Volgens een bericht van de directie der
Stoomvaartmaatschappij „de Rotterdamsche Lloyd"
i3 de brievenmaal aan boord van het op den löden
Juli jl. bij Guardafui gestrande stoomschip „Over-
ijsel" niet gered kunnen worden en alzoo als ver
loren te beschouwen.
De prinses-moeder Von Wied is gister
avond te Scheveningen aangekomen. De Duitsche
vorstin werd aan het Rijnspoorwegstation in Den
Haag verwelkomd door haren zoon en diens ge
malin. Prins Prederik is niet gisteravond terug
gekeerd, doch wordt morgenmiddag te één uur
in de residentie verwacht.
Gisteren wérd abusievelijk vermeld, dat de
Pransche mail voortaan des Vrijdags in plaats van
des Zaterdags zou vertrekken. Het tegendeel is
waar: des Zaterdags in plaats van des Vrijdags.
Naar men verneemt bestaat bij het departe
ment van marine het voornemen om bij genoegzame
deelneming een weduwenfonds op te richten voor
de machinisten, de dek- en onderofficieren in het
vaste corps en de onderofficieren van de mariniers.
De Staten dezer provincie zijn in buiten
gewone vergadering bijeengeroepen tegen 9 Sept.
aanst., ter verkiezing van een lid der Ged. Staten
in de plaats yan den heer E. H. baron Rengers
van Warmenhuyzen.
Het stoomschip „Prinses Amalia", van Amster
dam naar Batavia, vertrok gisteren van Southampton.
Z. M. heeft met 1 Oct. a. s. bevorderd tot
officier-machinist lste kl. bij 's rijks stoomvaart
dienst, den officier-machinist 2de kl. J. A- Van
der Meer; voor den tijd van vijf japen gedetacheerd
bij de militaire adm. van het leger in Ned.-Indië'
ingaande in het nu loopende jaar, de lste luit.-
kwartierm. K. L. Knauf, van het 8ste reg. infan
terie, en J. A. Keukenmeester, van het lste reg.
veld-art.met ingang van 1880: de 2de luit.-
kwartierm, A. W. Van der Meer, van het~3de,
J. A. Neuwieller, van het 4de, H. Rinck, van
het 8ste reg. inf., en J. H. W. Immink, van het
2de reg. veld art.M. H. Schippers, kweekeling
van het Ned. Zendelinggenootschap te Rotterdam,
benoemd tot hulpprediker bij de inlandsche chris
tengemeenten in Ned.-Indië; aan G. A. J. Franke,
op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als leeraar
aan de rijks hoogere burgerschool te Sappemeer,
en met 1 Sept. tot tijdelijk leeraar aan die school
benoemd H. J. Velthuis.
Gemengd Nieuws.
De gedeputeerde staten van Zuid-
Holland hebben het vonnis van den Leidschen
schuttersraad van 19 Juli 11., waarbij de korporaal
P. N. P. wegens verzet gedurende den dienst, door
woorden tegen zijn meerdere tot degradatie en
wegens het feit zich bij brand vóór den afloop
daarvan te hebben verwijderd, niettegenstaande
herhaald bevel te blijven, tot een geldboete van
f 50 en in de kosten van het geding was ver
oordeeld, in hooger beroep vernietigd, op grond
dat ten processe door de verklaringen van de drie
onder eede gehoorde getuigen is bewezen dat de
beklaagde, bij den brand te Leiden van 18 April
11. tegenwoordig, nadat de eerste getuige, de ser
geant-majoor D., hem gelast had dienst te doen en te
blijven, na 't bezigen van hoogst ongepaste uitdruk
kingen, niettemin zich heeft verwijderddatevenwel
dit feit, hoe laakbaar overigens op zich zelf, noch
valt onder de qualificatie van art. 54, noch onder
die van art. 57 der Schutterijwet, tenzij bewezen
ware, wat door appellant wordt ontkend en door
niemand beweerd, dat de compagnie tot welke
hij behoorde aan de beurt was om bij brand dienst
te doen, dus voor appellaat verplichting hadde be
staan om tot dien dienst op te komen; dat het
gewraakt feit echter niet kan ontgaan aan de
qualificatie van „gedrag tegen de ondergeschikt
heid" strafbaar gesteld bij art. 58 der wet en
zulks omdat de ondergeschiktheid, welke bij art.
