Y. 6416.
Maandag 17 Januari.
A0. 1881.
Den Oowant wordt dageiyke, met uitzondering
▼an Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Ml Noinmer bestaat uit TWEE BLABEX
Eerste Blad.
Een beroep, ook op onze Stadgenooten.
LEIDSCH
FKIJS BEZEB COURANT
Vo»r Leiden per 8 msende.1.1#.
Fwne» per post1.40.
A iiofiderlyke Nosamers.0.95.
PBIJS NK ADY1RTBNT1EH:
Tm 1—8 regeU.
Iedere regel meer
Groet*re lettere naar plutsraiaU.
1.88.
0.17*.
STADS-BEBICHÏEN.
Aflossing Geldleenlng.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN bren
gen ter algemeens kennii dat, ingevolge art. 5 van de voor
waarden der getdleening ad f 125,000, aangegaan kraehtem de
raadsbealniten van SI November, 12 en 30 December 1878, goed
gekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zoid-Holland by
raaolutie van 16 December 1878 en 14 Januari 1879, op Maan
dag den 24aten Januari 1881, des middags te twaalf aren, in
een der vertrekken van het Raadhnis, xal worden overgegaan
tot de openbare uitioting van drie obligatiën, ieder groot één
duizend ijulien.
Burgemeester en Wethonden voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
15 Januari 1881. E. KIST, Secretaris.
MTIOMLE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN
doen te weten, dat ingevolge art. 18 der Wet van den
19den Augustus 1861 (Staatsblad n«. 72) allen, die volgens
art. 15 dier Wet voor de nationale militie belmoren te
worden ingeschreven (zij die op den lsten Januari hun
19de jaar waren ingetreden en alzoo de geborenen in
1862), verplicht zijn zich daartoe bij Burgemeester en
Wethouders aan te geven tusschen den lsten en den
Sisten Januari; dat bij ongesteldheid, afwezigheid of
ontstentenis van den militieplichtige, zijn vader, of, is deze
overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn
voogd tot het doen van die aangifte verplicht is; en dat
overtreding van het aangehaalde art. 18, krachtens art.
183 der meergemelde wet, wordt gestraft met boete van
25 tot 100.
Voor hen, die verzuimden zich op de door het Gemeen
tebestuur bepaalde dagen ter inschrijving aan te melden,
wordt mitsdien daartoe alsnog gelegenheid gegeven ter
gemeente-secretarie, van 's voormiddags 10 tot 's namid
dags 3 uren, op iederen werkdag, tot en met den 31sten
Januaii aanstaande, op welken dag het register van in
schrijving, des namiddags te 4 uren, voorloopig wordt ge
sloten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 15 Januari 1881.
In de Eerste Kamer is door den heer Yan ltijeke-
vorsel een interpellatie aangekondigd omtrent de
inzichten der regeering nopens de maatregelen, te
nemen om de periodiek terugkeorende gevaren van
watersnood zoo al niet geheel weg te nemen, ze
althans te beperken. Jaren lang is geantwoord dat
de zaak in onderzoek was. Het is dan ook meer
dan tijd eindelijk te handelen, nu men, helaas!
weder de gevolgen van den geduchten waterstroom
heeft gezien en het kwaad in zijn oorsprong heeft
kunnen nagaan.
In denzelfden geest uitte zich de dagbladpers in
ous land; ook in dit blad wezen wij voor eonigen
tijd op het noodzakelijke van afdoende voorbehoed-
maatregelen, en in welsprekende bewoordingen be
toogde o. a. het Rott. Nieuwsblad dat het hoog
tijd is dat de oorzaken der schier telken jare terug-
keerende waterrampen onderzocht en zooveel moge
lijk weggenomen worden, wil men voorgoed de
wolvaart, zoo niet van het gansche land, dan althans
die van een schoone provincie bedreigd zien.
