N°. 6399.
Maandag 27 December.
A*. 1880.
Proces W. EL DE JONGE
Dese Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zou- en Feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Voortzetting van het Getuigenverhoor.
Nader verhoor van den beschuldigde.
LEIDSCH
DAÖBLAJ).
PRIJS DEZER COURAST:
Voor Leiden per 8 meenden.........1.1®.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van. 16 regel»
Iedere regel meer»
1.08.
-■ 0.1 7 J
Grootcre letters naar plaatsruimte.
De 29ste getuige, kap.-kwartiermeester, beaamt,
dat besch. na zijn terugkeer 150 min 21 centen uit
het onderofficiersfonds heeft ontvangen.
De 30ste getuige verklaart dat zij in Juli jl. degen
stokken heeft verkocht in den trant als dezedat zij
niet weet of zij er den besch. een verkocht heeft. De
besch. zegt door deze get. geholpen te zijn.
De 31ste getuige kan zich herinneren dat door hem
aan besch. in Juli jl. een soortgelijke degenstok is ver
kocht als ten processe aanwezig is.
De 32ste getuige verklaart op 16 Sept. jl. voor
28 aan een man een ulster te hebben verkocht, die
eenigszins op die van besch. gelijkt. Besch. erkent
van dezen get. gekocht te hebben.
De 33ste getuige zegt dat de besch. den 27sten
Sept. jl. als volontair bij Koloniën tegen een maand
geld van f 10 in dienst is getreden.
De 34ste getuige, winkelierster op den Denneweg,
geeft te kennen aan een haar onbekend persoon den
23sten Sept. 's morgens te 11 uren het ten processe voor
handen koord te hebben verkocht. Zij herkent den
besch. als den kooper.
-De 35ste getuige, bediende in het koffiehuis St.-
lïubert, erkent den besch. op 23 Sept. de schrijfpor
tefeuille te hebben gegeven, inhoudende schrijfpapier
als ten processe voorhanden is en gezien te hebben
dat de besch. vier bladzijden volschreef.
De 36ste getuige, kellner in het koffiehuis St.-Hu-
bert, erkent den besch. op 21 Sept. een velletje papier
te hebben gegeven, met een stempeltje Bath, soort
gelijk aan dat ten processe voorhanden. Besch. zegt
dat hij den toen geschreven brief verscheurd heeft,
omdat hij de daad verkeerd vond.
De 37ste getuige, houder van het koffiehuis St.-
Hubert, herkent eveneens het ten processe aanwezige
schrijfpapier.
De 38ste getuige verklaart op 23 Sept. haar zoontje,
die schoolgaat bij den heer Bonscholte, met een open
landauer te hebben afgehaald; dat bijna gelijktijdig
een spoorvigilantje aankwam, waaruit een man af
stapte, die bij den lieer Bouscholte aanbelde. Get.
zegt niet te twijfelen; besch. is sprekend de
persoon, die op de stoep stond. Besch. herkent de get.
De 39ste getuige, koetsier van de vorige get., ver
klaart in denzelfden zin als de vorige get. Deze get.
kan den besch. niet herkennen als den persoon die
op de stoep stond, maar de besch. voldoet aan de
voorstelling, die hij zich van den persoon maakte,
dien hij op de stoep heeft gezien.
De 40ste getuige heeft op den Loosduinschen weg
een persoon met een kindje een rijtuig zien uitstappen.
Zij herkent den besch. als den persoon, dien zij gezien
heeft. „Persoonlijk is hij het."
De 41ste getuige, directeur van het postkantoor,
erkent dat een brief, die op 't postkantoor het
merk 67 uren ontvangt, vóór zes uren in de bus
moet zijn gedaan; dat er eene bestelling is van zes
uren, maar de laatste bestelling is van halfnegen,
en dat de brief te kwart voor negenen bij den heer
Bogaardt kan bezorgd zijn.
Besch. erkent den brief in eene hulpbus te heb
ben gestoken, toen het nog licht was.
De 42ste getuige verklaart op 23 Sept. jl. in
het weiland, even voorbij Kranenburg, een man en een
kind gezien te hebben, die langs de beek naar de
duinen gingen en toen weer even teruggingen, en op
13 Oct. den officier van justitie te hebben begeleid
naar de plaats, die het kind heeft verlaten; dat dit
drie kwartier uurs duurde.
