der inkomsten heb ik het -volgende op te merken.
De belastingen, inkomsten, van domeinen, poste
rijen, telegraphie, staatsloterijen, jacht en visscherij,
benevens de loodsgelden en het recht op de mijnen
worden, naar 't mij voorkomt, op goede gronden,
f 1,710,000 hooger geraamd dan voor 1880 is ge
schied en ruim f 1,580,000 hooger dan de verkregen
opbrengst over 1879. Deze raming, die bij de daar
toe betrekkelijke memorie voor eiken post in het
bijzonder is toegelicht, bedraagt nu f 100,044,000.00
Het aandeel van den Staat in de
opbrengst der exploitatie van Staats
spoorwegen, waarin thans f215,900
begrepen is wegens het op Neder-
landsch grondgebied gelegen gedeelte
van den spoorweg van Antwerpen
naar het Hollandsch Diep met den
zijtak naar Breda, is in het geheel
f 628,000 hooger dan voor 1880
en ruim f 220,000 hooger dan de
vermoedelijke opbrengst van 1879
geraamd en gesteld op 2,200,000.00
De rubriek „Verschillende ont
vangsten en toevallige baten" ,is
daarentegen f 4,948,280 lager dan
voor 1880geraamd moeten worden,
voornamelijk omdat daarin voor
1880 begrepen was f4,674,320.94
wegens de aflossing van het laat
ste gedeelte der leening aan de
Amsterdamsche Kanaalmaatschap
pij. Zij is nu uitgetrokken voor 2,741,605,00
De bijdrage uit het fonds der
koopprijzen van domeinen kan
slechts geraamd worden op125,000.00
terwijl de bijdragen van Neder-
landsch-Indië voor het dienstjaar
1881, in afwachting der behande
ling van het wetsontwerp betref
fende de regeling van het bedrag
en de uitkeering van dergelijke bij
dragen, is uitgetrokken voor Memorie.
De raming van de middelen be
draagt dusf 105,110,605.00
welk bedrag, vergeleken met dat
der aangevraagde uitgaven ad. f 126,362,641.47
een tekort aanwijst van f 21,252,036.47
Men zal echter hebben opgemerkt dat in dit zeer
belangrijke tekort begrepen is f 13,000,000 wegens
uitgaven voor den verderen aanleg van Staatsspoor
wegen en f 1,950,000 voor uitgaven tot voltooiing van
het vestingstelsel, dus te zamen f 14,950,000 wegens
onderwerpen, waarvoor naar gezonde beginselen van
financieel beleid geleend zou kunnen worden. Ik aarzel
niet om, in afwachting van latere voorstellen nopens
eene geldleening, voor dat bedrag eene voorloopige
machtiging tot uitgifte of beleening van schatkist
biljetten te vragen, in verband waarmede op het hoofd
stuk voor de Nationale schuld dan ook een post van
f 100,000 voor renten en kosten van uitgifte en ren
ten van beleening van schatkistbiljetten is gebracht.
Gelijke machtiging zou, naar het mij voorkomt,
zonder bezwaar verleend kunnen worden voor eene
som van f 1,500,000, die met inbegrip van de renten
der waarborgkapitalen voor de muntbiljetten, geacht
kan worden van het bedrag der voorgedragen uit
gaven te zullen vrijvallen. Er zou dan nog een on
gedekt tekort van f 4,802,036.47 overblijven.
Nu zal wel de heden U voorgedragen begrooting
later nog waarschijnlijk verhoogd moeten worden met
belangrijke uitgaven voor waterstaatswerken, zoodra
de plannen daarvoor tot genoegzame rijpheid gekomen
zijn, waarbij in de eerste plaats te denken is aan de
verbetering der gemeenschap van Amsterdam met den
Rijn, aan werken ten behoeve van den Rotterdam-
schen waterweg en aan kanalen ten dienste van de
binnenlandsche scheepvaart; maar deze in de gevolgen
productieve uitgaven zijn zóó buitengewoon en tevens
zóó belangrijk, dat ook daarvoor, naar gelang van
het ontstaan der behoefte, toevlucht zal mogen wor
den genomen tot het middel van geldleening, welk
middel echter zoo al niet reeds dadelijk toch in het
vervolg verhooging van den rentelast, dus van gewone
uitgaven zal medebrengen.
