N°. 6256.
Maandag 12 Juli.
A°. iS80.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
i
Dit Nommer bestaat uit TWEE BLADEN,
Eerste Blad
Naar aanleiding der vaccinatie-woede.
LBIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PKIJS DEZER COUBAST:
Voor Leiden per 8 munden 7."1.10.
Franco per poet.i 1.A0.
Afzonderlijke Nommen. .'TrfTT?'.7. a 0.05.
PBUB DER ADVEBTEKTlEHi
Tm 1-4 npb r: 7.77^7^777.f 1.08.
Ieder» reftl —er.friv.'ii\.'..'.7:; a 0.171.
Groeten teUen oeer pbeUralat*.
Het was een ware paniek, die zich door het
geheele land verspreidde, toen het bericht werd
vernomen dat zich op enkele plaatsen gevallen van
pokziekte hadden voorgedaan; de vaccine-inrich
tingen werden in den letterlijken zin van het
woord bestormd door hen, die in de inenting of
herenting een onwaardeerbaar voorbehoedmiddel
zagen tegen de gevreesde ziekte.
Bestond er gegronde reden voor die angstige
opgewondenheid Door meer dan één ervaren
geneeskundige hoorden wij die vraag ontkennend
beantwoorden, en bekend is de openlijke verklaring
van een Rotterdamsch geneesheer, dat er voor het
oogenblik niet de minste aanleiding was om van
de gewone kalmte af te wijken.
Intusschen, zoo redeneerden velen, de algemeene
agitatie heeft in zooverre geen kwaad gedaan, dat
menigeen, die daartoe anders niet zoo licht zou
zijn overgegaan, zich deed revaccineeren en alzoo
de vatbaarheid voor besmetting door de zoo ge
vreesde pokziekte over het algemeen in ons land
aanmerkelijk is verminderd. De ondervinding toch
heeft geleerd dat ouders wel hunne kinderen laten
inenten om de eenvoudige reden dat dezen anders
van het openbaar onderwijs zijn uitgeslotenhet
bewijs voor die bewering vindt men in het feit,
dat het tijdstip, waarop voor kinderen vaccinatie
wordt verlangd, in de meeste gevallen samenvalt
met dat, waarop zij de school gaan bezoeken.
Vandaar de gegronde klacht der geneeskundigen,
dat de inenting bij kinderen in den regel veel te
laat plaats heeft.
Volwassenen echter, voor wie de indirecte dwang,
welke ten opzichte van toekomstige scholieren bestaat,
niet aanwezig is, schuiven de toch zoo aanbevelens
waardige revaccinatie maar al te dikwijls op de
lange baan.
Indirecte dwang want dat die bestaat kan
door niemand worden ontkend, die onderwijs voor
het kind onontbeerlijk acht. Géén vaccine-bewijs,
géén toelating tot de school. Dat is een wet van
Perzen en Meden.
Of wij dien dwang betreuren Niet in het minst
het geldt hier een maatregel ten algemeenen nutte,
en de kleine minderheid van tegenstanders moet
zich in dit, even als in zoo vele andere ge
vallen, aan den ook dezer dagen weder zoo duidelijk
uitgesproken wensch der groote meerderheid onder
werpen.
Maar tegenover dien onmiskenbaren dwang zou
den wij in het belang van minderheid en meer
derheid beide, tevens beter waarborgen willen zien
gesteld. Wie herinnert zich niet het treurig voorval,
dat onlangs in de hoofdstad plaats had, waar een
jeugdig meisje kwam te overlijden kort na en
waarschijnlijk ten gevolge van het verrichten der
inenting? Het is waar, de daartoe gebezigde stof
was uit het buitenland afkomstig, maar de voor
beelden dat de vaccinatie een ziekteproces ten
gevolge had, zijn juist niet zoo bijzonder zeldzaam,
en daarom stemmen wij niet alleen in met hen,
die een grondig onderzoek door deskundigen in
die treurige zaak hoogst gewenscht achten, maar
vragen bovendien: Is het niet billijk, dat in een
land, waar de vaccine als verplichtend kan worden
beschouwd, ook van hoogerhand maatregelen wor
den genomen, opdat de belanghebbenden verzekerd
zijn dat er slechts deugdelijke en degelijke koe
pokstof worde gebezigd?