De 43ste 'getuige, rijksveldwachter te Wassenaar,
zegt op Vrijdag 24 Sept. in de duinen de sporen te
hebben nagegaan, die de plaats raakten waar het
kinderlijkje is gevonden; dat de loop was langs den
zeekantdat de voetstappen diep waren ingegrift, en zelf
de hak kon worden herkenddat de besch. hard moet
hebben geloopen, dat de stappen gingen naar het
strand, dat de stuifgaten vermeden werden; dat hij
met den duimstok de voeten heeft gemeten en stappen
vond van 24 a 25 centimeter. De voetstappen
worden met de bottines, ten processe voorhanden,
vergelekende lengte is volkomen dezelfde. Buiten
gewoon hard loopende, heeft de besch. den afstand naar
Zeerust in 25 minuten afgelegd; besch. liep evenwel
nog harder en kan den afstand in 20 minuten heb
ben afgelegd.
De Voorzitter doet mededeeling van den inhoud
van het verslag van deskundigen, die het poeder heb
ben onderzocht, dat bij besch. is gevonden.
De 44ste getuige, dr. Koppeschaar, directeur van
de Hoogere Burgerschool te 's-Hage, en de 45ste ge
tuige, dr. Mouton, erkennen aan het stiftje van de
punt van den degen, maar ook alléén daaraan, een
kleine hoeveelheid bloed te hebben gevonden, maar
de hoeveelheid was te klein om de beslissende proef
te hebben kunnen nemen. Getuigen nemen de moge
lijkheid aan, dat zich meer bloed aan den degenstok
heeft bevonden. De laatste get. heeft ook het poeder
onderzocht, dat de besch. als slaapmiddel bij zich had.
De Voorzitter doet mededeeling van den inhoud
van het verslag van de onderwijzers, die de brieven,
aan get. Musquetier uit de Oost gezonden, met den
dreigbrief hebben vergeleken.
De 46ste getuige, de hoofdonderwijzer Straub, en
de 47ste getuige, de hoofdonderwijzer IJkema, als
getuigen en deskundigen gehoord, bevestigen hun ver
slag. De gelijkenis van het schrift openbaart zich bij
kans in ieder woord.
De 48ste getuige, koffiehuishouder, erkent dat de
besch. den 24sten Sept. kwart vóór 6 uren in zijn
koffiehuis een brief (den tweeden brief) heeft geschreven.
De 49ste getuige, die den besch. sedert twee jaren
kent, zegt dat de besch. eenige dagen vóór den 23sten
Sept. hem een degenstok heeft vertoond en dat besch.
Maandag na den moord get. hij v. d. Grijp heeft
ontmoet; dat v. d. Grijp zeide: „gij gelijkt op het
signalement;" dat de besch. dien Maandag niet, maar wel
later zeide, doch niet uit eigen beweging, „door dë
politie aangehouden en herkend te zijn." - Besch. was
altijd „fatsoenlijk, netjes en bedaard."
De 50ste getuige erkent dat hij vlak naast het
huis van de moeder van den besch. woont; dat besch.
schier dagelijks bij get. in den winkel kwam, na 23
Sept. niet zoo druk meer; dat get dit toeschreef aan
het feit dat zijne moeder ongesteld was en hij daarbij
waaktedat get. eenige dagen later ernstig zeide„gij
lijkt op 't signalement," maar bij get. niets in de ge
dachte opkwam; dat besch. daarop zeide: „Haalgeen
praatjes uit, anders hoort de politie het en zou ik
ook nog moeten geconfronteerd worden;" dat bescb.
dienzelfden avond bij get. is teruggeweest; dat besch.
hem eenige dagen later nog een degenstok heeft laten
ziendat het karakter van besch. was stil, meesten
tijds ontevreden.
Get. Pape, opnieuw door den proc.-gen. ondervraagd,
verklaart dat wel de armen kruiselings waren gebon
den de beenen waren niet gebonden met een knoop,
't knelde van zelf vast. Als de armen niet vastge
bonden waren, zou evenwel de knaap niet zich zelf
hebben kunnen bevrijden.
De 1ste get. a décharge had bij het regiment
grenadiers en jagers eenigen omgang met besch. De
besch. was meer kalm en koel dan opgewekt en
levendig. Zijn gedrag was ingetogen. Hij dronk wei
nig. De vraag, of hij een man van zijn woord was,
kan hij niet direct beantwoorden. Get. heeft daar
van geene ervaring.
De 2de get. a décharge, die besch. sedert eenigen
tijd heeft gekend, getuigt in denzelfden zin. Besch.
was jegens get. altijd even hartelijk. Of besch. een
man van zijn woord was, kan gek niet zeggen. Het
is hem nooit voorgekomen.
