. BURGEMEESTER ün WETHOUDERS van LEIDEN; Gezien art. 6 der Verordening van den 27stcn November 1879 (Gemeenteblad N°. 10); Brengen ter algemeene kennis dat door hen is benoemd: tot Heer der gebnnrte N°. 22 of N°. 4 van Wijk VI de heer HENDRIK JACOBUS LABREE Jr., thans Raad dier gebnurte, en zulks ia de plaats van den heer HENDRIK JACOBUS LABREE Sr., aan wien op zijn verzoek een eervol ontslag is ver leend; tot Raad der gebnnrte N". 7 of N°. 3 van Wijk III de heer ARIE SOMERWIL, in de plaats van den heer JAN PEL, die tot Heer dier gebnurte is benoemd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 11 Febrnari 1881. E. KIST, Secretaris. "Wij meenen onzen lezers geen ondienBt te doen met hun het een en ander omtrent deze Vereeniging in herinnering te brengen, nu wederom van haar eene uitnoodiging aan het volk van Nederland is uitgegaan tot krachtigen bijstand. Den 19den Juli 1867 werd bij Koninklijk Besluit de Nederlandsche Vereeniging tot het verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijdvan oorlog ingesteld, en weldra vormden zich in ver schillende plaatsen van ons land comité's, die met het hoofdbestuur samenwerkten om geld te verzamelen en alles voor te bereiden voor den tijd, dat de hulp van het Roode Kruis noodig zon zijn. Leiden was nog achtergebleven. Doch weinige dagen na de oorlogsverklaring werd ook hier door de heeren Polano en Rogge het initiatief tot oprichting van een comité genomen. Den lsten Augustus 1870 kwam dit tot stand, en met zóóveel ijver werd hier de zaak ter stond aangepakt en zóó warme ondersteuning vond de oproeping van het bestuur in Leiden en in de omliggende gemeenten, dat men nog vóór het einde der maand aan het hoofdeomité f 2500 aan geld, benevens groote bezendingen levensmiddelen, klee deren, dekens en verbandmiddelen, kon doen toe komen. In andere plaatsen was men niet minder ijverig. Aan het hoofdbestuur werd, zoowel aan geld als aan materieel, in de maanden Augustus en Sep tember zooveel toegezonden, dat het den 13den October kon berichten dat het gezondene toereikend geweest was om tot hiertoe rijkelijk hulp te ver leenen en nog toereikend was om eenigen tijd op denzelfden voet door te gaan. Het bestuur van het Leidsche comité besloot dientengevolge geen ver zendingen meer te doen dan op stellige aanvrage van het hoofdbestuur. Den 2Gsten Juni 1871 gaf het bestuur een gedrukt verslag van al hetgeen sedert de oprichting van het comité geschied was, dat met deze woorden eindigde: „Inmiddels heeft het bestuur gemeend, voorloopig geen contributie te moeten heffen. Indien de behoefte aan ondersteu ning ziek weder doet gevoelen, zullen wij stellig do beurzen niet gesloten vinden. Evenmin is het noodig voorgekomen', eene vergadering van de leden nit te schrijven. Van geene zijde is daartoe eenige aan drang gekomen, terwijl het bestuur enkel den inhoud van dit verslag zou hebben mede te deelen. Wij gelooven alzoo in den geest onzer committenten te handelen, door hen niet tot eene vergadering bjjeen te roepen, op welke geen gewichtig punt moet be sproken worden, maar die enkel zou strekken om aan de letter van het reglement te voldoen. Men weet dan tevens, dat, wanneer de leden worden uit- genoodigd, er belangrijke zaken aan de orde zijn. Moge dit in langen tijd niet geschieden. Met andere woorden: Moge de treurige tijd van 1870-71 gevolgd worden door eene lange periode van vrede." In de sedert verloopen jaren heeft de werkzaam heid der Nederlandsche vereeniging van het Roode Kruis zich hoofdzakelijk beperkt tot de oprichting en ondersteuning van een Centraal-Comité in Ned.- Indië, dat in den Atjeh-oorlog zeer belangrijke dien sten heeft bewezen, en door krachtige hulp in den Russi8ch-Tnrkschen oorlog, toen eene Hollandsche ambulance ia den Kaukasus werkzaam was en bovendien het comité in Konstantinopel op milde wijze hijstand ontving. Het bestuur van het Leid sche comité kon telkens aan de aanvragen van het hoofdcomité om hulp voldoen, zonder dat het noodig werd contributiën te heffen. In de alge- meene vergaderingen uit het hoofdcomité hielden vooral twee onderwerpen de afgevaardigden bezig. Het eerste was verbetering van materieel en voor bereiding van personeel, het tweede de vraag, of de vereeniging in vredestijd niet aan de belangen der bur gerij kon dienstbaar gemaakt worden. Wat het laat ste betreft, werd den 2den Oct. 1877 aan de algemeene regeling der werkzaamheden van de vereeniging het volgende belangrijke artikel toegevoegd„Zoo bij alge meene rampen (watersnood, epidemieën als anderszins) werkdadige hulp tot - of het verstrekken van mate rieel voor - de verpleging van hulpbehoevenden dringend noodig wordt geacht, zijn de comité's be voogd daartoe over te gaan, zoolang daarin niet door anderen wordt voorzien." Hoezeer door deze bepa ling het weldadig karakter van het „Roode Kruis" verhoogd is, vereischt geen betoog. Tot bevordering van het eerstgenoemde onderwerp trachtte het be stuur