N°. 6059. Maandag 17 November- A°. 1879. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden......L10. Franco per post.a Léd Afzonderlijke Nommeraa 0.05. Dese Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen, uitgegeven. PEIJS DEE ADTEKTENTIEN Van 18 regels1.05. Ieder* regel meera 0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. Dit Nommer bestaat uit TWEE BLADEN. Eerste Blad. 8TADS-BEEICHTEN. De BURGEMEESTER der Gemeente Leiden, Gelet op art. 21 der wet van 4 December 1872 (Staatsblad N®. 134); Brengt ter kennis van de ingezetenen dat in de afgeloopen week zijn aangegeven ah door roodvonk aangetast 28 personen, en aan die ziekte overleden 8. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 15 November 1879. V. d. BRANDELER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien het adres van F. LOHMANN, manufactnurverver, wonende alhier, houdende verzoek tot oprichting van eene manufac tuur ververij in het pand in de Krauwelsteeg n°. 2 Gelet op de artt. 6 en 7 der wet van 2 Jani 1875 (Staatsblad n°. 95); Geven bij deze kennis aan het pnbliek dat geaoemd verzoek, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeeatc tor visie gelegd is; alsmede dat op Zaiererdag dec 29sten Nov. a. s.,'s voormid dags te elf ureo, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. Bargemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, V. d. BRANDELER, Bargemeester. 15 November 1879. E. KIST, Secretaris. Kapitaal en arbeid. Gedachtig aau de leushoor ook de weder partij, hebben wij aan het ingezonden stuk van „Een Sociaal-Democraat" een plaats in ons blad ingeruimd, doch, ronduit gezegd, wij deden dat niet zonder eenige aarzeling. Niet alleen omdat het onderwerp, door den schrijver behandeld, eigenlijk minder thuis hoort in een blad van ge heel neutrale richting als het onze; maar ook en vooral omdat het op het gebied der soci aal-democratie dikwijls zoo moeilijk valt het kaf te scheiden van het koren, al behooren wij juist niet precies tot degenen, die, gelijk de schrqver zegt, zich ieder sociaal-democraat als nog erger voorstellen dan een dief, een roover of een moordenaar. Er heerscht daar veel begripsverwarring, door sommigen met opzet in het leven geroepen om daarmee, hun voordeel te doen tegenover de min der juist onderscheidende massa, door anderen uit onkunde en op gezag van eerstgenoemden ge handhaafd. Die begripsverwarring vinden wij ook ruimschoots terug in het ingezonden stuk van „Een Sociaal-Demoeraat." Dat zullen wij trachten aan te toonen. Communisten dan, nihilisten en socialisten noemt de schrijver al degenen, die het communisme of socialisme, d. i. het beginsel van gemeenschap pelijke belangen, in toepassing brengen. Nog daargelaten of die drie rubrieken, met name de nihilisten, die in het Russische rijk een zoo ge heel eigenaardige partij vormen, over één kam kunnen worden geschoren, beginnen wij met den lezer voor de door ons bedoelde begripsverwar ring te waarschuwen. S. spreekt Diet van „het algemeen belang", maar van „gemeenschappelijke belangen." Bevordering van het eerste er wordt helaas maar al te dikwijls mee geschermd zal nie mand afkeuren; bevordering der laatste kan goed zijn, en is het zeker in dit bijzonder geval, dat aanleiding gaf tot al dit geschrijf, de oprichting en exploitatie cener broodfabriek, die, vooral in de phase, waarin die zaak op het oogenblik hier ter stede verkeert, meer het publiek dan den ondernemer ten goede schijnt te komen. Hier dus kan zeker geen sprake zijn van een kapitaal, dat „aanspraak maakt op het grootste deel van de opbreDgst." Doch volgen wij de meer algemeene beschou wingen des schrijvers. De S. stelt en daar schuilt weer een fout kapitaal en arbeid tegenover, wij plaatsen die naast elkaar. „Op de vraag wat is eigendom? moet men niet alleen zeggen, dat eigendom datgene is, wat iemand bezit, maar men moet vragen, aan wien als eigendom toe komt al hetgeen dagelijks door de arbeidende menschheid wordt voortgebracht." Zeker, dat zijn wij volkomen met S. eens; immers hier noemt hij èn kapitaal, èn arbeid eigendom maar waarom dan boven gesproken van den „arbeid, die het kapi taal geheel kan opeischen?" Jaren lang heeft men er het kapitaal een ver wijt van gemaakt, dat het zich niet dienstbaar stelde voor industriêele ondernemingen, en nu het dat meer en meer begint te doen, wil men het doen voorkomen als den tegenstander van den arbeid. Men zij gerust. Te recht herinnert de S. er aan hoeveel wij vooruitgegaan zijn door de afschaffing van lijfeigenschap en slavernij, voor wier slachtoffers geen eigendomsrecht bestond. Welnu, dank zij dien vooruitgang, staan èn kapi talist, èn arbeider op gelijk terrein als vrij man, een terrein, dat voor het kapitaal vrij wat meer moeilijkheden oplevert dan S. en zijn geest verwanten wel denken. Wij bedoelen niet alleen het risico, waarlijk toch al groot genoeg in onze dagen, maar ook den strijd, dien de kapitalisten onderling hebben te voeren. Of bestaat er geen mededinging ook tusschen kapitalisten onderling? Indien een onder neming hooge percenten afwerpt, hoe spoedig