staande uit hooi enz., weldra geheel in vlam stond. Ook begonnen andere gebouwen reeds veel gevaar te loopen, doch uoor de werking der brandweer mocht men er in slagen den voortgang van het vuur te stuiten. Door een politie-agent is op het slootje te Schiedam aangehouden de kuipersknecht Lamb. Melchers, die twee vaatjes gedistilleerd vervoerde, gedekt door een paar gistzakken, echter zonder voorzien te zijn van een geleibiljet. Bij onderzoek is gebleken dat deze waren uitgeslagen uit de branderij van A. Swinkels op het slootje, om ver voerd te worden naar diens pakhuis van veraccijnsd gedistilleerd in de Noordmolenstraat. Melchers, die den wagen met gedistilleerd in den steek liet, zoo dra de politieagent dien aanhield, was er op een zonderlinge manier iDgeloopen. Swinkels nl., die wist dat Melchers dagelijks tusschen den middag in de branderij een borrel kwam halen, verzocht hem den wagen, die beladen met twee vaatjes voor zijn branderij stond, naar zijn pakhuis in de Noordmolenstraat te vervoeren, waaraan door dezen werd gevolg gegeven. Een der tramwagens, die dezer dagen door de Barteljorisstraat te Haarlem reed, kwam in aanraking met een handwagen, bestuurd door een 15-jarigen jongen, die, hoezeer herhaaldelijk door den koetsier gewaarschuwd, weigerde van de rails te gaan. De conducteur, die dadelijk den jongen over zijn handelwijze onderhield en zijn naam vroeg, werd omsingeld door een aantal nieuwsgierigen, waaronder zekere Nelissen, wonende in de Jansstraat, die, in stede van het gedrag van den jongen af te keuren, den conducteur, tevens buitengewoon gemeente-veldwachter, sma delijk bejegende en hem eenige duwen gaf, waar door de jongen gelegenheid had te ontsnappen. Tegen genoemden persoon is thans proces-verbaal opgemaakt ter zake van mishandeling en beleedi- ging van een beëedigd beambte in de waarneming van zijne function. Eene oude vrouw, die Zaterdag-och tend een huis in de St.-Jorisstraat te Amster dam verliet, deed bij het afgaan van de stoep een misstap en viel van de treden af op de straat- steenen, met het ongelukkig gevolg dat zij onmid dellijk dood was. In de Terschellinger gronden heeft tusschen Zaterdag en Zondag een vreeselijk onheil plaats gehad. Ten einde eene gestrande stoomboot hulp te verkenen, waren de sleepbooten Hercules" en Adsistent" uitgestoomd. Met de scheepsboot lieten zich de kapiteins der beide booten naar den gestranden bodem roeien. Een schuimende golf wierp echter de boot om. De gezagvoerder van de „Adsistent", kapitein M. Thomasz, benevens de matrozen van de „Hercules", H. Koopman en M. Brouwer, verloren bij deze ramp het leven. Kapt. Bak ker, van de „Hercules", werd door een schuit gered. Het gerucht wil dat uit den boedel van den notaris De Haan, van Wolvega, niet meer dan 10 pet. zal terecht komen. Twee winkeliers zijn door de ramp genoodzaakt hun winkel te sluiten. Enkele personen zijn totaal geruïneerd door de accepten, die zij geteekend haddenzelfs moet er iemand zijn, die voor f 1500 heeft geteekend en geen f 100 bezit. Een vrouw te Sloterdijk, petroleum doende in een lamp, die nog brandende was, zag zich eensklaps door de vlammen omringd, terwijl het geheele vertrek in verstikkenden damp was gehuld. Met hulp der buren, die op haar angst- geroep toeschoten, eu gedeeltelijk door haar eigen pogingen, werd de brand spoedig geblusckt, doch zij is aan het gelaat en de armen deerlijk gewond. Men heeft te Adorp de verregaande wreedheid gehad van een paard een groot deel van de tong af te snijden. Algemeen hoopt men daar dat de politie de daders zal kunnen opsporen. In eene sigarenfabriek te St.