Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon-en feestdagen, uitgegeven.
Dit Nommer bestaat uit TWEE BLADEN,
Eerste Blad.
iY. 6321.
Saterdag 225 September.
A". 18S0.
EEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lsiden per S nu&ndeo.1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommer*s 0.05.
PRIJS DER AJ) VERTEN TIEN:
Van 1—6 regels 1.06.
Iedere regel meer. ..^.„..nn. 0.17*.
Grootere letters naar plaats ruimte.
l'n de hedenmiddag in de Tweede Kamer gehouden
zitting werd om drie uren de volgende
Redevoering altgesproken door
den minister van Financiën by dé Indiening
der Staatsbegrootlng voor 1881.
MIJNE HEEREN!
Nu mij, daartoe door den Koning gemachtigd, weder
de eer te beurt valt, de Staatsbegrooting voor den
dienst van het aanstaande jaar bij U over te bren
gen, neem ik de vrijheid om, zooals gebruikelijk
is, het beknopt overzicht dezer begrooting in te lei
den met eenige mededeelingen betreffende 's lands
algemeenen financiëelen toestand, voor zoover mij die
op dit oogenblik bekend is en de vermoedelijke uit
komst van de thans nog loopende diensten.
In het vorige jaar werd bij dezelfde gelegenheid
door mij medegedeeld dat, naar de toen bekende
gegevens en gemaakte ramingen, de met juistheid
bekende, maar nog ongeregelde en de vermoedelijke
tekorten, inverband met de tot dekking daarvan aan
wezige middelen aldus bijeengetrokken konden worden:
dienst 1876 te kort f 6,902,047.43
1877 -15,891,589.03
1878 vermoedelijk 5,839,155.17
1879 7,260,000,00
te zamen f 35,892,791,63
tot dekking waarvan voorhanden
waren de batige sloten van
den dienst 4874 ad f 5,917,281.645
1875 926,325.84
te zamen f 6,843,607.48s
en het overschot
van de zuivere op
brengst der lee
ning van 1878 ad f 36,652,177.39
33,495,784.87s
zoodat er volgens die becijfering
overbleef een tekort vanf 2,397,006.75s
Bij de beantwoording van het Voorloopig Verslag
over het wetsontwerp tot heffing eener rentebelasting
waren mij nog geen bijzonderheden bekend, welke in
■die uitkomst eene belangrijke wijziging konden bren
gen. Alleen kon toen gewezen worden op eene ver
mindering van f 390,000 in het tekort van den dienst
1878, terwijl ten aanzien van dat van den dienst
1879 rnog geen verbetering kon worden aangegeven,
omdat veenige beogere ontvangsten door het bedrag
van suppletoire begrootingen werden opgewogen.
Thans zal door >U zeker met genoegen vernomen
worden dat het tekort van den dienst 1878, waar
van de rekening bereids door de Algemeene Reken
kamer is onderzocht, .f 416,886;84 lager is, en dat van
•den dienst 1879 de 'belangrijke som van f3,374,854.44
lager kan wordea gesteld, dan het bedrag dat ik
daarvoor tten vorigen jare moest aangeven.
iDe uitgaven van den dienst 1878, aanvankelijk
gesteld op f 116,260,927.20s be
dragen namelijk f 115,896,888.58
en de ontvangsten, ten vorige jare
berekend opff 110,421,772.03s 110,474,620.25
zoodat het nadeelig slot daalt tot f 5,422,268.33
Voor den dienst 1679 zijn de uitgaven, die ten
vorigen jare naar de gewone wijze van berekening
(d. L na aftrek eener besparing van 1 '/2 millioen op
het toegestaan totaal bedrag) gesteld werden op
f 118,325,098.98, volgens de opgaven thans in de
toelichtende staten der begrootingsontwerpen van de
departementen van algemeen bestuur opgenomen en
verzameld in de algemeene recapitulatie op de hoofd
stukken der begrooting voor den dienst 1881, voor
loopig te stellen opf .115,515,248,10
Daarentegen kunnen de ontvang
sten, die ten vorigen jare berekend
werden op f 111,065,098.98, blij-
Transport f 115,515,248.10
kens de opgaven, opgenomen in
den vergelijkenden staat, die nevens
het ontwerp van Wet op de Mid
delen voor den dienst 1881 wordt
overgelegd, thans geschat worden op f 111,630,102.54
zoodat het nadeelig saldo in
plaats van f 7,260,000 slechts zou
bedragenf 3,885,145,56
De oorzaak van dit zeer gunstige verschil is dus
voor de beide diensten, doch inzonderheid voor den
dienst 1879, voornamelijk gelegen in grootere bespa
ringen op het voor uitgaven toegestaan bedrag, dan
waarop men aanvankelijk meende te kunnen rekenen.