Doch voor het heden doet zich nog een andere
stem vernemen, die luider en op har tver scheuren den
toon tot ons klinkt. Het is de stem van zevenmaal
duizend noodlijdenden, die, van alles beroofd, een
beroep doen op de liefdadigheid hunner niet door
het ongeluk getroffen landgenooten. Die duizenden
moeton dagelijks van de allereerste levensbehoeften
worden voorzien, om niet te spreken van de tweedui
zend stuks vee, die verzorging eischen - tweedui
zend stuks, wel veel om te onderhouden, maar,
helaasslechts een gering overschot van de tallooze
stuks vee, die, eenmaal een bron van welvaart voor
de eigenaars, in de golven verloren gingen.
In het onderhond van die duizenden noodlijden
den moet worden voorzien, vooral thans, nu de
nijpende koude den nood nog hooger doet stijgen;
want nog altijd hebben wij Nederlanders gehoor
gegeven aan de roepstem van ongelukkige landge
nooten, die door rampen vooral van zoo ontzetten-
den omvang worden geteisterd.
Vraagt niet of er veel noodig is na de cijfers,
die wij boven noemden. Die gelden slechts de hulp,
die er onmiddellijk voor het oogenblik vereischt
wordt. Maar als men bedenkt dat het aantal door
den woest bruisenden stroom weggeslagen woningen
zelfs bij benadering nog niet is te bepalendat de
door de ontketende golven verzwolgen stuks vee
niet bij mogelijkheid te tellen zijn; dat de kortge
leden nog zoo vruchtbare akkers en weiden tot op
een aanmerkeljjko diepte zjjn verzand - dan eerBt
zal men zich een flauw denkbeeld kunnen maken
van het schrikbeeld van ellende, dat de ongeluk-
kigon in de toekomst voor den geest staat, voor
wie de nood van het oogenblik, hoe hoog ook ge
stegen, nog niet het ergste is.
Spreken wij niet van hen, die geliefde betrek
kingen in de golven zagen omkomen of te midden
van ziekte en gebrek bezwijken, van alle hulp ver
stoken. Hun leed is niet te heelen, maar toch te
verzachten door de liefdadigheid hunner landge
nooten, die hun een tastbaar blijk zal zijn van deer
nis in hun treurig lot.
Daarom opnieuw allerwege en ook hier ter stede
de handen ineengeslagen om althans den stofFeljjken
nood der zoo zwaar getroffen landgenooten te helpen
lenigen. De te Amsterdam gevestigde algemeene
vereenigde commissie tot leniging van watersnood
rampen in Nederland ontvangt dagelijks uit de ge
teisterde streken in Noord-Brabant en Limburg aan
vragen om toezending van groote hoeveelheden dek
king en kleederen en vooral van geld. Van de ruim
f 180,000, bij de commissie in kas, is thans reeds
ongeveer de helft verbruikt, en de commissie had
dan ook allen grond om te verklaren, dat de giften
zeer mild mochten vloeien, zal zij in staat zijn haar
taak tot het einde te volbrengen.
Nu zich ook hier de vroeger iu deze gemeente
geconstitueerde sub-commissie bereid heeft verklaard
zoo spoedig mogelijk de noodige maatregelen te
nemen, ten einde in den bestaanden nood te helpen
voorzien, twijfelen wij niet of onze stadgsnooten
zullen op flinke en waardige wijze haar krachtig
beroep op de openbare liefdadigheid beantwoorden.
Mogen op den dag der inzameling, die de leden der
Leidsche sub-commissie aan de huizen der ingezetenen
zullen houden, de liefdegiften in ruime mate vloeien,
opdat ook de eerste academiestad des lands den
roep van weldadigheid, die steeds van het Neder-
landsche volk uitging, niet beschame.
De samenstelling der sub-commissie, met het
achtbaar hoofd dezer gemeente als voorzitter, en
waarin handel en nijverheid, geestelijkheid en ge
leerden, leger, schutterij en studeerende jongeling
schap vertegenwoordigd zijn, wijst op een gewaar
deerde samenstelling van alle standen tot het edele
doel, hier beoogd. Mogen daarom alle ingezetenen
zonder onderscheid dat doel door ruime giften hel
pen verwezenlijken!