-Peters- burg waar ongeveer 800 mannen en vrouwen werkzaam waren, brak dezer dagen onverwacht op de eerste verdieping een zoo felle brand uit, dat de werksters, die allen op de vierde verdieping bezig waren, niet meer langs de trappen konden ontkomen. Bij dozijnen zag men ze toen uit de verschillende luiken en vensters naar beueden sprin gen, waar zij voor het meereudeel bewusteloos en zwaar gekwetst bleven liggen, zoodat men bijna evenveel moeite had om de gewonden weg te ruimen, als om den brand te blusschen en het puin weg te halen. De fabriek verbrandde geheel, de schade bedraagt 60- a 70-duizend gulden. Het hier volgende verhaal is een uit treksel uit een pas verschenen verslag van den heer James Ford, ingenieur, belast met het doen van peilingen in de Tay, voor het lichten van den trein, die verleden jaar aan den mond dier rivier in de diepte stortte. „Mijne eerste nederdaling," zoo verhaalt de heer F., „bracht mij aan het voorste gedeelte van den trein. Het lijk van den machinist stond recht overeind boven de locomotief, waartegen zijn eene been vastgeklemd zat. De vloed deed hem een weinig neigen en somtijds wiegelde hij van links naar rechts als een onderzeesche plant. Zijne oogen stonden wijd open. Het was gemakkelijk te zien dat de ongelukkige onmiddellijk naar de opper vlakte zou geschoten zijn, zoo zijn voet niet toe vallig was vastgeraakt. De stoker had zijn hoofd verbrijzeld en lag gedeeltelijk begraven onder de steenkolen, die over hem heen gestort waren. In den postwagen stonden de drie beambten tegen de schuifdeur gedrukt, welke het hun gelukt was ter breedte van eenige strepen te openen. Een wan hopige strijd scheen in de laatste oogenblikken nog tusschen hen plaats gehad te hebbeneen van de drie hield zijn hand om den nek geklemd van dengeen die den deurknop vasthield. In een compartiment van den eersten wagsron zaten zes per sonen, waarschijnlijk een familie, door een grillig toeval waren zij na de noodlottige gebeurtenis op hunne zitplaatsen teruggevallen. En zoo zaten zij daar nu, kalm en onbeweeglijk in hun waggon-doodkist. Buiten den tweeden coupé schommelde een lijk, dat met het hoofd tusschen het verbrijzelde por tier beklemd zat: het was dat van een officier. Zijne uniform was verscheurd en zijne beenen waren reeds geheel door de schelpdieren van de Tay af geknaagd. Uit zijn borst stak halverwege het lange, gladde lichaam van een aal, die met zijn staart langzaam het water roerde. De tweede afdeeling van den tweeden waggon bood het af grijselijkste schouwspel aan. Door het dofgekleurde, zeegroene water zag de heer F. daar, met behulp van electrische verlichting, een mengelklomp van ver brijzelde, tegen elkaar geplakte lijken. Er was een zui geling, geheel plat gedrukt en onnatuurlijk breed, en een vrouw bijna geheel vaneen gespleten, waarvan de beide deelen aan het bovengedeelte van het lichaam nog slechts even aan elkander hingen. Groote visschen zwommen te midden van deze overblijfselen heen en weer, of schoten pijlsnel uit de portieren weg, waaruit tevens groote luchtbellen ontsnapten, om langzaam naar de oppervlakte te stijgen. De heer F. bracht van dezen tocht den brieven zak mede. Het afschuwelijke tooneel had hem zoo aangegrepen dat het hem in de eerste twee dagen onmogelijk was iets te gebruiken en hij eerst na acht dagen zich sterk genoeg gevoelde zijn tocht te herhalen. Onder de nieuwigheden, die door de Londensche boekverkoopers onlangs in den handel zijn gebracht, behooren ook de visitekaartjes met in goud gedrukte namen op zwarten grond. Een jong paartje in Berlijn was dezer dagen het leven zoo moe dat het besloot zich van kant te maken. De jonkman kocht zich een re volver en op een afgelegen plaats joegen hij en zijn bruid zich beurtelings een kogel in het lijf. De jonkman kreeg de eerste beurt, daarop het meisje eu zoo vervolgens, want de kogels kwamen zoo ongelukkig terecht dat zij weinig schade aan richtten, althans den gewenschten dood niet brach ten. Reeds had het meisje twee kogels in de borst en de jongen drie in den buik, toen er geschil ontstond wie nu den laatsten zou krijgen, daar beiden nog even ver waren als bij het begin. Men kon niet tot een besluit komengeen van beiden wilde den ander overleven en nu besloten zij dat laatste schot dan maar ongebruikt te laten en naar huis te wandelen. Door bloedverlies ver zwakt, zonken zij echter eeu paar honderd pas verder neer, waar zij door eenige landlieden ge vonden werden, die hen op een wagen naar het gasthuis vervoerden. Miss Neilssonn, de Engelsche actrice, die in het Bois de Boulogne plotseling stierf, laat een vermogen van 750,000 fr. na, waarvan de grootste helft afkomstig is van hare laatste kunst reis door Amerika. Meer dan 30 werklieden werdendoor een verzakking in een mijn te Collet-de-Déze be dolven. 