mede gevaren tot achter de fabriek van Prévi- naire. Bij mijn schuitje komende, heb ik eerst mijne handen gewasschen; het varen viel mij zeer moeilijk door de wond aan mijnen duim. Ik heb dat schuitje zoo ver weggebracht, om de verdenking, dat ik nabij de plaats van het mis drijf zou geweest zijn, van mij af te weren; van de fabriek van Prévinaire af ben ik naar huis gewandeld, gaande o. a. langs de Baanlaan. Te huis gekomen, heb ik mijne kleederen gewasschen en mijn hemd en onderbroek, nog nat zijnde, bij het vuile goed geworpenmijne jas en broek heb ik te drogen gehangen. Te zes uren ben ik wederom uitgegaan om mijn schuitje van achter de fabriek van Prévinaire te halenik kan niet ophelderen, hoe het komt dat de zakken op be trekkelijk zoo grooten afstand van het lijk ge vonden zijn en evenmin hoe het komt dat de zak met kuikens in het water lag. Ik heb de feiten ge heel alleen gepleegd. Yrij dag-namiddag lag in een sloot nabij de Waterloostraat onder Kralingen in een bijt een vierjarig knaapje, dat zou zeker verdronken zijn indien niet de ongeveer achtjarige dochtertjes van de heeren Brans en Van der Schuyt het angstgeschrei gehoord hadden. Zij snelden te hulp en brachten het kind met vereende krachten op het droge. Te Bercozana, in Spanje, heeft men een geheel gezin, man, vrouw, drie groote doch ters, een zoon en een dienstmaagd vermoord ge vonden. liet jongste dochtertje, de vijfjarige Anita, was alleen gespaard gebleven. Het geheele huis was leeggeplunderd. Te Sai 111- II er vé, in het Pransche de partement der Noorderkusten, woont eene weduwe Primault met zeven kinderen en een knecht. Ge durende de strenge vorst kwamen zij op den on- gelukkigen inval kraaien te schieten en op te eten. Deze dieren schenen giftige stoffen verzwol gen te hebben, althans na het maal werd de ge heele familie ziek, zoodat vier kinderen en de knecht stierven en de drie andere kinderen in groot ge vaar verkeerden. De moeder is behouden. instrument in de stad wilden bewonderen. De vaste organist, opvolger van den vader Kloris Schuyt, was daar een Haarlemmer, terwijl Cornelia tot zijn dood in 1616 aan de Hooglandsche kerk verbonden bleef. Leiden, 1 Febr. 1880. Mijnheer de Redacteur Verplicht mij door openbaarheid te geven aan onderstaande mededeeling. Eergister- en gisternamiddag zijn door eenige kwajongens op het kerkhof aan de Groenesteeg ergerlijke ongeregeldheden gepleegd. Hu de ijsvloer in den Zijlsingel geheel vrijen toegang tot dat kerkhof verleent, maakten die jongens er gebruik van tot de graven door te j dringen, van sommige de kransen af te nemen, deze te beschadigen en op hoogst oneerbiedige wijze er mede te spelen. Hoewel spoedig door den grafmaker verdreven, zal hun waarschijnlijk de lust niet vergaan zijn ten derden male terug te komen, indien niet meer doortastende maatregelen genomen worden dan de grafmaker, hoe zorgzaam overigens, op dat uitge breide terrein bij machte is te doen. Onder dankbetuiging, Hoogachtend Uw. Dw. M. Men bericht ons uit Stompwijk: Zon- dag-middag na afloop der godsdienstoefening had alhier onder begunstiging van prachtig winterweer aan het begin der Nieuwe Vaart eene ringrijderij met sledeu op het ijs plaats, die door een menigte belangstellenden, zoowel te voet als op schaatsen, werd bijgewoond. De prijs, een fraaie met zilver gemonteerde sigarenkoker, werd behaald door P. Van Rijn Czn., terwijl de premie, een net bewerkte sigarenpijp, aan J. Luite ten deel viel. Het feest verschafte zeer veel genoegen en liep in de beste harmonie af, zoodat een herhaling, mocht de ge legenheid gunstig blijven, velen zeker welkom zou zijn. 3K OLONIE N. BATAVIA, 24 December. Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de volgen de beschikkingen genomen: Civiel Departement. Ingetrokken: De benoeming van den ambt. op non-act. L. C. De Nijs tot ads.-res. van Koetei. Benoemd: tot ads.-res. van Koetei, tevens vendum. aldaar, de contr. 1 ste kl. J. Van Nieuwkoyk; bij het binnenl. best. op Java en Madura: tot contr. 1ste kl. de contr. 2de kl. J. Collard. Machtiging verleend: tot uitreiking aan H. S. Piikhof van eene akte van toelating tot uitoefening der tandheelk. praktijk in Ned.