begrijpen wat alleen oorzaak kan zijn dat de heer Paardekooper in de gelegenheid was de aanlei ding van bedoeld anoniem schrijven den Raad mede te deelen. Het bij velen bestaand gevoelen dat de Burge- 1 meester allerminst verdiend heeft van partijdig heid te worden verdacht gemaakt, was aanleidiug dat de raadsleden Boomkamp, Van Konijnenburg en Wassenaar gebruik maakten van de bij arti kel 40 der gemeentewet gegeven bevoegdheid en verzochten eene buitengewone openbare vergade ring uit te schrijven. Zij had heden in tegenwoor digheid van eene belangstellende menigte plaats. Al de leden zijn tegenwoordig. De notulen der vorige vergadering worden goedgekeurd en gearresteerd. De Burgemeester als voorzitter verzoekt den secretaris voor te lezen een ingekomen schrijven dat tot het bijeenroepen dezer buitengewone ver gadering aanleiding gaf. Na lezing zegt de voorzitter dat daar het eene zaak (de beschuldigingen in het Leidsche Week blad) geldt, die hem persoonlijk betreft, hij het presidium overgeeft aan den oudsten wethouder Kroon en de zaal verlaat. Onder het heengaan zegt deze daarop niet te zijn voorbereid en liever te. willen dat de Burge meester blijft voorzitten, maar dat het dan maar moet als het niet anders kan. Eindelijk zet hij zich neer op de plaats van den voorzitter en vraagt hun die deze vergadering verzochten wat ze wilden. Het lid Boomkamp deelt met het Leidsch Week blad naast zich mede dat hun als velen getroffen heeft de wijze waarop daarin over den Burgemeester wordt gesproken en zij daarom voorstellen uit te spreken: „Dat de raad besluit te verklaren dat hij en velen in de gemeente met verontwaardiging hebben kennis genomen van het bewuste couranten artikel; dat de raad bij deze plechtig verklaart dat hij geheel en volkomen vertrouwen stelt in den persoon zijns voorzitters en er van overtuigd is dat deze in zijne handelingen alléén wordt geleid door eerlijkheid, goede trouw en onpartijdigheid." Na eeuig algemeen zwijgen vraagt de voorzitter Kroon of met vertrouwen „vol vertrouwen" is be doeld, waarop door het lid Boomkamp namens de voorstellers toestemmend wordt geantwoord. Wat de Burgemeester dikwijls in het belang der gemeente oordeelt, acht, zegt het lid Kroon, ik dikwijls in het nadeel en bij dat verschil meen ik over het voorstel niet te kunnen stemmen opnieuw algemeen zwijgen, waarop wordt aange vangen met het voorstel in omvraag te brengen. Terwijl dit voor een deel is afgeloopcn, neemt het lid Everwijn, die reeds voor het voorstel stemde, het woord en zegt dat zijn medeleden die tegenstemden, terwijl het lid Van derWeydennog aan het besluiten was, niet begrepen waarover ze stem den; hij zegt (intusschen had het stemmen opgehou den) dat tegen wil zeggen dat men den Burgemeester partijdig oordeelt en ze dat toch niet willen ver klaren; waarop, als ware er geen voorzitter die bezig was geweest het voorstel reeds in omvraag te brengen, een ieder naar zijn genoegen het woord niet vroeg maar nam over de vraagwat dan het voorstel was? Het lid Boomkamp leest het nu audermaal voor. De voorzitter Kroon zegt daarop dat, al vindt hij misschien de uitdrukkiugen in het Leidsch Weekblad wel wat grof, toch in het stuk veel waarheid ligt; het lid Everwijn houdt zich voor durend bezig te beweren dat het niet anders is dan dat de zaak nog niet begrepen wordt; het lid Paardekooper zegt dat hij nog te kort lid van den Raad is om bewijzen van partijdigheid of onpartijdigheid te kunnen bijbrengen, waarop het lid Van Konijnenburg hem toevoegt dat niet wordt voorgesteld te verklaren dat de Burgemeester on feilbaar is, maar of hij hem vertrouwt en eerlijk beschouwt. Het lid Paardekooper releveert het onvolledig verslag der vorige vergadering in het Leidsch Dagblad en geeft dat verslag, wat hij meent dat door den secretaris wordt geleverd, van alles de schuld. Het lid Alkemade zegt dat dit er niets toe doet en de secretaris in ieder geval niet als zoodanig