Deugdelijk en degelijk niet zonder opzet
bedienden wij ons van die woorden. Blijkt soms
de koepokstof een nadeelige, ja gevaarlijke uit
werking te doen, in andere gevallen doet zij er
in het geheel geene, zoadat b. v. van tien inentin
gen, aan een pare vaccinogène met animale stof bij
een jong kind verricht, geen enkele eenig resultaat
opleverde.
Er bestaan nog meer onverklaarbare verschijnselen
of liever ongerijmdheden op het gebied der vac
cine. Geen kind wordt op de school toegelaten
zonder vaccine-bewijs. Een zeer loffelijke maat
regel, doch wanneer de ouders nu meenen dat
hunne kinderen daardoor voor alle besmetting op de
school gevrijwaard zijn, vergissen zij zich deerlijk.
Dat gevaar dreigt hun kroost wel niet van de
zijde hunner medescholieren, doch van den kant
der onderwijzers zelf, die de verplichte vaccine
moeten helpen handhaven of althans controleeren.
Er bestaat geen enkele bepaling, waarbij revacci
natie voor den onderwijzer wordt voorgeschreven.
Tech verklaren deskundigen dat de inenting na
verloop van een zeker aantal jaren, bijv. zeven,
haar kracht verliest, zoodat herinenting gewenscht
is. Onderwerpt de onderwijzer zich daaraan niet
vrijwillig in het belang zijner leerlingen, dan
wordt hij voor hen een gevaarlijk brandpunt van
besmetting. En voor die bewering hebben wij
degelijke gronden. Immers ons is het voorbeeld
bekend van een onderwijzer, die ten gevolge van
pokziekte het gezicht verloor. Eischt men voor
de leerlingen gedwongen vaccinatie, men verzuime
dan vooral niet om op de onderwijzers gedwongen
revaccinatie toe te passen. Dat is een eisch van
billijkheid en veiligheid.
Men ziet, ook op dit stuk valt er nog heel wat
te regelen.
LEIDEN, lO Juli.
Heden is aan de hoogeschool alhier de heerA.
A. Pronk, geb. te Brielle, bevorderd tot doctor in
de geneeskunde, met academisch proefschrift, get.
„Iets over Atheose."
Aan het admissie-examen voor de hoogere bur
gerschool is door 54 adspiranten deelgenomen,
waarvan er werden toegelaten tot de 1ste kl. 38,
voorwaardelijk toegelaten tot de 1ste kl. 8, afge
wezen voor de 1ste kl. 11, toegelaten tot de 2de kl.
1 en zich heeft teruggetrokken voor de 3de kl. 1.
Aan het admissie-examen voor het gymna
sium werd deelgenomen door 21 adspiranten, van
welke zich voor de 1ste klasse hebben aangemeld
14, toegelaten 12; voor de 2de klasse 4, toegelaten
3; voor de 3de klasse 3, toegelaten allen.
De tijd der pleiziertreinen is weder aange
broken en zij, die voor weinig geld eens een dag
in de prachtige omstreken van Arnhem willen gaan
dwalen, kunnen Donderdag a. s. van de gelegen
heid, hun door de Nederlandsche Rijnspoorweg
maatschappij aangeboden, reeds gebruik maken.
De luitenant-kolonel C. F. Pabst van het
4de regiment inf. te Leiden heeft wegens ziekte
non-activiteit aangevraagd.
Aan het congres van tuinbouw en plan
tenkunde, op het einde dezer maand te Brussel te
houden, zal door tal van personen uit alle landen
worden deelgenomen. Op de voorloopige lijst staan
uit ons land de namen van de heerenDe Jonge
Yan Ellemeet, C. A. A. Dudok De Wit, H. J.
Kok Ankersmit, prof. C. A. J. A. Oudemans, prof.