van het Leidsche comité werkzaam te zijn door het uitloven van premiën voor de beste zieken oppassers in het Academisch Ziekenhuis. Die daarvoor door het bestuur van het Ziekenhuis zonden zijn aangewezen, zouden een premie van 50 ontvangen, benevens een diploma, onder de verplichting gedu rende het jaar volgende op dat der bekroning, zich zoo noodig voor den dienst van het „Roode Kmis" beschikbaar te stellen. Wel zijn een paar malen deze premiën uitgereikt, doeh het bestuur heeft gemeend dit te moeten staken, uit twijfel of het voorgestelde doel daardoor zou bereikt worden. De strijd, die thans door de Hollandsche Boeren tegen de Engelsehen gevoerd wordt tot herwinning hunner vrijheid, heeft reeds menigeen ongeduldig doen vragen: „waar blijft nu het „Roode Kruis?" Die vraag was gerechtigd; maar de Vereeniging kon niet optreden zonder toestemming van de Engelsche regeering, dat de onzijdigheid der ambulance zou geëerbiedigd worden. Thans is deze gegeven en zelfs alle medewerking beloofd. Reeds is aan de Kaap een Hollandsch comité opgericht en zijn duizend pond sterling ter beschikking van dat comité ge zonden, terwijl men alles voorbereidt om verder te helpen. Het bestuur van het Leidsche comité kon ook thans onmiddellijk helpen, en nog denzelfden avond, waarop het antwoord van Engeland kwam, f 1500 aan het hoofdcomité zenden. Doch nu heeft het be stuur hulp noodig en gaan reeds lijsten rond voor het inzamelen van giften. Moge dit verzoek in goede aarde Tallen! Ook aan ons bureel worden gaarne gelden voor dit doel in ontvangst genomen, evenals elk der leden van het bestuur zich hiertoe bereid verklaart. LEIDElV, 11 Febrnari. Wil men een kort verslag leveren dan komt het in de eerste plaats aan op de conclusies, en zoo zullen wij, ofschoon de heer André Theuriet, die gisteravond op de invitatie-lezing van „Doc- trina" de spreekbeurt vervulde, er mede sloot, be ginnen met te vermelden wat hij als conclusie van zijne causerie over „La poësie rustique et familière actuelle" mededeelde. Deze was als volgt: Het classicisme heeft de Grieksche en Romeinsche voor beelden zoo lang en zoo getrouw gecopïeerd, dat zoo wel deze stof als die wijze van behandeling uitge put is; het romantisme heeft in het begin veel bloemen gegeven, maar nu is het onder, steviger, maar te gelijk ook knoestiger geworden on met mos bedektwat het nog oplevert, zijn enkele nakomende bloemen van tweede qualiteit. Het eenige, dat der poëzie tegenwoordig overblijft, is het naturalisme en wel het gezonde naturalisme. De letterkunde heeft veel weg van een dame, die „une vie nn pen trop mondaine" heeft geleid en thans aan zwakke zenuwen en een ongezonde maag lijdende is. Het middel voor haar is een landkunr. Zij moet naar buiten op het vrije veld de frissche lucht in ademen, zich met een sober doch krachtig voedsel vergenoegen en zij zal weder gezond worden. Zoo moet ook de poëzie niet in steeds sterkere prik kels, maar in de gezonde atmosfeer van het land leven, in den kalmen gedachtenkring van den een- voudigen boer herstel zoeken. Dat was de conclusie, en de resultaten die de poëzie dan zon opleveren, werden ons verduidelijkt door de causerie. Spreker schetste hoe tal- van nie tigheden plotseling bij ons de half uitgewisch t e her inneringen aan de plaatsen waar wij oDze eerste jeugd doorbrachten, herlevendigden, hoe kleinigheden (als naturalist liet hij natuurlijk hét reukorgaan hier een groote rol spelen) ons opeens aan onze gewone sfeer ontrukten. Wat hij dan geveelde, gaf 'hij te kennen door het voordragen van verschillende zijner gedichten. „La bouteille" verplaatste ons in zijn geboorteland, het Argonnerwoud„la grand' tante" liet ons daar een huiselijk intérieur zien„le chant des charbonniors" schetste ons het leven in die bosschen. en zoo nog tal van gedichten, waarvan echter het schoonste was„le Patois", dat ons ver haalt hoe één woord te midden van het groote Parijs in het patois lorrain gesproken ten opeens weder had gebracht tot de vreedzame, liefelijke om geving van zijn geboortedorp. Het publiek, w. o. madm. Theuriet behoorde, was niet zeer talrijk opgekomen, doch juichte den dichter luide toe, toen hij met een gedicht „a la Hollande" zijne voordracht eindigde. Die toejuiching was wel verdiend. De stem des sprekers was wel wat mono toon, maar toch zeer duidelijk; de verzen waren meestal schoon, het verband door het proza gelegd zeer goed. Toch vonden wij het eenigszins onvoorzichtig dat spr. ons bij den aanvang Jean Aicard herinnerde. Misschien was het de wat meer gevorderde leeftijd van den heer Theuriet; misschien ook de andere zaal en andere omgeving, die schuld droegendoch zeer zeker ook de inhoud van het voorgedragene heeft bewerkt dat bij alle verdienste deze lezing bij lange na niet dat enthousiasme en dien blij venden indruk verwekte, welken Jean Aicard het vorige jaar alhier had opgewekt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1881 | | pagina 1