verrijst er dan niet een tweede, die tot belang rijke prijsverlaging aanleiding geeft, welke ook den arbeider ten goede komt, die bovendien in staat is zijn arbeid aan den meestbiedende te verkoopen. Men bedenke dat wij nog slechts een eersten stap gezet hebben op den weg der toe passing van het beginsel van gezonde „gemeen schappelijke belangen." S. zelf trouwens stemt het toe, dat het veranderen van maatschappelijke toe standen niet plotseling gaat. „Een langzame, ge leidelijke ontwikkeling zal daartoe leiden." Vol komen juist. Langs dien „geleidelijken" weg tracht e ieder zijn doel te bereiken, en de maatschappij zal er wel bij varen. Of echter „Een Sociaal-Democraat" zich wel geheel en al zuiver op dien weg beweegt wij betwijfelen het, waar wij lezen„Erkennen de weinige rijken de noodzakelijkheid van die handel wijze (onteigening van hun bezit) in het alge meen belang, dan ontvaDgen zij schadeloosstelling, maar verzetten zij zich, steunende op de macht- middelen, waarover zij kunnen beschikken, dan gaan zij in dien strijd te gronde." Dat laatste zal toch S. zelf wel geen „geleidelijken" weg achten. Als tegenstelling spreekt S. iets hooger van den middelstand, die door de invoering der stoom machines ook werd „onteigend." Maar meent S. dan werkelijk, dat het er vóór de toepassing der stoomkracht op de nijverheid zoo gunstig uitzag voor den arbeidwas net lot van hen, die buiten de bevoorrechte gilden stonden, dan zoo benij denswaardig? Neen, de arbeid is thans heel wat vrijer dan toen; de middelstand werd niet „onteigend", maar het zwaartepunt tusschen kapitaal en arbeid werd verplaatst door een zoo diep ingrijpende werking als die van de invoering der stoom machine. Dat. zwaartepunt heeft zeker nog niet volledig de plaats van het evenwicht hernomen, maar de stoommachine zelf is druk bezig dat evenwicht te herstellen. Of hebben niet juist de door de stoomkracht versnelde middelen van vervoer om slechts iets te noemen de markt van vraag en aanbod ook voor den arbeid naderbij ge bracht en dus uitgebreid? Daarom stemmen wij ook volkomen in met S.'s lofrede op de spoorweg- en telegraaf-, ver zekering- en reddingmaatschappijen, alle door het kapitaal in het leven geroepen, sommige zelfs, zooals laatstgenoemde, met een onbaatzuchtig, een edel doel; maar ook daar, waar het eigenbelang van den kapitalist de drijfveer was, werkt hij toch tevens mede om zijn kapitaal dienstbaar te maken aan het algemeen belang. Zulk een socia lisme juichen wij toe, veeleer dan dat, hetwelk met den S. sophismen verkondigt als dit; „Het kapitaal is noodzakelijk, maar niet de kapitalist", een machtspreuk, even ongerijmd en even af schuwelijk als die, welke men er tegenover zou kunnen stellen De arbeid is noodzakelijk, maar niet de arbeider. De Nederlandsche werkman heeft gelukkig nog genoeg gezond verstand om zich door zulke sophis men niet het hoofd op hol te laten brengen. Hij zal met ons beseffen, dat de tijd, dat „speculan ten in granen geheele spoorlijnen pachten en daarop leege goederenwagens laten loopen om den toevoer van graan te beletten, zoodat de arme menschen duur moeten betalen of honger lijden" dat die tijd, dank zij de mededinging van het onmisbare kapitaal zelf, voorbij is, ge tuige het de geringe stijging van de prijzen der eerste levensbehoeften ook na den slechten oogst van dit jaar. Hongerlijden en hongersnood, in de hooggeprezen tijden van het gildewezen zoo zeldzaam niet, be hooren althans in ons land, ook na een slechten oogst, tot het verledene. Laat ons die door de stoommachine verkregen uitkomst, die vrucht der samenwerking van kapitaal en arbeid niet voor bijzien, en streven wij allen naar verbetering, mits het zij langs „geleidelijken" weg. LGIDEK, 15 November. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Noord-Amerika door middel van het stoomschip „Schiedam", waarvan de laatste bnslichting aan het postkantoor te Rotterdam is bepaald op IS dezer, des avonds te tien uren. Gedurende deze week zijn dagelijks in het Werkhuis alhier opgenomen van 5576 volwas sen personen en van 1116 kinderen. De 2de luitenant G. J. C. A. Pop, van het 4de regiment infanterie, is overgeplaatst bij het instructie-bataljon te Kampen, als leeraar van den hoofdcursus der inf. en administratie aldaar. Eene circulaire, gericht aan da plaatselijke en garnizoenscommandanten, bevat de bevelen des konings, dat het dragen van de schako of colbac op Zon- en feestdagen voor alle militairen in de residentie verplichtend is. Bovendien moeten de officieren in dat garnizoen ook op die dagen ge kleed zijn in de tenue als de troep van het wapen waartoe zij' behooren. Deze bepalingen zijn ook van toepassing voor die militairen welke zich in residentie met verlof bevinden. Voor m. o. is in Den Haag toegelaten voor boekhouden, huisonderwijs, W. A. Schade van Westrum, van Amsterdamvoorts A. S. Mink, van 's-Gravenhage, voor Ned. taal- en letterkunde S. Van Braam, van Sneek, voor Eng. taal- en letterkunde; C. W. Nolting, van Haarlem, voor geschiedenis. LEIDSCH DAGBLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 1