Vrijdag 12 November.
A°. 18S0.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Op de ruimte.
Zooeven ben ik de Ruïne langs hare
diagonaal overgestoken. Men was er druk
bezig met het sloopen van het houten ge
bouw, dat voor een korte poos de een
tonigheid dier vlakte heeft gebroken.
Straks zal alles weer in zijn ouden doen
geraken. Ja, er zijn nog wel eenige sporen
overgebleven van de heerlijkheden van dezen
zomer. Men kan nog zien waar de gras
perken door paden werden begrensd, en
waarlijk, daar steken nog een half dozijn
in een kring geplaatste boompjes de blader-
looze kruinen omhoog. Arme dingen, - wat
maken ze een treurig figuur, daar op dat
kale plein, als laatste getuigen van ver
vlogen schoonheid: en wat zullen zij het
vooral hard te verantwoorden hebben als
onze lieve jeugd over een poos gaat be
merken maar stil, ik wil geen slapende
honden wakker maken: ze zullen vanzelf
gauw genoeg ontwaken!
Ik loop niet graag over „de Ruïne"liever
maak ik een omweg. Het gezicht van dat
„plein" stemt mij weemoedig, landerig, wre
velig, - van alles door elkaar. Een grasveld
zonder gras, waarop ternauwernood eenige
armzalige geiten een zuur hapje voedsel
kunnen bijeenscharrelen, - een soort van
communaal bezit voor de omwonende geiten
houders dus; twee hectaren grond, in het
midden van een stad die snakt naar ter
rein, totaal improductief, en dat in een
tijd als de onze, waarin ieder hoekje van
Nederland dat maar eenige vatbaarheid daar
voor heeft, in exploitatie wordt gebracht, -
wezenlijk, 't is heel erg.
Ga eens na wat er met zulk een lap al
zou gedaan kunnen wordenWe willen niet
eens spreken van eventueele plannen tot
schoolbouw, waarvoor het uiterst moeielijk
schijnt geschikte terreinen te vinden. Ge
steld dat ook hier ter stede eens gedacht
werd aan de stichting van een openbaren
speeltuin, gelijk te Amsterdam en te Rotter
dam met succes heeft plaats gehaden geloof
maar dat onze kleine bevolking er gaarne
gebruik van zou maken! Wel, waar zou
men dien beter kunnen aanleggen dan in
de Leidsche woestijn? Of, men wilde eens
een openbare wandelplaats maken, - mis
schien met een muziektent en een fontein
er in, met hooge hoornen, die natuurlijke
luchtververschers, wier vermeerdering in
fabriekssteden vooral niet genoeg kan wor
den aanbevolen?
Alles mooi en goed, - maar van het Ruïne
plein afblijven. Dat is gewijde grond, die
braak moet blijven liggen. De ramp van
1807 heeft die plek onder interdict geplaatst,
en de eenige concessie die verkregen kan
worden is, dat er nu en dan een tijdelijke
inrichting verrijst, als een flikkerend vlam
metje dat de later volgende duisternis des
te meer in het oog doet vallen.
De Ruïne - we -weten het allen - is Rijks
eigendom. De Gemeente heeft dien grond
kosteloos overgedragen aan den Staat, voor
de stichting van een nieuw academiegebouw.
De Gemeente rekende, te goeder trouw, dat
de Staat de voorwaarde van den afstand
zou vervullen, en stelde alzoo geen termijn
binnen welken, bij niet voldoening, de oor
spronkelijke eigenares hare rechten zou
mogen hernemen.
Tot dusver bleef de Staat in gebreke, -
er schijnt geen geld te zijn voor den bouw.
Arm Nederland, ge hebt ook in het verleden
roem genoeg behaald: ge kunt nu wel een
poosje u aan het niets-doen wijden. En
bovendien, een volk dat zooveel forten te
bouwen heeft, kan aan geen wetenschap
pelijke inrichtingen denken. Is er misschien
een particulier die een academie wil bou
wen en aan het Rijk verhuren? Mogelijk
kost het niet zooveel meer dan een koffie
huis in Amsterdam, - immers, de grond is er?
Doch de Regeering heeft nog een pees
op haar boog. Zijn wij wèl ingelicht, dan
beweert zij niet gehouden te zijn aan de
stichting van één gebouw, maar van ge
bouwen. Dus, valt er eens een begroo
ting wat gunstig uit, zoodat er voor Lei-
dens Minerva wat overschiet, dan krijgen
we af en toe een collectie architectonische
meesterstukken, die onderling net zooveel
overeenkomst hebben als een kiosk en een
abattoir: een soort van wetenschappelijke
pakhuizen midden in de stad!
Hield de Regeering streng de billijkheid
in het oog, dan zou zij öf flinke maatrege
len nemen voor den bouw der hoog noodige
academie, - óf den grond eenvoudig aan
de Gemeente teruggeven. Maar zij wil noch
het een noch het ander.
Wat staat ons daartegenover te doen?
Ten eeuwigen dage in den onhoudbaren
toestand berusten? Niemand die dat wen-
schelijk acht.