maar als bijzonder persoon verslag geeft, terwijl hij het lid Paardekooper onder de oogen brengt dat als hij tegen het voorstel spreekt, hij dan verplicht is bewijzen bij te brengen. De laatste komt er op dat dezen zomer, toen hij candidaat voor den Raad was, er ook naam- loos tegen hem geschreven is en de lafaards niet eens huil naam hebben bekend gemaakt; hij vindt het niet gerechtvaardigd dat de Raad is bijeen geroepen en begrijpt niet waartoe al die drukte dient. Terwijl dit alles onder elkander verhandeld wordt, geeft de voorzitter op eens teeken van leven, neemt de presentielijst en zegtIk zal in omvraag brengenvoor, tegen of buiten stemming. Zes leden stemmen voor, de wethouders Kroon en De Groot maken gebruik van het nieuw uit gevonden middel van in omvraag brengen en hou den zich buiten stemming, terwijl de leden Paardekooper en Van der Plas tegen stemmen. De voorzitter is aan het einde zijner taak en sluit de vergadering." Ook ik kon hier eindigen, want het getrouw teruggeven van het verhandelde is afgeloopen. Toch voel ik mij genoopt nog een enkel woord hieraan toe te voegen. Waar vergaderingen op boven bedoelde wijze als deze worden geleid, waar als in haar plaats vond zoo verward en onoordeelkundig door enkelen wordt gesproken, stemmingen worden afgebroken en weer aangevangen, welke waarde is dan aan de besluiten te hechten Mijn oordeel is dat ze zon der eeuige waarde zijn en dat, was ik Burgemeester, ik mij van het gebeurde niets zou aantrekken, maar mij sterk zou voelen in mijne overtuiging eerlijk, te goeder trouw en onpartijdig te hande- leumaar was het mij gegeven in zijne plaats te staan, dan zou ik in het vervolg het kaf van het koren weten te onderscheiden en, doet hij dit, dan mogen de ingezetenen van Noordwijk met den Burgemeester zich over het voorgevallene eer ver heugen dan bedroeven, want het deed hen ken nen de leden van den Raad voor wie zij zich hebben in acht te nemen. Geen Lid van den Raad, noch Gemeente-Secretaris. Noordwijk, 19 November 1879. Eene welverdiende onderscheiding. Particuliere correspondentie IY. Onmiddellijk daarop viel de pangoeloe van de oude bekende moskee in met een Arabisch gebed, dat een ieder onverwacht overviel en waarvan stellig niet veel begrepen werd. Het deed echter de talrijke bezoekers uit Sama- rang, waarvan de meesten zooveel van het iu- laudsche leven zien als wij in de gelegenheid waren op de Arnhemsche tentoonstelling te aan schouwen, daarin een interessanten blik slaan. Hierna sprak de nieuwbenoemde adipati in het Maleisch een woord van dauk tot de regeering en tot den resident, wiens veelvuldige steun en hulp hij had mogen ondervinden, en betuigde dat het im mer zijn streven zou zijn aan den bloei der af- deeling Demak en het geluk harer bevolking mede te werken. Alle ambtenaren voegden zich voorzeker bij bet laatste gedeelte zijner toespraak, waarbij hij den wensch uitte, dat de resident nog vele jaren zijue hooge waardigheid iu deze residentie mocht bekleeden. Als om strijd verdrong zich nu een ieder om den adipati de hand te drukken of zijn glas met schuimend champagne-nat tegen het zijue aan te stooten. Daarop traden de gasten een weinig terug om den inlaudschen ambtenaren de gelegenheid te geven op hunne wijze hunne gelukwenschen aan te bieden. De regent plaatste zich daartoe op een stoel en zijne onderhoorigeu kusten zijne voeten, een eerbewijs, zooals bekend is, in het Oosten al gemeen. Terwijl nu een ieder zich haastte zijne zware staatsiekleediug tegen eene lichtere te ver wisselen, vonden verschillende volksspelen plaats, waaronder het bij ons bekende mastklimmen, doch ook andere meer specifiek Indische, zooals krijgs dansen, vertooningen met vogels, waarbij de ver- tooner gezegd wordt een magischen invloed op alle vogels uit te oefenen Te 1 uur vereenigde zich een 60-tal genoo- digden aan een keurige rijsttafel, waarbij men af gesproken had zich kalm te houden, ten einde