Daartegenover zou, wanneer de gedane voordrach
ten betreflende de rentebelasting en de regeling der
bijdragen uit de geldmiddelen van Nederlandsch Indië
tot wet kunnen worden verheven, eene versterking
van de gewone middelen met 5'/j a 6 millioen gul
den verwacht mogen worden.
Intusschen wordt er door velen prijs op gesteld,
dat de Staatsbegrooting, gelijk men dat uitdrukt, op
het papier sluite. In het midden latende of wij zul-
ken eisch als een grondwettelijk voorschrift hebben
aan te merken, erken ik dat deze sedert vele jaren
hier gehuldigde regel, uit een oogpunt van vorm, aan
beveling kan verdienen. Daarom ben ik er in de ge
geven omstandigheden toe overgegaan, om voor het
oogenblik, bij het ontwerp van de middelenwet eene
machtiging voor te dragen, om in het geheele aan
gewezen tekort, tot een rond bedrag van f21,300,000,
voorloopig door uitgifte of beleening van schatkist
biljetten te voorzien.
Yoorloopig, zeg ik. Want zoo wij al tot dusverre,
gesteund door eene niet te versmaden kasruimte, telken
jare de aangevraagde beschikking over schatkistbiljetten
louter mochten aanmerken als een middel om in de
begrootingswetten het evenwicht tusschen de vermoe
delijke betalingen en de vermoedelijke ontvangsten op
het papier te verzekeren, de toestand wordt nu anders.
Wat ik ten vorigen jare bij de overlegging der be
grooting aankondigde: „dat eene niet verwijderde toe
komst ons vermoedelijk nieuwe lasten zal opleggen,
dat een nieuw beroep op het krediet van den Staat
noodig zal zijn, en dat eene versterking van de ge
wone middelen door aanvulling der Staatsinkomsten
uit belastingen niet achterwege zal kunnen blijven",
dit treedt ons nu nabij.
Op ruimte van kas zal voortaan niet veel meer
gerekend mogen worden. Het aanzienlijk bedrag der
voorgedragen buitengewone uitgaven voor spoorwegen
en verdedigingsmiddelen zal niet anders dan door
eene geldleening gedekt kunnen worden, ongerekend
nog de hierboven reeds vermelde andere uitgaven
voor groote publieke werken, die in aantocht zijn.
En het zoude ten eenenmale strijdig zijn met de eischen
van een goed financieel beleid, de dekking der uit
gaven voor den algemeenen dienst en voor de rente
betaling en verplichte schuldaflossing op den duur
voor een deel te zoeken in kredietmiddelen, 't zij dan
vlottende of gevestigde schuld. Wij hebben dit een
tijd lang gedaan en wij hebben het kunnen doen
onder den invloed van den drang der omstandigheden
en in de onzekerheid, waarin wij verkeerden omtrent
het beloop en de uitkomsten van het financiëel be
heer. Die uitkomsten zijn, blijkens het overzicht, dat
ik de eer had U te geven, niet ongunstig, zelfs boven
verwachting gunstig geweest. Maar het zoude onver
antwoordelijk zijn, zulk eene politiek van „leven bij
den dag", al kan zij ook tijdelijk geoorloofd zijn, tot
duurzamen regel van gedrag aan te nemen.
Het is dus onze plicht te zorgen dat de gewone
inkomsten der schatkist, hoe dan ook, in evenwicht
gebracht worden met de gewone uitgaven, een doel,
naar ik mij vleie, te zekerder te bereiken wanneer wij
daarbij niet enkel verzwaring van last, maar ook
billijker verdeeling van last beoogen.