53 aan de leden der schutterij jegens hunne meer
deren is opgelegd, onvoorwaardelijke gehoorzaam
heid medebrengt in alles wat den dienst betreft,
ongeacht of die meerderen gerechtigd waren om
datgene te bevelen wat door hen bevolen werd enz.,
hem schuldig verklaard aan gedrag tegen de onder
geschiktheid, waaromtrent bij de wet geene bijzon
dere bepalingen zijn vastgesteld, en hem mitsdien
veroordeeld tot een geldboete van 10 en in de
kosten van het geding.
Door den heer J. D. Vissering alhier
werd op 24 April eene briefkaart verzonden,
die eene reis om de wereld maakte en terugkwam
op 16 Juli, na dus de reis in slechts 82 dagen
gedaan te hebben.
Maandag-middag is de officier van
justitie, vergezeld van den rechter-commissaris bij
de arrondissements-rechtbank te 's-Hage, naar
Delft gekomen, ten einde door twee van daar
medegeuomen doctoren een onderzoek te doen
bewerkstelligen op het lijk van het meisje, dat
in den nacht van Vrijdag op Zaterdag in eene
sloot in de nabijheid van Delft is gevonden. Ook
zijn eenige personen in deze zaak gehoord.
In de maand Juni zijn te Schevenin-
gen 1798 baden genomen, in Juli 8662 en in
Augustus 21,232 te zamen 31,692 baden.
Als een staaltje van wat het Maleisch
op de ontnuchtering van een dronken man ver
mag, diene het volgende
Op zeker dorp niet ver van Leiden was het voor
de „lieve jeugd" vacantie. De straat verving de
schoolbank. Op de schoolbaan was het rustig
én stil, op de straat des te levendiger. Het
volkje genoot naar hartelust en greep elke gelegen
heid aah om zich daar schadeloos te stellen voor
al het hardê, dat de schoolbank aankleeft. Op
zekéren dag nu, dat „de hoop des vaderlands"
weer aan 't pleizieren was, verschijnt er, o vreugd,
uit èene naburige gemeente een dronken man. Zij
confisqueert hem en maakt het hem op zijne
waggelende beenen vrij lastig. Weldra klinkt
Héye's liedje
„Rechtop van lijf, oprecht van ziel,
Dat is een stand naar mijn behagen."
Deze woorden schijnen op den jeneverbroer eene
éleotrische werking uit te oefenen, want eensklaps
wèrpt hij zijn pakje van zich en zal er met zijn
stevigen knuppel op inhouwen.
Daar dit tooneeltje in de nabijheid van de woning
van den burgemeester voorvalt, is deze weldra waar
hij wezen moet en plaatst zich voor den Bacchus-
vriend. Deze geeft nu aan zijn overkropt ge
moed lucht in eene reeks Maleische woorden,
waarop de burgemeester hem ook in 't Maleisch
ten dienste staat.
Als werd hij door eene vreemde macht aange
grepen, kijkt onze vriend verbaasd op, en weet
niet, hoe hij 't heeft, nu hij ook in 't Maleisch
toegesproken wordt, 's Mans woede was voorbij, en
weldra blijkt het, dat er een oud Indisch kapitein
tegenover een oud Indisch soldaat staat, die onge
veer gelijktijdig gediend hebben.
Supérieur en inférieur gaven elkaar de hand
en rustig vervolgde de laatste zijn weg.