N. W. P. Rauwenhoff, L. N. SchefFer, prof. W.
F. R. Suringar, dr. M. Treub en H. Witte.
Op plechtige wijze heeft te Tiel de aanbie
ding plaats gehad aan de familie van wijlen dr. F. J.
J. A. Junius van een gedenksteen, door vrienden
en vereerders op het graf van den betreurden
doode geplaatst. Het opschrift luidt: „Ter ge
dachtenis aan dr. F. J. J. A. Junius, geboren te
Leiden den 15den Februari 1'809, overleden te
Tiel den 3den September 1879. Hij heeft
gewerkt zoolang het dag voor hem was. Joh.
IX 4. Zijne vrienden."
Aan de zwem- en badinrichting „Rhynzigt"
zijn gedurende deze week 1329 baden genomen.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 5272 volwas
sen personen en van 412 kinderen.
Ds. P. Bartstra te Wassenaar staat N°. 1
op het door de Ned.-Herv. gemeente te Kampen
gevormde zestal van predikanten.
Yoor het beroep naar de Chr.-Ger. gemeente
te Zuid-Beierland is bedankt door ds. J. A. De
Bruin, pred. te Hazerswoude.
De rekening der gemeente Noordwijkerhout
over het jaar 1879, den raad aangeboden, bedraagt
in ontvang f 14,914.55s en in uitgaaf f 13,520.93s,
zoodat ze met een batig saldo sluit van ƒ1393.62.
Door de rechtsgeleerde faculteit te Utrecht
is de gouden eerepenning toegekend aan de onder
het motto „veritatem spectamus, non quod quis
finxit" ingezonden beantwoording van een door
haar ingeschreven prijsvraag. Bij opening van het
biljet bleek de inzender te zijn de heer J. J. I.
Harte, candidaat in de rechten aldaar.
Aan een brief van een fuselier bij het Indische
leger aan zijne bejaarde moeder is het volgende
ontleend
„De reden waarom ik u op uw laatsten brief
niet geantwoord heb, is vooreerst, omdat wij hier
als soldaat nooit ofte nimmer op onze bestemde
plaats zijn, vooral tegenwoordig, nu het opAtjeh
zoowat op het einde raakt. Nu wil ik u in eenige
regelen met mijn toestand bekend maken. Den
4den van deze maand ben ik bij hetbataljon
infanterie tegeplaatst, om hier wat uit te
rusten van mijne vermoeienissen gedurende mijn
langdurig verblijf op Atjeh. Hoewel ik hier spreek
van uitrusten, moet ik u bekennen dat de dienst
hier ter plaatse veel zwaarder is dan te velde,
door de verre afstanden en de groote moeielijkheid
van het te verrichten werk. Ik zou u gaarne met
eenige regelen over Atjeh bezighouden, maar op
dit oogenblik is het daar zoo stil en rustig, dat
men zelfs niet het minste gevaar te vreezen heeft.
Hieromtrent kan ik u dus niet veel verhalen, want
misschien verneemt gij meer uit de courant omtrent
Atjeh dan wij te weten komen, en zijn wij er
eenmaal vandaan, dan raken Atjeh en de gevaren,
waarin wij dikwijls verkeerd hebben, spoedig in het
vergeetboek.
„Een soldaat, moet gij weten, is hier in het
oog van den kleinen burger, het uitvaagsel der
maatschappij. Zij vergeten wat de soldaat al voor
hen doet. Vooreerst moeten wij, in het garnizoen
zijnde, bij al wat er gebeurt hun onderstand
bieden en bijstaan, zooals bij brand of amok (op
stand), schermutselingen of andere dergelijke aan
gelegenheden. Gij begrijpt dus wel, dat wij in
plaats van hier, veel liever te velde zijn. En toch,
zijn we er eenmaal, dan is er weer wat andersdan
wordt de soldaat op de schandelijkste manier be
drogen. In Europa zou men (door de couranten)
denken, dat een soldaat in Ned.-Indië een leven
heeft als een prins, maar daarin vergist men ziek