Op den dienst 1879 waarvoor, zooals ik zeide, als
gewoonlijk eene besparing van f 1,500,000 op de ge
raamde uitgaven was aangenomen, bedroeg zij hoofd-
stuksgewijze als volgt:
Hoofdstuk II (Hooge Colleges van Staat en het Ka
binet des Konings. f 24,940.41
III (Dep. van Buitenland-
sche Zaken) 14.806.36
IV
V
Justitie.
Binnenlandsche
228,328,28s
Zaken). f 778,138.53
VI Marine) 469,007.46
VIIA (Nationale Schuld). 554,885.91s
VUB (Dep. van Financiën) 447,339,35
VIII Oorlog) 1,418,817.45s
IX Waterstaat
Handel en Nijverheid). 468,915.49
X (Dep. van Koloniën) 211,236.46
XI (Onvoorziene uitgaven) 42,958.35
te zamen f 4,659,374.06s
Ik zou te veel van Uwe aandacht moeten vergen,
Mijne Heerenwanneer ik de oorzaken van dit be
langrijke verschil eenigszins volledig wilde aanwijzen,
en bepaal mij daarom tot het volgende:
Beneden de raming bleven (in ronde cijfers) vo«r
het Departement van Justitie de uitgaven wegens on
derhoud van gevangenen f 60,000, wegens gebou
wen f 24,000 en wegens pensioenen en wachtgelden
f 60,000; voor het Departement van Binnenlandsche
Zaken, die tot wering van besmettelijke veeziekten
f 330,000 en die voor de verschillende takken van
onderwijs f285,000. Bij het Departement van Marine
is de besparing grootendeels verkregen op de uitga
ven voor personeel en materiëel der zeemacht. Voor
dat van Financiën bleven de uitgaven wegens trakte
menten enz. van verschillende takken van den dienst
der belastingen f 93,000, de uitkeeringen aan ge
meenten van 4/s der personeele belasting f 250,000
en die wegens voorbereidende werkzaamheden voor
de herziening der belastbare opbrengst van de onge
bouwde eigendommen f 49,000 beneden het toegestaan
bedrag. Voor het Departement van Oorlog wordt de
blindere uitgaaf wegens traktementen en soldijen op
f 700,000 en die wegens buitengewone uitgaven op
i 500,000 gesteld. Bij het Departement van Water
staat, Handel en Nijverheid zal op de posten wegens
verschillende waterstaatswerken f 158,000, op den
post wegens aanbouw van nieuwe lokalen f 177,000
en «.p de uitgaven ten behoeve van de telegraphie
f 40,000 vrijvallen. Eindelijk zullen waarschijnlijk voor
het Departement van Koloniën de uitgaven wegens
kosten der landmacht in Suriname f 45,000, die we
gens bijdrage aan deze kolonie f 110,000 en die voor
onvoorziene behoeften f 35,000 lager zijn dan de som
men, die voor dit een en ander werden toegestaan.
De offitvangsten en uitgaven op den dienst 1879
kunnen derhalve in den tegenwoordigen stand van
zaken in de volgende hoofdrubrieken gesplitst worden
Ontvangsten.
Gewone middelenf 103,430,102.54
Bijdrage uit de koopprijzen van
domeinen900,000.00
Uitkeering uit de opbrengst der
4 pets. geldleening van 1878 7,300,000.00
f 111,630,102.54
Uitgaven.