De 3de get. a décharge, directeur van de gevan
genis te 's-Hage, verklaart omtrent den toestand van
besch. in de gevangenis dat deze van het eerste
oogenblik af altijd zeer kalm is gewaest tot U De
cember, den dag toen hij een bezoek van zijne zus
ter heeft gehad en een glas stuk gebeten heeft,
en dat dit zich heeft herhaald op 17 December, toen
hij een bezoek van zijne moeder heeft gehad. Besch.
had get. gezegd dat hij er tegen opzag zijne familie
te ontmoeten. Get. erkent dat de besch. hem gezegd
heeft dat de verdediger hem een brief heeft voorge
houden en dat hij besch. daarop gezegd heeft dat hij
niet de dader was.
De Voorzitter wijst op het gewicht dezer verkla
ringen, omdat in de dagbladen is gemeld dat besch.
op zijne volledige bekentenis zou zijn teruggekomen.
De prov.-gen. zegt dat nu de verdediger, ook na
de bekentenis heden ter terechtzitting door den besch.
afgelegd, wil voortgaan te beweren dat de besch. niet
schuldig is, ook aan hem, proc.-gen., het recht toekomt
om dit op éclatante wijze tegen te spreken.
De Voorzitter maakt de opmerking dat de brief
niet in het geding is.
De proc.-gen. requireert dat de brief in het geding
worde gebracht, aan welk requisitoir wordt voldaan.
De proc.-gen. requireert dat de officier van justitie,
mr. Patijn, in de rechtzaal tegenwoordig, alsnog worde
gehoord.
Mr. Patijn, als getuige gehoord, geeft eene omstan
dige mededeeling van de houding van den besch. toen
get. hem den brief overhandigde van zijne zuster,
waarin deze hem aanmaande de medeplichtigen te
noemen, indien hij die had, dat de besch. hem even
wel reeds bij de tweede bladzijde zeide de volle waar
heid te hebben gezegd.
Daarna beeft de Voorzitter den besch. andermaal
eenige vragen gsdaan. Opnieuw erkent de besch. den
dreigbrief te hebben geschreven, den knaap te hebben
afgehaald, gebonden en dat de woorden van Mariuf
Bogaardt, dat hij besch. herkende en het den vr
genden dag zijn vader zou zeggen, hem in zóódani'
toestand van razernij hebben gebracht, dat hij
armen knaap heeft gedood. Besch. ontkent d'
met zijne bedoeling was den knaap te d(yjden
maar zegt dat de gedachte hij hem was opr ,ekomen'
toen hij zich in het duin bevond. Besch. e' /°ent al)(^
behalve een vooraf beraamd plan tot doo<
Toen het getuigenverhoor was afgelo Q k n
alle getuigen vergunning voorgoed hee' te 'n b
De beschuldigde werd te zes uren dezelfde wi- e
naar de gevangenis teruggevq^d, e ,ls hi: >s ochtends
naar het rechtsgebouw ^as gebrac'
Ie rijf uren terechtzitt jng afgeloopen.
ZITTPiG TAK HEBFJV VRIJDAG.
Nadat de beschuldigde, d'jor veldwachters binnen
geleid, de rechtzaal is binnengetreden, wordt voor
lezing gedaan van het proces-verbaal van gerechtelijke
plaatsopneming, vvaarbij de rechter-commissaris con
stateert op wélke vipe het lijk van den jeugdigen
Marius Bogaardt door .het Serecht is gevonden.
Besch. heeft op dat proces-verbaal geene aanmer
kingen te maken.
De Voorz.: Toen gij met den* knaa? naar h<*
duin gingt, wat is er toen tusschen u ge.,proken? SPrak
J- knaap niet over de school?
n» hadt
de
Besch.: Ja, dit heb ik reeds vroeger ge.
Voorz. Blijft gij er bij, dat gij geen pk>n
den knaap te dooden?
Besch. Ja.
V o or z. Maar hoe brengt gij dit overeen met den'
di eigbrief, waarvan de geest wasgeld ontvangen óf
dooden Hadt gij u dit denkbeeld niet eigen gemaakt
Besch. Dit denkbeeld kon mij niet eigen worden;
daartoe was ik niet in staat.
Voorz. Ik wijs u op het groote kwaad, dat gij be
dreven hebt; de ouders van Bogaardt hebben geen oogen
blik meer van onvermengde vreugde gehadgij hebt
niet alleen het gezin van den heer Bogaardt, maar
ook uw eigen gezin ongelukkig gemaakt; gij zelf
waart de steun en toeverlaat uwer moeder en hebt
gij dan recht van zeggen: „tot zoo iets ben ik niet
in staatUw geest was op den dag van den moord