iV. 6340.
baandag 13 October.
A°. 1880.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon-, en Feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
LBIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden.1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommerss 0.05.
PRIJS OER ADVERTENTIE#:
Van 1—6 regel»
Iedere regel meer......
Grootere letters naar plaatsruimte.
1.05.
»■>- 0.17J.
Gemengd Nienvrs,
Gistermorgen passeerde boven Ven-
loo een groote zwerm kraanvogels, die zich van
het. Noorden naar het Zniden begaven. „Daar deze
trekvogel zoo vroeg een warmer klimaat opzoekt,
kan men op een vroeg invallenden winter rekenen" -
zeggen de profeten.
De 8chijnbankbiljetten van 100 siga
ren schijnen reeds in alle klassen der maatschappij
te zijn doorgedrongen. Althans een geneesheer in
een der naburige dorpen meldt dat vóór eenigen tijd
door een zijner cliënten zulk een niets-waardig papier
voor geldswaardig in betaling werd gegeven. De
dokter bemerkte 't eerst onlangs toen het te laat was.
Te Za 1 t-Bommel is een dronken vreem
deling, die er zich op beroemde de schrijver van
den dreigenden brief aan sergeant Musquetier te
zijn, door de politie aangebonden en naar Den
Haag opgezonden. Hij zegt onderofficier van het
Oost-Indisch leger te zijn geweest en met De
Jongh te gelijk uit Indië te zijn gekomen.
Een schepeling van een op het IJ
liggend Amerikaansch schip sprong eergisteravond
te water, waarschijnlijk met het doel om te deser-
teeren, doch moest deze roekelooze daad met den
dood bekoopen.
Volgens telegram uit Nieuw-York
kan tusschen 16 en 18 October stormweder uit
het zuiden tot noordwesten, vergezeld van regen,
op de Noord-Britsche en Noordsche kusten ver
wacht worden.
BUITENLAND.
Dtütschland.
De viering van de voltooiing van den Dom te
Keulen heeft gisteren, begunstigd door schoon weder
«n overeenkomstig het programma, op schitterende
wijze plaats gehad. In de bij die gelegenheid ge
houden rede door keizer Wilhelm herinnerde hij
het eerst aan koning Frederik Willem IV, wiens
woorden, nu 38 jaren geleden, overal groote geest
drift hebben verwekt. Voorts sprak de keizer zijn
icnigen dank uit aan alle Duitsche regeeringen
voor hare bevordering van den bouw des doms,
en dankte hij verder Pruisen en de oude stad
Keulen met hare centraal-dombouw-vereeniging en
hare vertakkingen. Ten slotte betuigde de keizer
zijne erkentelijkheid aan de mannen, die, aan de
hand der wetenschap en der kunst, dien bouw in
het leven riepen en krachten gekweekt en geleid
hebben, welke met volharding zoo iets grootsch tot
stand Ibrachen. De keizerlijke rede sloot met de vol
gende «'oorden: „Zoo begroeten wij allen dit heer
lijke g&denkteeken en blijft het, door de genade
des Almachtigen, vrede-voorspellend op alle gebied,
God ter eere en het menschdom ten zegen-
Na den keizer voerde de deken van den Dom
het woord. Hij richtte zich tot den keizer en de
kelnerin, ea dankte den eerste voor de groote
goedgunstigheid, waarmede hij als beschermer van
den Dombouw voortging het groote werk te onder
steunen en voor te staan, tot het begeerde doel
bereikt was. Hij eindigde zijne rede met deze
woorden: „Moge spoedig de vurig verlangde dag
aanbreken, die aan de Kerk vrede, aan den vol
tooiden Dom zijn herder teruggeeftGod beware,
God bescherme en bt'hoede, God zegene uwe
Keizerlijke Koninklijke Majesteiten, het gansche
Koninklijke Huis!"
Rusland.
De „Petersburger Courant" maakt melding van
een aanslag die opnieuw op het leven van den
czaar beproefd zou zijn, wederom door middel van
den spoorweg. De daders hadden gebruik gemaakt
van de omstandigheid, dat ergens laügs den spoor
weg Losowo-Sebastopol niet ver van het station
Alexandrowo, eene diepte wordt aasgetroffen, die
hen in staat stelde de mijn aan te leggen zonder
dat de baanwachters het konden bespeuren. Bij
het overdekken van de draden echter, die de mijn
met de electrische batterij in verbinding moesten
brengen, was een der draden doorgesneden en
daardoor zou de aanslag mislukt zijn. Toen de
trein van den czaar die plek naderde, had men een
wagen met drie paarden zien aankomen, die zich
zoo snel mogelijk weder verwijderde toen de trein
voorbij was. Men vermoedt dat die wagen de
batterij bevatte, welke de mijn had moeten doen
springen.
„L'Intransigeant" behelst een brief van Hart-
mann uit Londen - waar hij zich ophoudt sedert
hij Frankrijk verlaten heeft - met bijzonderheden
aangaande de mijn onder den spoorweg. De lading
dynamiet, schrijft Hartmann, was zeven en twintig
maal sterker dan noodig was, om de spoorweg
staven te verbrijzelen en den trein te vernielen.
Een nnr echter voordat de mijn ontploffen zon,
passeerde een rijtuig daar ter plaatse; de raderen
nn van het rijtnig sneden den draad, die niet
diep genoeg gelegd was, in tweeën. Toen nu de
samenzweerders op die plek kwamen, waren alle
pogingen om de batterij in gemeenschap te brengen
met de dubbele mijn onder den spoorweg vrachte
loos. Hartmann zegt verder dat de ontploffing
tegelijkertijd moest plaats hebben aan de beide uit
einden van den trein.