22 werden min of meer zwaar gewond; de overigen werden dood van onder het puin voor den dag gehaald. Een leidekker, die Woensdag-middag te Brussel tijdens een hevig onweer op het dak van een huis in de „rue de Laeken" eenige herstelling moest verrichten, werd zoo bedwelmd door het licht van een hevigen lichtstraal dat hij naar beneden stortte en zich de hersenpan tegen de straatsteenen verpletterde. Verleden Donderdag-avond heeft te Brussel, te Antwerpen en op verschillende plaatsen in den omtrek een allerhevigst onweder gewoed, waarbij verschillende personen, door den bliksem getroffen, om het leven zijn gekomen en allerlei schade is aangericht. In het groote droogdok te Antwerpen sloeg de bliksem dertien werklieden neer, vaB wie twee op de plaats dood bleven en een ander nog in doodsgevaar verkeert, die slechts met groote moeite kon worden bijgebracht. Te Clichy bij Parijs zijn drie gebroe ders Dubois, de jongste zestien, de oudste achttien jaren oud, groente- en fruitverkoopers van beroep, wegens het stelen van meloenen bij verschillende kweekers aldaar en te Saint-Ouen en Asnières ge vangengenomen. Men vond honderden dezer vruchten ten hunnent. De drie broeders hebben er dit saizoen voor eene waarde van 8000 fr. gestolen. In den nachttrein van Charing-Cross naar Dover had voor eenige dagen een Duitsch marine-officier in een coupé 1ste klasse plaats ge nomen. Hij was alleen en speelde onderweg met zijn revolver, tot het schot afging en een kogel hem in de zijde drong. In plaats van nu door het alarmsignaal den trein te doen stoppen, wrong hij zich, snel als de gedachte, uit het portier eu liet zich vallen. De trein had een snelheid van 50 Engelsche mijlen per uur, maar toch door stond de gewonde den val zoo goed, dat hij onmiddellijk gereed was om de naastbijgelegen wachterswoning op te zoeken. Daar kwam hij om twee uren 's nachts aan en trachtte, daar hij geen En- gelsch sprak, door teekens den ontstelden bewoner kenbaar te maken dat hij geneeskundige hulp behoefde. De wachter begreep hem en ging een arts halen, die na eenige uren dan ook verscheen en een voorloopig verband legde. De officier moet stellig stalen zenuwen hebben, althans, ofschoon zijne wonde hoogst gevaarlijk is, daar de kogel niet verwijderd kan worden, zat hij toch bij de komst van den dokter reeds bedaard een brief aan zijne moeder te schrijven. Een Engelsche bokser, bekend onder den naam van Bendigo, die reeds in menigen wedkamp den eersten prijs behaalde, is thans aan de gevolgen van zijn eigenaardig beroep overleden. Zijne laatste overwinning was duur gekocht; zijne tegenpartij beukte hem namelijk een paar ribben stuk, waartegen zelfs de sterke Bendigo niet bestand bleek te zijn. In Engeland wordt zoo'n dood aan toevalligle omstandigheden toegeschreven. Dezer dagen heeft in het departement Lozère een droevig ongeval plaats gehad bij het stellen van een der pijlers voor een te bouwen brug aldaar. Eene instorting had daarbij plotseling plaats, waardoor 80 werklieden onder eene massa aarde bedolven werden. 50 konden spoedig zich zeiven bevrijden, doch van de 30 overigen ont vingen er meerderen ernstige kwetsuren, terwijl er 3 op de plaats dood bleven. BUITENLAND. Frankrijk. De rechtbank van correctioueele politie te Bourg* hoofdplaats van het departement Ain, heeft eeu redacteur van het „Journal de l'Ain" vrijgesprokeu die den president der Republiek „eene machine om besluiten te teekenen" had genoemd en gezegd had dat hij „iemand is die niet meetelt". Op het departement van oorlog heersebt groote beweging ten gevolge van de mededeeling van een blad, dat men een hoofdofficier, aan het departement van oorlog verbonden, plotseling zijn ontslag zou hebben gegeven. Dit ontslag zou name lijk zijn oorzaak hebben in het overtuigend bewijs dat men gekregen had, dat genoemde hoofdofficier allerhande werken, die van geheimen aard en van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1880 | | pagina 2