De vraag kan gesteld worden of het in dezen stand
van zaken raadzaam zij, de buitengewone uitgaven
voor openbare werken en defensie in één jaar zoo
hoog op te voeren als geschied is, en met de renten
der daarvoor onvermijdelijk geworden leeningen de
schatkist nog meer te bezwaren? Ook de Regeering
heeft zich die vraag gesteld en haar met den meesten
ernst overwogen, en de slotsom van hare overleg
gingen is U in de medegedeelde cijfers voorgelegd.
Wanneer men verwachten mag en van deze
verwachting zijn wij uitgegaan dat de aange
vraagde sommen inderdaad besteed en verwerkt zul
len kunnen worden, dan is het een goed staatkundig
beleid, niet angstvallig tegen de hoogere uitgaven op
te zien. Hoe sneller en krachtiger aan de eenmaal
uitgevaardigde wetten uitvoering gegeven wordt, te
beter wordt aan de bedoeling des wetgevers voldaan,
te meer het algemeen belang, waarop hij het oog
had, bevorderd. Eene trage uitvoering kost niet alleen
verlies aan tijd maar ook geldverlies. Nederland, dat,
bevoorrecht boven vele andere volken, tot nog toe
honderde millioenen schats ten algemeenen nutte heeft
kunnen verwerken zonder zijne staatsschuld noemens
waard te vermeerderen, zal thans zonder moeite of
overmatige offers door zijn welgevestigd krediet in
zich zelf de noodige middelen kunnen vinden dieniet
meer zoo rijkelijk als vroeger van elders toevloeien.
De vraag blijft dan alleen over, of wij ook moed
en zelfvertrouwen genoeg bezitten, om met kracht te
doen wat onze hand te doen vindt.
LEIOEH, 34 September.
Voor het admissie-examen tot de hooge-
sehool alhier hadden zich 72 adspiranten aange
meld, waarvan er 68 aan het examen deelnamen.
Hiervan trokken er zich 4 terug, werden 47
afgewezen en 21 toegelaten.
De tentoonstelling van Landbouw is hedenmor
gen aangevuld met die van pluimgedierte. De
catalogus vermeld niet minder dan 86 nommers,
de meeste van niet minder dan drie stuks.
De volgende bekroningen werden toegekend:
Hoenders (1 haan en 2 hennen): vooreen
Padua aan J. Uittenbogaard te Haastrecht zilv.
med.W. H. Vos te 's-Gravenland z. m.aan
Joh. Pfenning te Woerden voor witte Cochin-
china br. m.; koekoeksveeren Cochinchina z. m.,
gele Cochinchina bestuursprijs, zwarte Spaansche,
bestuursprijsaan C. Van Santen te Zoeterwoude
voor Hamburger zilverpel br. med.D. M. Van der
Hoef te Oegstgeest voor Eng. Cochinchina bestuurs
prijs dezelfde voor donkere Brahma Poetra br. med.
Eenden (1 waard en 2 eenden)Jos. Pfen
ning te Woerden voor Bouaan-eenden br. m. en
voor kuifeenden zilv. m.; P. Van Rhijn te Leider
dorp voor kwaker-eenden zilv. med.
Kalkoenen (1 haan en 2 hennen)Jos.'
Pfenning te Woerden 1ste pr. en C. D. Meurs
te Alphen aan den Rijn voor zwartbonte kalkoenen
2de prijs.
Pluimgedierte (niet onder het vorige be
grepen): aan W. H. Vos te 's-Gravenland voor
fazanten br. med.Jos. Pfenning te Woerden voor
Hollandsche zwarte kuif hoenders br. med.; G. S.
Van der Spruyt te Leiden: voor Bahama-eenden
be»t.-pr., geelbekeenden best.-pr. en vlekbekeenden
zilv. med.J. Breedveld te Kralingen voor zwart-
hals-zwanen zilv. med. en voor zwarte zwanen be
stuursprijs.