Turkye.
De quaestie betreffende Dulcigno is met het
afzenden der nota door de Porte blijkbaar neg niet
afgedaan. De mogendheden verlangen, blijkens een
telegraphisch bericht, nadere inlichtingen van de
Porte; zij willen weten, vooreerst, welke instruc-
tiën aan Riza-pacha gezonden zijn om de overgaaf
van Dulcigno aan de Montenegrijnen te bewerk
stelligen; ten tweede, wat de Porte bedoelt met
de overeenkomst, die zij nu nog met Montenegro
wil sluiten. De mogendheden zijn nog niet ver
geten wat er eenige maanden geleden gebeurd is,
toen de Porte Tonsi aan Montenegro zou afstaan,
maar heimelijk zorgde dat de Albaneezen de pun
ten, waarvan het bezit van Tonsi afhing, reeds
bezet hadden voordat de Montenegrijnen daar kon
den komen. Zij willen zorgen dat nu niet wederom
iets dergelijks gebeurt. De Albaneezen echter schij
nen, naar de telegraaf meldt, niet voornemens te
zijn om zich onmiddellijk naar des Sultans bevelen
te voegen. Het zal nu de vraag zijn of Riza-
pacha in last heeft, desnoods gewelu tegen hen
te gebruiken of althans eerlijk met de Montene
grijnen samen te werken, ten einde Dulcigno zon
der bloedvergieten in hun bezit te brengen. De
vloot der mogendheden bevindt zich nog in de
Bocche di Cattaro, waar zij veilig is tegen de na
jaarsstormen, die nu reeds in de Adriatische Zee
beginnen te woeden en doen zien dat admiraal
Seymour niet te vroeg Gravosa voor eene betere
ankerplaats verwisseld heeft. De Oostenrijksche
schepen zallen, naar men uit Weenen aan de
„Kölnische Zeitung" meldt, onmiddellijk terugge
roepen worden zoodra Dulcigno (niet alleen de
stad, maar ook het omliggend gebied) in der minne
aan Montenegro overgegeven is, daar „het Weener
Kabinet thans aan de oprechtheid en den ernst
der Porte is gaan gelooven". Duitschland en Frank
rijk zouden dat voorbeeld volgen.
De schah van Perzië heeft aan den sultan
te Konstantinopel eene depeche gezonden, waarin
hij aandringt op het zenden van een Turksch
armee-corps naar de grens, om de Perzische troe
pen te steunen in het onderdrukken van den op
stand, die aldaar door den Kurden-sheik Abdullah
en andere hoofden is verwekt.
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur,
Ik kom u weder eens lastig vallen met een
briefje, en ik hoop dat u mij weder een dienst
zal bewijzen met de plaatsing van deze regelen
in nw dagblad, want, ziet u, daarvan hoop ik
het beste.
U moet dan weten dat ik een vriend buiten
de Morschpoort heb wonen, aan den Morschweg.
U kent wel dat. blok huizen van Yan der Kamp,
daar woont hij. Maar 't is niet van die huizen
dat ik wil spreken; mijn vriend woont er aardig
en dat is mijn gevoelen ook; maar 't is over den
weg, dat ik al eens een paar malen tegen hem
geklaagd heb, en hij zegt dat hij er maar niets
op weet.
Er staan namelijk drie lantarens op dien weg;
die hebben zelfs twee avonden gebrand, maar nu
het donker zoo vroeg begint in te vallen, worden
ze niet aangestoken, en als niet de winkelier op
den hoek van de Hendriksstraat een flinke brandende
lamp had hangen, dan zonden wij op dien weg heel
wat onaangename ontmoetingen hebben opgedaan.
't Is mij zelfs gebeurd dat ik en me vriend
pal voor een paard stonden en van schrik een
schreeuw gaven, waardoor de beleefde koetsier zijn
paard inhield, en toen we tegen hem zeiden dat hij
zorgen moest voor licht aan zijn rijtnig, toen was
hij zoo vriendelijk mogelijk en zeide: dat wij
daar maar voor moeten zorgen.
Dat was nu zeker niet gebeurd als er bran
dende lantarens stonden, want dan hadden wij
het aankomende rijtuig wel bemerkt.
Dan komt er nog bij dat de weg aan den sloot
kant erg afloopt en het voor iemand, die niet vast
op zijn beenen staat, gevaarlijk is daar teloopen.
Ik meen zelfs gehoord te hebben dat iemand in
volkomen nuchteren toestand tegen wil en dank
een kroosbad heeft genomen.
Mijn vriend zei mij ook dat de Hendriksstraat,
die achter het blok huizen ligt, 's avonds geheel
in de duisternis is gehnld, en de meuschen, die
daar wonen, zouden heel wat in hun schik zijn
als ze in het midden der straat ook een bran
dende lantaren hadden, te meer omdat aan het eind
der straat een sloot ligt, die den onvoorzichtige
een stinkend modderbad zon bezorgen.
Ik heb met mijn vriend gespreken over een en
ander, en het was ook zijn gevoelen dat hel ge
meentebestuur van Oegstgeest kon zorgen voor
1'. de verlichting van den weg;
2°. het gelijk en hard maken van den weg, en
3*. dat er bevolen wordt dat het niet geoor
loofd is, zonder licht aan het rijtuig, 's avonds op
dien weg te rijden.
Daardoor zouden de bewoners aan dien weg niet
met angst en schrik den naderenden winter te
gemoet gaan.
Met de beste wenschen verblijf ik, Mijnheer
de Redacteur, Uw Dienstwillige
Janus Horku^