N°. 6312. Woensdag 15 September. A0. 1880. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Leidsche geuren. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. 1 'Ul' PRIJS DEZER COURANTS Voor Leiden per 8 maanden.1.10. France per post.......a 1.40.' Afzonderlijke Nommersa 0.05. PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 1—6 rebels*.1.06.i Iedere regel mzer0.17^. Grootere letters.naar plaatsruimte. «TADS-BERICHTEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN brengen bij deze ter kennis van de kiesgerechtigden dat ingevelge art. 8 der wet van 29 Jnni 1851 (Staatsblad N°. 85) de verkiezing, ter vervulling van de in den Gemeenteraad opengevallen plaatsen ten gevolge van het overlijden van de heeren Dr. W. C. VAN DEN BRAN DELER en Mr. L. D. SURINGAR, die in 1881 moesten aftreden, Mr. A. VAN HETTINGA TROMP, die in 1883 en F. STOKHUYZEN die in 1885 moest aftreden, zal plaats hebben op Dinsdag den 5den October aanstaande en dst nasr aanleiding van art. 15 van genoemde wet de herstem ming, zoo die mocht noodig wezen, zal geschieden op Dinsdag 19 October a. s. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DB KANTER, Burgemeester. 3 September 1S80. E. KIST, Secretaris. Het Londensche dagblad The Globe van 10 dezer heeft een artikel van een reizend corres pondent over Leiden, dat met weinig vleierij en veel oppervlakkigheid een waren vreemdelingen- indruk over de stille sleutelstad weergeeft. Hij zegt o. a. „Wat een gewoon mensch van Leiden weet, bepaalt zich tot enkele feiten. Er is een univer siteit; eens woonde daar een schavuit, bekend onder de» naam van Jan van Leiden, en een bijzondere soort van electrische batterij is naar die stad ge noemd. Lieden die iets aan geschiedenis deden, worden door den naam van Leiden herinnerd aan een beleg dat weergaloos rijk is aan dramatische en heroïsche voorvallen, en echte boekwurmen begroeten de stad als den voormaligen zetel der Elzeviers. Buiten deze herinneringen is er weinig dat Leiden voor een vreemdeling aantrekkelijk maakt. Het diep weemoedige gevoel van stilte, rust en ijskoude plechtigheid, dat Leiden bij zijn bezoekers verwekt, is intusschen niet enkel van deze Hollandsche stad een eigenschap. Behalve in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag vindt men overal in Holland dezelfde kerkhofachtige, stille rust. De vreemdeling die altijd over de rijkdommen van Holland heeft hooren spreken, staat verbaasd dat steden als Leiden en Utrecht er zoo schijn dood uitzien. Er is geen leven, zelfs weinig ge luid in de straten; er zijn bijna geen wagens, nog minder equipages. Men ziet er bijkans geen ander rollend materieel dan de trams die met hunne klinkende schellen de slapende echo's der dood stille straten wakker schrikken. Door het betrek kelijk geweld dat deze schellen maken, zouden minder phlegmatische menschen dan Hollanders verbijsterd raken. Het noodelooze en op geen enkelen grond te verdedigen lawaai dat sommige Londensche trams door geschel veroorzaken en dat daar de bewoners der noordelijke districten doet verhuizen, is lieflijke muziek te noemen in ver gelijking met het zinneloos geschel van een Leid- schen tram." De reiziger beschrijft voorts het uitzicht dat hij genoot uit ziju logement in de hoofdstraat van Leiden. Hij had daar een achterkamer en zegt: „Mijne kamer zag uit op een breeden bou levard van een der vele armen waarin men tot zijne vernedering den Rijn verdeelt. Aan den over kant is een rij Hollandsche huisjes waaraan niets bijzonders iszij hebben groote ramen en zijn keurig netjes op de randen en op de deuren ge verfd." Voorts ziet hij een vrouwspersoon met een hagelwit voorschoot, minstens een half uur lang aan den waterkant bezig met het poetsen van een wonderlijk gefatsoeneerd koperen melkvat. - Hij merkt op dat de Hollander zijn Zondag in ge paste vraolijkheid en niet, zooals een Engelschman, dien vrijen dag als een boeteling in sombere ver veling doorbrengt. Den Burcht noemt hij een vreemdsoortig overblijfsel der oudheid, eu in de St.-Pancras- en St.-Pieterskerken wist hij de tref fende gebouwen te zien die zij werkelijk zijn. Het stadhuis noemt hij een met versiering over laden, schilderachtig gebouw. De universiteit is hoogst onaanzienlijk, voor den leek die er om der wetenschapswille niet wordt heengedreven, ofschoon Niebuhr in zijn Romeinsche geschiedenis verklaart dat geen plekje in Europa zoo merkwaardig is voor de geschiedenis der wetenschap als de achtbare Leidsche Senaatskamer. De reiziger verhaalt het beleg en daarmee de gedenkwaardige woorden van Van der Werff en zegt voorts, dat, toen de Spanjaarden noodge drongen hunne bittere vervolging van de onver beterlijke Hollandsche ketters staakteB, daarmede de rampen van Leiden niet ten einde waren, want in deze eeuw werd de stad getroffen door een ramp die geheele wijken en daarmee het huis der beroemde Elzeviers deed in de lucht vliegen en waaraan de stad haar eenig plein heeft te danken. Hij eindigt met eene opmerking die juist is, maar waaruit hij gevolgen trekt die de oppervlakkigheid zijner beoordeeling aan den dag brengen. „Men kan zich voorstellen", zoo schrijft hij, „boe hard nekkig Leiden door het ongeluk vervolgd is, wan neer men nagaat dat de bevolking, zonder wat de