Om twaalf uren werd de tentoonstelling van
hengsten, stieren en koeien geopend. Tal van lief
hebbers werden door de schoone collectie hierheen
gelokt. De bekroningen worden eerst morgen bekend.
Evenals gisteren werd de tentoonstelling door
fraai weder begunstigd. In den namiddag gaf het
muziekcorps der dd. schutterij op het terrein een
uitvoering. Het aantal bezoekers bedroeg heden
5000 personen. Daaronder behooren ook de werk
lieden van de fabriek van de heeren Le Poole, daar
toe door hunne patroons in de gelegenheid gesteld.
Na afloop van de algemeene vergadering van
Landbouw vereenigden de meeste afgevaardigden
zich gisternamiddag om vijf uren in de Stadszaal
aan een gemeenschappelijken maaltijd, waarbij het
natuurlijk niet aan vele en velerlei toosten ontbrak.
Om acht uren nam het concert voor de leden
der afdeeling met hunne dames in de benedenzaal
een aanvang, welke daartoe met vlaggen en wim
pels was versierd, alsmede met vier groote spiegels,
op smaakvolle wijze door den heer J. D. Speet
door groen omgeven, terwijl ook het orkest met
groen en bloemen weelderig gemaskeerd was.
De musici bestonden uit leden van de beide
hier bestaande muziekcorpsen, infanterie en schut
terij, met medewerking - ter aanvulling van het
strijkorkest - van enkele liefhebbers. De uitvoering
der eerste afdeeling geschiedde onder leiding van
den heer Grentzius en die der tweede onder die van
den heer Locher. Het concert zelf mag men gerust
uitstekend geslaagd noemen en de aanwezigen, voor
zooverre zij van de uitvoering konden profiteeren,
waren dan ook blijkbaar zeer voldaan. Dit zal
echter geenszins met allen het geval geweest zijn,
want het publiek was waarlijk véól te groot. Niet
alleen dat er boven of beneden in de zaal geen
stoel meer te krijgen was, in den corridor moes
ten zelfs dames zich met een staanplaats verge
noegen. Aan gezelligheid ontbrak het daardoor
natuurlijk niet; maar het was er zelfs wel wat
hl te gezellig.
Welken indruk de vreemdelingen van Leiden
en onze wijze van feestvieren echter zullen mede-
nemen P Een allerzonderlingsten, een allerbe-
droevend8ten.
Evenals bijna telkens hadden de studenten er
zorg voor gedragen ook hier niet te ontbreken.
Tijdens het concert ging alles goed en wel, maar
zoodra was dit niet afgeloopen en zouden er aan
stalten voor het bal gemaakt worden, of daar kreeg
men de poppetjes aan 't dansen. Ze moesten weer
toonen dat zij er ook waren: eerst in mindere,
later in heviger mate. Ze moesten het bewijs
leveren dat hun zelfs niets heilig is. Wel konden
nog enkele dansen - doch op zeer ongelukkige
wijze - gemaakt wordenmaar de wanordelijk
heden waren op het laatst van dien aard dat de
commissie - die zeker beter had gedaan, omdat
de zaal toch reeds stampvol was, geen kaarten
meer aan den ingang te verkoopen - besloot de
partij op te breken. Vooraf echter hadden reeds
vele familiën zich gehaast het gebouw door den
achteruitgang te verlaten.
Burgers van LeidenWij wenschen ons van
hatelijkheden of anderszins te onthouden. Vorige
ingezonden stukken hebben bewezen in hoeverre
de studenten ze begrijpen of er vatbaar voor zijn.
Maar wij wenschen u éénen raad te geven, dien
u niet genoeg op het hart kan gedrukt worden.
Weert, in het vervolg, bij het organiseeren
van groote of kleine partijen, weert de Stu
denten Geeft hun op uwe feesten geen toegang
meer!! Maar zorgt dan ook tevens dat ge aan de
deur een goed toezicht hebt. Velen zijn er te