Dinsdag 22 Juni. N°. 6289. A°. 1880. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Philips de Schoone, zijn tijd en omgeving. II. XjO^ZDIOIHIT LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden.......f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers.V7777?T77T77T7V. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES j Van 18 1.05. Iedere regel meera 0.17$. Grootere lettere naar plaatsruimte. Waarlijk, zoo een persoon voor held eeuer feest viering geschikt is, is het Philips, aartshertog van Oostenrijk. Van nature zeer op feesten en vermaken verzot, heeft hij nooit geleerd daaraan weerstand te bieden; zijne inhuldiging in de voornaamste Hollandsche steden ging met veel feestelijkheden gepaarddoor hem op feesten te onthalen wist Frankrijks koning allerbelangrijkste concessiën van hem te verkrijgen, met feesten hield Hendrik VII van Engeland hem zeer tegen zijn eigen belang weken op, en de Castilianen, aan Ferdinands zuinig beheer gewend, waren verbaasd over de snelle opeenstapeling van schitterende hoffeesten onder Philips korte regeering. Wankelmoedig in regee- ringszaken, driftig van aard en zeer vatbaar voor plotselinge indrukken, kon hij onmogelijk een goed regent zijndoch tevens vroolijk en vooral bijzonder beminnelijk van natuur, met een hoogst gunstig voorkomen begiftigd, moest hij wel juist een man voor feesten wezen. En hiermede stappen wij van hem af, die vol gens het juiste oordeel der Maskerade-commissie „onder de Nederlandsche vorsten een zeer onder geschikte plaats inneemt," om tot zijn naaste om geving over te gaan. Deze bewijst, dat het spreek woord „zeg mij met wie gij omgaat, en ik zal u zeggen wie gij zijt," niet altijd opgaat. De meesten uit de omgeving van den jongen hertog zijn krachtige mannen, die in staats- of krijgsdienst hun vaderland belangrijke diensten hebben bewezen. Slechts enkelen van hen kannen wij hier, om niet te uitvoerig te worden, nader aanduiden. Het allereerst valt daarbij het oog op den laatsten burggraaf van Leiden, Jau van Wassenaer, door Karei V een zijner kundigste bevelhebbers ge noemd, die op het veld van eer sneuvelde. Hij was ridder van de beroemde orde van het Gulden Vlies, door Philips den Goeden gesticht. Dirk Van Lijnden, de eenige Nederlander die met de Olifantsorde versierd was, en Anthony, de Groote Bastaard van Bourgondië, een zoon van Philips den Goeden, bewezen in raadkamer en op het oorlogsveld dat hun noch moed, noch beleid, noch trouw ontbrak. Philips Van Kleef, de mededinger van Maximiliaan om de hand van Maria, later stadhouder-generaal van alle Neder landen, maakte zich vooral bemind door Maxi miliaan de plundering van het oproerige Brugge af te raden. Philips van Croy is niet ten onrechte beroemd, doch zijn zoon Willem overtreft hem ver. Als jongeling treedt hij thans in het gevolg van Philips den Schoone op, die hem later de opvoeding van Karei V zal opdragen, welke op dracht hij zoodanig vervulde, dat wel de grootste lofspraak in deze de leermeester den leerling waardig was. Guillaume de Vergy vertegenwoor digt als maarschalk van Bourgondië den adel van dit gewest. De hofhouding van Philips was natuurlijk schit terend behalve de hooge dignitarissenden opper kamerheer, opperhofmeester, opperstalmeester en oppergarderobemeester, telde zij, de lijfwacht niet meegerekend, 296 personen, bijna allen uit den adel gekozen. De belangrijksten hiervan, die aan den intocht deelnemen, zijn: Robbert Van der Marck en Jean de Courteville, „maarschalken der logysen" van den hertog en de hertogin, welke laatste het gisteren vermelde Groot Tractaat van Koophandel hielp sluiten en later Karei V tot Roomsch-Koning wist te doen verkiezen. De pages, die den hertog vergezellen, maakten zich later allen beroemd, vooral Karei van Lannoy, de overwinnaar in den slag bij Pavia, die daarna met de bewaking van Erans I belast werd. Deze personen groepeeren zich allen rondom den hoofdpersoon. Wel in zijn gevolg, doch afzonderlijke groepen uitmakende, mer ken wij nog de volgende edelen op: Jan van Egmont, vliesridder, die 31 jaar lang met veel geluk den belangrijken post van stadhouder van Holland bekleedde, en zijn neef Floris van Egmont, vliesridder, grootvader van Anna van Buren, de eerste gemalin van Willem van Oranje. Beiden onderscheidden zich in den krijgsdienst vooral in de Geldersche en Eriesche oorlogen Floris, tot stadhouder van Friesland benoemd, gelukte het den langen Pier te onderwerpen. Bij hen voegt zich de keur van Noord- en Zuid- Hollandsche edelen. Engelbrecht II van Nassau, vliesridder, een dapper krijgsman en bekwaam diplomaat, dien Philips bij zijn vertrek naar Spanje het bestuur over de Nederlandsche gewesten opdroeg. Vooral de stad Breda, waarvan hij heer was, heeft veel aan hem te danken, en nog vindt men zijne prachtige marmeren graftombe in de Groote Kerk aldaar. Hij wordt vergezeld door zijn neef Hendrik van Nassau, vliesridder, aan wien Breda na een vreeselijken brand hare herleving verschuldigd is, en die zich vooral onderscheidde bij de verkiezing van Karei V tot Roomsch Koning. Door zijn huwelijk bracht bij het Prinsdom Oranje aan het geslacht