zijne krachten voor den avond te besparen. Er heerschte echter de prettigste toon en vooral de jonge gasten brachten in praktijk „qu 'il faut jouir du présent", 's Avonds te 9 uren nam het bal een aanvang, waarbij de gastheer zich niet onbetuigd liet en zich een waardig volgeling vau Terpsichore betoonde. Aan elk der dames werd als souvenir een prachtige waaier uitgereikt, prij kende met den naam vau den gastheer. Toen er 's morgens te 6 uren eenige rijtuigen voorkwamen om de gasten naar hunne woonplaatsen terug te voeren, moesten de dames al walsende den tocht door de pendoppo volbrengen. In de pauze werd er door de Chineezen een luisterrijk vuurwerk ont stoken, dat niettegenstaande het eenige uren echt Indisch geregend had, uitstekend slaagde en be wees hoe hoog de pyrotechnische kunst bij de zonen van het hemelscbe rijk staat aangeschreven en dat zij wat kunststukken betreft volstrekt niet bij de Europeanen behoeven achter te staan. Hoewel er verscheidene gasten in den loop van den volgenden dag (4 Aug.) vertrokken waren, was de tafel 's avonds nog zeer goed bezet en werd er nog eens op inlandsche wijze feestgevierd met gamelangspel en tandakken, waaraan door alle aanwezigen werd deelgenomen, om in deze aangename en ongewone tijdpasseering weder door het morgen licht verrast te worden. De Demaksche feesten zijn eenigeu tijd in de residentie Samarang the topic of the day geweest en zullen voorzeker bij alle gasten een aange- namen indruk hebben achtergelaten. Den Europeaan is hiermede duidelijk gebleken dat Indisctegast vrijheid geen holle klank is, maar nog steeds in de werkelijkheid bestaat en voortleeftdat zoolang Nederland mannen vindt als Demaks regent, zijne heerschappij over Insulinde verzekerd is en dat beschaving en ontwikkeling van den inlander op Java niet behoeft gepaard te gaan met verlooche ning van het nationaal karakter. Deiiak, 10 Aug. 1879. CORRESPONDENTIE. Wij ziju het met den „Burgerman" niet eens en achten het daarom beter zijn stuk niet te plaatsen. KOLOME N. BATAVIA, 14 October. Sedert eergistermiddag, zoo meldt men uit Djokjokarta van 9 dezer, en gisterochtend hadden zich weder een 400-tal opgezetenen van de onder neming Sewoegaloor vereenigd op het plein voor het resideutiehuis alhier, ten einde de beslissing van het bestuur te vernemen omtrent de vroeger door hen ingediende klachten. Op grond dat bij nader onderzoek de klachten bleken ongerijmd en ongegroud te zijn, wilde gisteren de resident, op het bureel alhier, bijgestaan door den Pakoealam- schen prins, ouder wiens gebied genoemde onder neming ressorteert, de hoofdaanklagers uit de groep te voorschijn doen komen, ten einde hen als aan stokers van die gedurige oploopen eens onderhanden te nemen. Toen echter de resident het bevel daartoe gaf, hief het geheele groepje een oorverdoovend geschreeuw aan en staken zij hun grasmessen in de hoogte, ten bewijze, dat zij zich tegen dat gebod wilden verzetten. Onmiddellijk werd naar de hoofd wacht om hulp gezonden en kwamen ook dadelijk twaalf gewapende soldaten aan. Dit scheen echter geen genoegzame pressie op de ontevredenen uit te oefenen, zoodat besloten werd aan den militairen commandant adsistentie te verzoeken. Deze voldeed met ongekenden spoed hieraan, en kwam in persoon op het kantoor het hoofd van het bestuur bijstaan. Op het gezicht van een 50-tal bajonetten, met stormpas aangeloopen, vloog de mopperende Sewoe- galoorsche menigte links en rechts uiteen. Er werd echter voorzichtigheidshalve aan het residentie bureel een sterke wacht gelateD, ten einde her haling van het dringen dier menigte te voorkomen. Dit bleek dan ook wel noodig te zijn geweest, want een half uurtje na het gebeurde zag men weder tal van dezelfde mopperaars samenscholen bij de waterleiding tegenover het bureel, die eerst na dreigement dat op hen zou gevuurd worden, uit elkander gingen. Leiden, ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 2