-Indië. Goedgekeurd: Dat door den dir. van binnenl. bestuur, op de bezittingen buiten Java en Madura is geplaatst: in de res. Lampongsche districten, de contr. 2de kl., tijdelijk werkzaam geweest ter alg. seer., D. K. A. Van Loghem. Over geplaatst: van de openb. 1. s. te Bandjermasin, als heofd- onderw. naar die te Pamakasan, do onderw. 2de kl. V. H. Van Leeuwen; van de openb. 5de 1. s. te Soerabaia, als 1ste hnlp- onderw. naar de openb. 1. s. te Pasoeroean, de onderw. 2de kl. J. J. Cuyle; van de openb. 1. s. te Probolingo, als hulponderwijzeres naar de openb. 5de 1. s. te Soerabaia, de onderw. 3de kl. S. E. Wijnveldt. Ontslagen: Eervol uit 's lands dienst de klerk ter algem. seer. J. A. Schaper en de klerk bij het dep. van just. W. Le Feber; eervol uit 's lands dienst, met behoud van recht op pees., de ads.-res. van Toeban W. D. Schiff. Benoemd: tot ads.-res. van Toeban, de ambt. op non-act. E. A. Engelbrecht; tot contr. 1ste kl. bij het binnenl. best. op de bez. bniteB Java en Madura de embt. op wachtg. B. Donker Curtius; tot iusp. chef der afd. gevangeniswezen bij het dep. van just, de ambt. op non-act. mr. A. Stibbe Lz.tot voorz. van den landr. te Poer- vvoredjo en Koeto-ardjo (Bagelen) de ambt. op non-act. jhr. mrj J. W. A. Von Schmidt auf Altenstadt. B e 1 a s tmet de waarn. van den civ. geneesk. dienst en het opzicht over de vaccine in de afd. Pati en Djoewana (Japara) de gew. ollic. van gez. 2de kl. bij het N.-I. leger J. D. Mathieu. Goedgekeurd: Dat door den landraad te Kraksaan is benoemd tot buitengewoon subst.-griff. buiten bezwaar van den lande bij die rechtbank, mr. W. L. F. C. ridder Van Rappard. Benoemd: Tot onder wijzeres 3de kl. F. Verver, onderw. voor den Indischen dienst, onlangs uit Nederland aangekomen, en geplaatst als hulponderw. aan de openb. lag. school te Probolingo. Departement van Oorlog. Verleend: Een tweejverlof naar Europa, wegens ziekte, aau den lstenluit. der inf. J. M. W. Caspari. INGEZONDEN. Geveilde perceelen. Gehouden verkooping aan den Burg alhier op 31 Januari 1880, ten overstaan van den notaris J. M. E. Dercksen Een huis en erf aan de noord zijde van den Ouden Rijn, N°. 194, Sectie H, N°. 2276, kooper W. Bouten q. q., voor f 2260 een huis en erf met een daarnevens staand fabrieks gebouw met groot erf of tuingrond, aau de oost zijde van de Middelstegracht, N°. 105 en 107, Sectie I, N°. 1477 en 1726, kooper W. E. v. d. Heyden q. q., voor f 2325een huis en erf aan de westzijde van de Uiterstegracht, N°. 130, Sectie I, N°. 1727, kooper P. H. Smittenaar, voor 1235; vier perceelen bouwterrein aan den Ouden Singel, nabij de Pauwbrug, Sectie B, N°. 2174, gecombineerd, kooper J. P. Vreeburg q. q., voor 4077. Ten overstaan van den notaris mr. J. A. F. Coebergh: Het heerenhuis en erf met fraaien tuin, aan het Rapenburg, aan den hoek der en strekkende langs de Langebrug, met een uitgang aldaar, N*. 12, Sectie G, N8. 1203, kooper W. A. Van Lith q. q voor f 16,100; een hee renhuis aan het Rapenburg, naast het voorgaand perceel, N°. 14, Sectie G, N°. 489, koopers C. Goedkoop en F. Stokhuyzen, voor/"7000; een huis en erf aan de Langebrug, met afzon derlijke bovenwoning, N". 1, Sectie G, N°. 120.4, kooper H. I. J. La Bree, voor f 3400een huis en erf aan de Langebrug, aan den hoek der Pieterskerkgracht, N°. 19, Sectie G, N°. 870, kooper A. Stokhuyzen, voor f 3000; een winkelhuis en erf aan den Ouden Singel, N°. 152, Sectie B, N°. 918, kooper II. I. De Nie, voor f 2901een huis en erf aan de oostzijde van de Uiterstegracht, tusschen de Groenesteeg en den Ouden Rijn, N°. 111, Sectie J, N°. 1267, kooper J. Smit, voor f 681. Ten overstaan van den notaris A. J. Rijs- houwer: Een huis en erf aan de zuidzijde van den Vrouwenkamp, N°. 39, Sectie II, N8. 