Nassau. Ook zij zijn vergezeld van Hol landsche edelen, die de beroemde namen Arkel, Renesse enz. dragen. Albrecht van Saksen, vliesridder, is stellig een der meest bekende figuren uit het einde der 15de eeuw, en terecht vormt hij dus de kern van de laatste groep van edelen. Door tal van krijgsmans- bedrijven had hij zoowel Frederik III als Maxi miliaan aan zich verplicht en ter belooning ont ving hij het erfstadhouderschap van Friesland, dat hij zich evenwel nog met den degen in de vuist moest veroveren. Zijn bestuur en dat zijner zonen Hendrik en vooral George, die ook in de stoet voorkomen, was voor Friesland een zegen door dien zij orde in het beheer brachten. Een talrijke staf van Eriesche en Duitsche edelen omringt hen. Voordat wij tot de regeering der gast vrouwe Amsterdam komen, willen wij nog enkele harer gasten, die niet bij Philips bepaald behooren, aanstippen het zijn het Spaansche gezantschap, en de vertegen woordigers van het hof van Holland en de Reken kamer. Het eerste komt hier voor ten gevolge van Philips huwelijk met de Spaansche infante en be staat uit den admiraal der Castiliaausche vloot, den condestable van Castilië, Guevara, don Juan Mannel en Alonzo de Aguilar. Het hof van Holland, en de Rekenkamer zijn beide instellingen, welke Philips de Goede vestigde om beter het beheer over Holland te kunnen centraliseerenhet laatste college had het beheer van de schatkist en de domeinen, het eerste stond den graaf in alle zaken van burgerlijk en militair bestuur ter zijde en oefende de hoogste rechtsspraak in zijn naam uit. Onder de leden van het hof van Holland behoort mr. Jacob van Almonde, die bij deze gelegenheid den huldigingseed der stad Amsterdam uitsprak. Over de inrichting van het bestuur der stad Amsterdam moeten wij kort zijn. Het was toe vertrouwd aan schout, schepenen, bnrgemeesteren en raden, waarvan de eerste den landsheer ver- j vertegenwoordigde en met de schepenen de recht spraak uitoefende. Burgemeesteren en raden moesten evenals de vorigen minstens zeven jaar burgers van Amsterdam geweest zijn en tot de notabele en eerbare personen behooren. Zij moesten, eens ver kozen, hunne betrekking aanvaarden op boete van een zekeren som gelds en een aantal Leid- sche steenen voor de stedelijke bouwwerken. De burgemeesteren, vier in getal, werden door de poorters verkozen en hadden langzamerhand zich eene groote mate van onafhankelijk gezag ver worven. De belangrijkste onder hen in 1497 was Andries Boelen Dirksz., die de keizerskroon voor het Amsterdamsche wapen bewaarde. De raad der stad bestond uit 36 leden, die zich zeiven in- kozen. Naast deze regeeringsleden rust ons oog op de gilden, die toen reeds zeer bloeiende waren en in den stoet waardiglijk vertegenwoordigd zullen zijn, vooral het Dichtersgilde, de Kamer van Retho- rica: „in liefde vierigh," die later de beroemde Kamer: „in liefde bloeiende" zou worden en de bakermat der nieuwe Nederlandsche letterkunde. Ook de schuttersgilden, al hadden zij reeds veel van hunne belangrijkheid verloren, zijn niet ver geten. Aan hun hoofd staat de schutterskoning, die met het papegaaischieten op Pinksteren den prijs had gewonnen. Zij zijn verdeeld in de hand en voetboogschutters en werden door het volk om hun kostuum spottender wijze „bonte kraaien" ge noemd. Bovendien telde Amsterdam toen reeds 21 nijverheids- en handelsgilden. Ten slotte rest ons nog te vermelden dat ook de Noord-Hollandsche steden hunne afgevaardig den naar dezen intocht zonden, daar Philips niet verder noordwaarts ging, om den jongen landsheer te huldigen. Sedert Karei den Stoute hield de landsheer er een staand leger op na, dat hier vertegenwoordigd is door de lijfwacht te voet de (hellebaardiers), en die te paard (de Bourgondische ruiters). En hiermede zijn wij aan het slot van ons overzicht gekomen; hen, die zich meer nauwkeu rig op de hoogte willen stellen, verwijzen wij nog maals naar het werk der Maskerade-commissie. op de blyde, heuchelijcke en triumphantelycke incomste van Zijne alderdoorluchtichste Hoochheit Philips den Schoone, binnen der Stat Amsteldam, op den 27sten van Somermaent 1497. Al haddick hondert, wel mondiche monden, Soo souddick nochthans niet cunnen verconden Den lof, die den incomenden Vorst seer behoort, Den Vorst, die door schoon elck meiske bekoort. Ick behoefde beter te syne ter talen, Dan Mercurius selve, om 'dal te verhalen Van dgoet, dat de Vorst, voor dlant heeft ghedaen, Wiens incomst wy allen nu gae sullen slaen Hy is vriendelyck, hy begheert niemants haet, Hy bemint den vrede, ende des wysheits raet Hy is goedertieren en gheeft langmoedicheyt Daer hy domineert in dlant in voorspoedicheyt. Ick bidde bysonder dat Gode bewaert Den lantsheer, dit lant, ons soo dier en soo waert. Een Camerist der Camer: jln liefde Vierigh". A. J. S. v. R. Voor copy conform Den Haag 20/3 '80. A. J. Servaas van Rooyen. Onze rederijker blijkt weinig te hebben geweten, van 't geen de Vorst later zou doen. LEIDEN, 31 Juni. Eene groote quaestie bij eene feestviering is altijd het toilet. Wat de dames betreft, wagen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1880 | | pagina 1