Algemeene dienstf 73,167,057.75s
Rentebetaling en verplichte amor
tisatie27,881,034.41s
Aanleg van Staatsspoorwegen en
subsidiën voor spoorwegen 8,200,000.00
Bestrijding van veeziekten 427,413.52s
Uitbreiding der bij bestek vast
gestelde werken van de Amster-
damsche Kanaalmaatschappij 164,250.00
Herziening van de belastbare op
brengst der ongebouwde eigendom
men 25,714.67s
Buitengewone uitgaven voor het
Departement van Oorlog. 3,904,777.73
Idem voor het Departement van
Marine1,745,000.00
f 115,515,248.10
Bij den laatstelijk vermelden post moet ik een
oogenblik stilstaan.
Ik mag namelijk niet onopgemerkt laten dat in
deze splitsing, getrokken uit de staten A en B, die
als gewoonlijk met nog drie andere door mij worden
overgelegd, nu wederom buitengewone uitgaven voor
het Departement van Marine zijn gebracht, die sedert
eenige jaren onder de uitgaven voor den algemeenen
dienst werden opgenomen. Ter verklaring hiervan
moet herinnerd worden dat de Minister van Marine
bij de toelichting zijner begrooting voor 1874 een
plan ontwikkelde, (dat later bij de begrooting voor
1877 eenigszins gewijzigd is), volgens hetwelk de
kosten van aanbouw en uitrusting van nieuwe oorlogs
schepen en van vaartuigen voor de binnenlandsche
verdediging zich over eenige jaren zouden verdeelen,
om dan door geringere uitgaven voor geleidelijke
vernieuwing te worden vervangen, eene vermindering,
die inderdaad reeds met den dienst 1878 is aange
vangen. Terwijl nu in den staat B verschillende uit
gaven van afloopenden aard en daaronder de buiten
gewone voor het Departement van Oorlog afzonderlijk
worden uitgetrokken, kwam het mij, als volkomen in'
hetzelfde stelsel passend, noodig voor, daarin ook de
bedoelde afloopende uitgaven voor het Departement
van Marine, overeenkomstig de van dit Departement
verkregen opgaven, afzonderlijk te doen vermelden.
Deze wijziging moest noodwendig van den dienst 1874
af worden toegepast, en heeft dus ik meen dit
ten overvloede te moeten opmerken verandering
gebracht in het beloop van de in vorige jaren aan
gegeven uitgaven voor den algemeenen dienst.
Naar deze wijze van voorstelling zijn de uitgaven
voor den algemeenen dienst en de rentebetaling in
1879 tegenover 1878 met f 1,752,313.71s toegeno
men. Volgens de vroegere wijze van behandeling zou
dit verschil f 1,481,613.71s bedragen. De opbrengst
der gewone middelen vermeerderde daarentegen van
1878 op 1879 met f 2,581,161.35, of zoo men bui
ten berekening laat wat in 1879 meer dan in 1878
wegens successierecht in de rechte lijn is ontvangen,
met slechts f 398,106.06s. In dit opzicht zijn wij dus
niet vooruitgegaan, want van 1877 op 1878 bedroeg
de toeneming der gewone middelen zonder de succes
sie in de rechte lijn f 1,021,750.69s tegenover eene
vermeerdering van uitgaven voor algemeenen dienst
en rentebetaling, die als men de buitengewone uit
gaven voor de marine daarin opneemt f 681,087.78
en als men die buiten rekening Iaat f 1,262,537.78
bedraagt.
Maakt men deze vergelijking over een vijfjarig
tijdvak (1875—1879), dan blijkt dat in die jaren de
gewone middelen met inbegrip van de successie in de
rechte lijn ad f 2,286,424.21s slechts f.9,684,788.75s,
de uitgaven voor algemeenen dienst en rentebetaling
daarentegen f 12,134,199.29, of zoo men ook de
buitengewone uitgaven voor marine mederekent,
f 13,229,199.29 zijn toegenomen.
Men zal moeten erkennen, Mijne Heeren! dat deze
vergelijking niet zonder beteekenis is; zij maant ons,
ernstig bedacht te zijn op de versterking onzer ge
wone inkomsten.