312, koo per P. Spaanderman, voor f 820. BUITENLAND. Frankrijk. De Senaat heeft met 144 tegen 129 stemmen eene paragraaf van het amendement-Delsol ver worpen, waarbij in den Hoogen Raad twee leden van het Hof van Cassatie zitting moesten hebben. De Kamer heeft het ontwerp op de amnestie d«r deserteurs aangenomen. Willem Joosten, de moordenaar van den gemeente-veldwachter Abraham Van der Lijke, zal den 24sten Februari a. s. voor het gerechtshof te Amsterdam terechtstaan. Bij verschillende ver- hooren voor den rechter-commissaris heeft besch. de hem ten laste gelegde feiten volledig en omstandig bekend. Die bekentenis komt hierop nederIk ben op Maandag 14 Juli jl., te ongeveer 12 uren des nachts, uitgegaan met de twee ten processe aan wezige zakken onder den arm. Die zakken zijn mijn eigendom, hoewel ik niet weet wanneer zij in mijn bezit zijn gekomen. Ik was voornemens wortels te stelen, omdat mevrouw Kuiler die aan mij besteld had en ik ze niet bezat. Ik had daar toe twee zakken medegenomen, omdat ik dacht dat ik de wortelen niet in één zak zou kunnen bergen. Ik ben daartoe gegaan in den tuin van Zwanenburg, en wel het eerst in het gedeelte ten oosten van den spoorweg; heb daar eenige wortels uit den grond getrokken, doch ze weer wegge worpen, omdat ze mij te groot warenik heb in dien tuin aan eene groote behoefte voldaan en ontken niet op Zondag en Maandag 13 en 14 Juli krentenbrood, sla en aardappelen gegeten te hebben. Ik ben daarna gegaan naar het andere gedeelte van dien tuin en heb daar een van de zakken met jonge worteltjes gevuld, terwijl ik daar nog uit een broeibak eenige komkommers heb medegenomen. Daar het mij voorkwam dat ik niet genoeg worteltjes had, ben ik daarop gegaan in den tuin van Peschar en ben daar dwars door het eikenhout geloopen. Ik ben daarheen gegaan langs de spoorbaan, over den dam van Cramer eu door het weiland langs eene schutting tot een dammetje, waarop zich een hek bevindtom dat hek ben ik geloopen. Vervolgens ben ik om uit den tuin te komen over een hekje geklommen en vond aan de andere zijde daarvan een kippenren, waaruit ik, gedachtig aan het verzoek van Rozenhart, vijf kuikens heb genomen, welke ik in den anderen zak heb gedaan. Daarna ben ik teruggegaan, doch op den dam van Cramer gekomen, stond in eens de veldwachter Van der Lijke, die zich daar waar schijnlijk verscholen had, voor mijhij vroeg mij naar mijn naam en woonplaats, keek op zijn horloge en teekende een en ander in zijn zakboekje aan; het kan evenwel zijn, dat ik mij vergis. Ik heb daar de zakken neergezet en ben daarna de spoorbaan in de richting van Haarlem opgegaan. Van der Lijke is mij toen nagegaan en heeft mij een heel eindweegs verder tot staan gebracht. Hij wilde dat ik mede zou gaan, waartegen ik mij verzette. Hij dreigde toen dat, als ik niet medeging, hij mij dood zou schieten en het kwam mij voor dat hij daarbij naar zijn pistool greep. Daarop zijn wij aan het worstelen geraakt en zijn al worstelende een eind teruggegaan. Bij de rails zijn wij gevallen. Van der Lijke beet mij in mijn duim en krabde mij in het aangezicht. Daarop heb ik mijn mes getrokken, dit met de tanden geopend (omdat v. d. Lijke mijn vinger in den mond had) en heb hem daarmede de wonden en ook de doodelijke wonde toegebracht. Ik heb dit gedaan op dezelfde plaats, waar later het lijk gevonden is. Het mes heb ik, te huis komende, in mijn tuin bij de derde rij erwten begraven het is hetzelfde dat mij door den rechter-commis saris is vertoond. Van der Lijke heeft, naar ik meen, nog wel geschreeuwd, maar was spoedig dood. Ik heb mij daarop verwijderd, doch in de verwarring de uniformpet van den veldwachter medegenomen; dit bemerkende, heb ik die pet weggeworpen, waarschijnlijk wel in de sloot, en ben teruggegaan om mijn pet te halen. Ik ben vervolgens naar mijn schuitje gegaan, dat mijn knecht, Toon Giesken, den vorigen avond bij de tweede ijzeren brug had neergelegd, eu ben daar De verslaggever in het Leidsch Dagblad van de muziekuitvoering van Vrijdag 11. meent, dat Cornelis Schuyt alhier organist geweest is niet alleen in de Hooglandsche maar ook in de Pieterskerk. Het is waar, dat hij van 1604 af in de winter maanden dagelijks van 11 tot 12 het orgel in de Pieterskerk te bespelen had. Dit was echter eene buitengewone opdracht, waarschijnlijk omdat de voorname liefhebbers zijne kunst op het beste België. De minister van onderwijs heeft de oprichting van een schoolmuseum vanwege den Staat bevolen, dat reeds zeer spoedig zal geopend worden. Het museum is bestemd om alle voorwerpen, belang rijk voor het onderwijs, op te nemen. Er zullen twee afdeelingen zijnde eerste zal bevatten voor werpen door het gouvernement verzameld, op de geschiedenis van het onderwijs betrekking hebbende,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1880 | | pagina 2