LEIMEM, 15 Januari.
Wij herinneren onzen stadgenooten dat Maandag
▼oor de ten gevolge van den watersnood lijdenden
hier een collecte langs alle hnizen zal worden ge
houden. Bij een vorige gelegenheid na een zelfde
ramp bracht zulk een beroep op de liefdadigheid
hier f 10,085.10'/, op.
Het is ons een waar genoegen nu reeds op een
verblijdend feit te kunnen wijzen. Zoodra toch de
directeur der Kweekschool voor Zeevaart alhier den
aan die inrichting opgeleid wordenden knapen iu aan-
schouwlijke trekken had medegedeeld welk een ramp
eenige onzer provinciën had getroffen - waarbij een
der jongens, uit de geteisterde streek afkomstig, op
zijne eigenaardige wijze zijn mede-leerlingen een
beschrijving van de landstreek aldaar gaf - ver
klaarden zij zich dadelijk bereid een gedeelte hunner
spaarpenningen voor de ongelukkigen af te zonderen.
Hunne saperienren bleven natuurlijk niet achter
daarbij het hunne te voegen, zoodat een som van
f 100 aan de snb-commissie alhier kon worden af
gedragen. Moge dit schoone voorbeeld velen tot navol
ging aansporenEr worden toch zooveel dubbeltjes
noodeloos weggemaakt, welke nu zulke uitstekende
diensten kunnen doon. De gelegenheid daartoe is
Maandag zoo prachtig!
Zooals wij reeds zeiden, zullen alle huizen worden
aangedaan. Dat men nu echter niet dezelfde onder
vinding van vroeger opdoe, nl. dat de bovenbe
woners het op hunne buren beneden laten aanko
men. Al heeft men een gemeenschappelijke deur,
zoo mag de uitdrukking van rik ben maar een bjj-
woner" volstrekt niet gebruikt worden. Men kan
ook de gift aan zijn hospes ter hand stellen. Op
allen rust dezelfde verplichting.
Tevens is hij den burgemeester als voorzitter
der commissie nog ingezonden een koffer met kleeren,
zoomede hij den heer Znnrdeeg als secretaris eenige
pakken met nieuw en gedragen ondergoed,
Yoor meerdere ook van dergelijke giften blijft
men zich aanbevelen.
Het was geen onbekende, die gisteravond in
den Schonwbarg door het Fransche opera-gezelschap
aan het Leidsche publiek werd voorgesteld, zoodat
wij ons ook nu weder van bijzonderheden kunnen
onthouden. Er kan echter geconstateerd worden dat
uit de opkomst bleek dat de kennismaking van vroe
ger gunstig ofte wel „aangenaam" moet zijn geweest.
Dit was ook nn blijkbaar het geval bij de hernieu
wing er van. Daverende en over het geheel niet
onverdiende toejuichingen waren daarvan het bewijs.
Niet het minst vielen ze ten deel den dames Mend&s
en Vialla, als „Clairette Angot" en „mlle Lange",
die, evenals „Ange Pitou", bovendien nog bij her
haling werden teruggeroepen.
Dat het gezelschap hier niet meer zoo lang op
zich zal laten wachten, is zeker veler wensch.
Op de jongste Park-soiree te Amsterdam gaven
ook onze stadgenoote mej. K. Gripekoven (zang) en
de heer Johan Smit (viool) hunne talenten ten beste.
Yan dat optreden maakt de heer Dan. De Lange
in het N. d. D. in de volgende woorden melding:
Grooter tegenstelling dan het talent dezer beide
solisten is moeielijk denkbaar. Terwijl mejnffronw
Gripekoven als eene intime natuur gekarakteriseerd
zou kunnen worden, die eerst onder den invloed
van een vriendelijken zonnestraal hare talenten
ontvouwt, mag men als kenmerk van het talent des
heeren Smit in de eerste plaats noemen den glans
waarmede dat talent straalt, want deze jonge violist,