universiteit daarbij brengt, niet de helft be draagt van het houderdduizendtal zielen dat Leiden in de dagen van voorspoed en bloei bevatte." Had de man tijd en lust tot onderzoek gehad, dan zou hij bemerkt hebben dat Leiden aan het opkomen is en dat met zijn bloeienden kleinhandel ook de bevolking van jaar tot jaar toeneemt. De reizende correspondent van The Globe is er niet op uit geweest om een belachelijk tafereel op te hangen van het vreemde land dat hij bezocht. Waar hij overdrijft, doet hij het op gezag van anderen, want het is niet waarschijnlijk dat hij op Zondag-morgen voor kerktijd in de gracht aan den Apothekersdijk een dier koperen melkvaten ziet schuren bij de boeren in gebruik. Het hagelwitte linnen schort geeft hem een hoog denkbeeld van de waschvrouwen en strijksters in Holland, en hij maakt chorus met alle vreemde lingen over de Hollandsche zindelijkheid, waarop toch, zooals wij weten, wel wat is af te dingen. Had hij hier z'jn linnengoed eens een paar keeren laten wasschen, en ware hij tijdens de laatste warme weken binnen deze veste geweest, hij zou dan andere, juistere en minder voordeelige ervaring over onze wasch- en strijkkunst en over onze zin delijkheid hebben opgedaan. Iedere gedachte aan deze eigenschap gaat onder in den verpestenden stank van de open riolen, die, sedert men werkt aan de demping van de Binnenvestgracht, in voortdurende roering blijven door de sleepstoom- booten die, met een mijlen langen trein van schuiten, den ganschen dag heen en weer varen. Dat wij onze sierlijke met boomen beplante hoofdstraten waardoor de Rijn stroomt, grachten noemen, is een vergeeflijk euphemisme. Dat het open riolen zijn, weten wij, en daarom is het minder noodig door dien hatelijken stank er aan herinnerd te worden. Is het wel mogelijk van die walgelijkheid te reppen zonder in al de verwikkelingen van rioolstelsels en hunne stellers te verwarren? Wanneer men het eens beproefde met een wel ingericht baggerwerk- tuig, dat uit die riolen de opperste lagen vuil van de laatste jaren radicaal wegnam? Waar schijnlijk zou men, door een doelmatigen bagger molen onder verstandig toezicht gezet te laten werken, de open riolen, voor eenige jaren althans, meer aanspraak geven op hunne euphemistische benaming. D. H. LEIDEN, IA September. Ter gelegenheid van den 25sten verjaardag van prinses Hendrik was heden alhier van openbare en particuliere gebouwen de vaderlandsche drie kleur uitgestoken. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Noord-Amerika door middel van het stoomschip „P. Caland", waarvan de laatste buslichting aan het postkantoor te Rot terdam is bepaald op Zaterdag a. s., des morgens te 9 uren. Ten postkantore alhier moeten de brieven enz. dus uiterlijk Vrijdag-nacht om 12 uren be zorgd zijn. De kiesvereeniging „het Algemeen Belang" alhier zal Vrijdag a. s. een vergadering honden tot het stellen van candidaten ter vervulling van de vier vacaturen in den gemeenteraad. De heer Ph. Buschhammer, student in de rechtsgeleerdheid aan de hoogeschool alhier, wonende te 's-Gravenhage, heeft aan de regeering ten be hoeve van het rijksarchief 28 stukken ten geschenke aangeboden, waarbij o. a. een brief van Cornells De Witt, geschreven door zijn schoonvader Stave- nisse, dato Middelburg 1669, en een kopie van het testament van den heer kolonel Cromwell en vrouwe Barbara Browne, dato 19 December 1642 (perkament). De heer J. J. Richard, predikant te Hoogland,' heeft voor de toezegging van beroep naar Valken burg bedankt. In de „Brieven uit de Hofstad" in het „Weekblad voor Nederland" meldt de heer De Bergh dat Prinses Pauliaa gedoopt zal worden met water uit den Jordaan. Een paar vreemde lingen, onlangs uit Palestina gekomen, hebben bij Eichler in Den Haag een prachtig étui doen maken, waarin de flesch met water uit het Heilige land is besloten en die aan HH. MM. is aangeboden.1 Een zeker veelgelezen Brnsselsch blaadje oppert nu reeds huwelijksplannen ten behoeve van ons pasgeboren prinsesje. Die ver vooruitstrevende courant hoopt namelijk dat de prinses eenmaal de gelukkige gemalin zal wezen van prins Bauduin, zoon van den graaf van Vlaanderen en vermoede lijk Belgisch troonopvolger, opdat, voegt ze er bij, het volgend halve-eeuwfeest moge gevierd worden onder een vorstenpaar, dat beide volken regeert en aldus de laatste sporen uitgewischt worden eener droevige scheiding! De doop zal, volgens de N. Gron. Crt., 3 of 10 October plaats hebben ia de Kloosterkerk; da datum is nog afhankelijk van den gezondheids toestand der Koningin, die zich thans zeer wel bevindt en niet minder gelukkig is met den haar geschonken zegen als de Koning met zijn eerste dochter. De hofprediker ds. Van Koetsveld zal het prinsesje doopende koningin zelf zal het vorstelijke kind ten doop houden. De geabonneerden van de Eransche Opera te 's-Hage hebben den heer De Vries (baryton de grand-opéra) met 107 tegen 56 stemmen aan genomen. Slechts 9 „nons" meer en de heer De Vries zon zijn afgewezen! Het cijfer der tegen stemmers wekte terecht onder het publiek alge- meene verbazing, ja verontwaardiging. Het Vad. kan de 56 tegenstemmers niet gelukwenschen met hun ten eenenmale ongewettigde en alleen dooy

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1880 | | pagina 1