Men dringe er bij ons Gemeentebestuur
op aan, dat met het Rijk een schikking
worde getroffen, ten gevolge waarvan de
Ruïne een beplanting kan verkrijgen, welke
voor een nadere bestemming van dien grond
de gelegenheid openlaat. Alleen op die
wijze kan zij ophouden, ons een voortdu
rende ergernis te zijn. Waarlijk, de ver
fraaiing van onze goede stad is nog te zeer
een open vraagstuk, dan dat we de handen
werkeloos in den schoot mogen laten rusten.
„De Ruïne zij niet langer een ruïne."
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Vooï Leiden per 8 nusnden.L10.
Franco per post1.40.
Afsondorüjke Nommers0.05.
PRUS DER ADVERTENTIES:
VflO regels A;« 1.05»
lcd«fe regel meer,..»-. 0.17*.
Crootere letters ntar plaatsruimte.
BTADS-BERICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien art. 8, 1ste alinea, der Wet van 2 Juni 1875
[Staatttlad nc. 95), tot regeling van het toezicht bij het
oprichten van inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder
knnnen veroorzaken;
Breng n bjj deze ter algemeene kennis dat door hen op
heden verganning is verleend aan F. VAN KAMPENHOUT
en zijne rechtverkrijgenden tot het oprichten van eene
smederij in het pand aan het Levendaal No. 44.
Burgemeester en Wei houders voornoemd,
Leiden, DE KANTER. Burgemeester.
11 November 1880. E. KIST, Secretaris.
Elk rechtgeaard Leidenaar blijve op dit
aambeeld hameren, totdat voldoening zij
gegeven aan dezen wensch:
LEIDEN, 11 November.
Op het gisteren door ons medegedeeld tele
gram van gelukwensching aan den minister Mod
derman met de aanneming van het ontwerp-straf-
wetboek door de Tweede Kamer, door den hoog
leeraar en de studenten in het strafrecht verzonden,
werd gisternamiddag het volgende antwoord ont
vangen: „Aan allen, die mij met de gebeurtenis
van gisteren gelukwenschten, mijn hartelijke dank.
Vivat Academia! Modderman."
Opnieuw is dus bewezen dat de scheiding de
banden tusscben de Leidsche Academie en mr. Mod
derman niet heeft kunnen losknoopen.
Ds. E. A. G. Van Roogenhuyze, predikant
te Dordrecht, heeft voor het beroep naar de
Hervormde gemeente alhier bedankt.
Het voorloopig verslag van de Tweede
Kamer over Hoofdstuk V (binnenl. zaken) der
staatsbegrooting voor 1881 is verschenen. Door
vele leden werd geklaagd over de opdrijving der
kosten van het hooger onderwijs, geheel afgescheiden
nog van de vraag of ons klein land niet te veel
heeft aan vier universiteiten. Ook had men eene
grief tegen het aanstellen van onbezoldigde per
sonen bij het hooger onderwys onder den titel
van adsistent, conservator of iets dergelijks. -
Algemeen werd de wenschelijkheid erkend eener
wijziging der wet op het middelbaar onderwijs.
Het is in confesso dat het aantal vakken, waarin
eindexamen wordt afgelegd, veel te groot is. Men
verlangde de openbaarmaking van de verslagen
van de verschillende eindexamens. Ook werd
geklaagd dat de eischen voor de taai-examens te
hoog waren, zoodat er gebrek kwam aan docenten.
Met genoegen had men bespeurd dat de minister
de overtuiging is toegedaan dat de gelegenheid
tot het ontvangen van middelbaar onderwijs niet
voldoet aan de bestaande behoeften, maar toch
waarschuwden enkele leden in het algemeen tegen
eene uitbreiding van het getal der Rijksscholen,
voordat in het bestaande gebrek aan hoogleeraren
zon zijn voorzien. - Er werd geklaagd over de
uitzetting van de uitgaven voor de landbouwscholen.
Vrij algemeen werd toegestemd dat de resultaten
van „Linnaeus" vrij ongunstig zijn en dat ook de
opleiding der jongelieden aldaar te wenschen
overlaat. De meeste leden konden zich met den
post voor eene school voor machinisten wel ver
eenigen. - Vrij algemeen werd er op aangedrongen
dat de regeering iets meer zou doen in het belang
van het zeevaartkundig onderwijs. - Enkele leden
verklaarden zich tegen het subsidiëeren van hoogere
burgerscholen voor meisjes. - Niet algemeen was
men met het besluit over den bouw eu de in
richting der lagere scholen ingenomen. Andere
leden waren echter van oordeel dat de regelen
nopens den schoolbouw over het geheel vrij prac-
tisch zijn en dat de minister in deze met gema
tigdheid is te werk gegaan. Tegen weelde in de
uitvoering der wet werd de minister van meer dan
eene zijde gewaarschuwd. Ook de benoemingen,
onlangs plaats gehad, werden door leden van
verschillende richtingen niet onverdeeld goedge
keurd. Sommigen drongen aan op de oprichting