Te Leimuiden is een paard, lijdende
aan kwaden droes, onteigend en afgemaakt.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft
heden het vonnis der arrondissements-rechtbank
aldaar, waarbij de juweelendief, zich noemende
d'Orval de Montenay, is veroordeeld tot twee jaren
gevangenisstraf, in eenzame opsluiting te ondergaan,
bekrachtigd.
De rechtbank te Middelburg heeft
den gefailleerden A. Meyers, chef der "Vlissingsche
Handelsbank, in zijne woning in verzekerde bewaring
gesteld.
Op de Goesche stoomboot „Admiraal
de Ruyter" heeft Vrijdag een vreeselijk voorval
plaats gehad. De boot deed een extra-tocht naar
Schiedam en had een vat garancine aan boord,
dat tegen een ketel was gelegd en goed was
onderstopt. Het weer was zeer onstuimig en toen
de boot een eind in het Schaar van Wemeldinge
was gekomen, werd het bewuste vat door het zware
slingeren der boot van zijn plaats geslagen. Twee
personen van de bemanning, Jan Veele en Willem
Melieste, wilden het weer goed leggen, toen door
een zware zee het vat van stuurboord tegen de
verschansing rolde. Genoemde mannen wilden met
alle geweld het vat onderstoppen, niettegenstaande
de kapitein hen waarschuwde en hun o. a. toeriep
„Jongens, laat dat vat maar rollen, daar is toch
geen houden aanTot vier- a vijfmaal toe riep
de kapitein: „laat dat vat los!" doch zij bleven
volhouden, met het noodlottig gevolg, dat zij met
het vat door de verschansing overboord vielen en,
zonder dat zij nog één kreet aanhieven, jammerlijk
verdronken. Aan pogingen om te redden viel niet
te denken. Door dit ongeval zijn twee gezinnen
in diepen rouw gedompeld en verliest de directie
der stoomboot twee oppassende, ijverige mannen.
BUITENLAND.
Bumenië.
Door twee te Bucharest verschijnende bladen,
de „Romania libera" en de „Binele public" is
eene eensluidende mededeeling openbaar gemaakt,
volgens welke Von Bismarck de volgende voor
waarden tot oplossing der Joodsche quaestie zou
hebben goedgekeurdArt. 7 der grondwet zal in
dezen geest gewijzigd wordenDe godsdienstige
belijdenis Zal voor geen burger een hinderpaal
kunnen zijn voor het genot van de volle burger
lijke en burgerschapsrechten. Tot uitvoering van
dit nieuwe artikel der grondwet zal eene wet
bepalen, dat aan de volgende acht categorieën van
Israëlieten het volle burgerrecht gegeven zal wor
den, mits zij in Rumenië geboren zijn en niet
onder de speciale bescherming van een buiten-
landsche regeering staanZij die een onroerend
eigendom bezitten met minimum-inkomsten van
1200 fr. Deze som stemt overeen met den census,
die vereischt wordt om in de tweede klasse het
stemrecht te kunnen uitoefenen. Zij die als koop
lieden of industriëelen aan directe belasting min
stens 30 fr. 'sjaars betalen. Zij die onder Rumeen-
sche vlag gediend hebben of zich voor den krijgs
dienst hebben aangegeven. Zij die het diploma
van beoefenaar der schoone kunsten of den doctors
titel aan de universiteit verworven hebben. Zij
die achtereenvolgens 5 klassen op de Rumeensche
gymnasiën of lycea doorloopen hebben. Zij die
schenkingen aan den Staat gedaan of instellingen
van weldadigheid gesticht hebben. Zij die aan het
hoofd staan van fabrieken en andere industriëele
ondernemingen, uitgezonderd stokerijen van geest
rijke vochten. De schrijvers van letterkundige
werken in de Rumeensche taal. Alle Israëlieten,
die in deze categoriëen vallen, oefenen in de klas
sen overeenkomstig de bepalingen der constitutie
het kiesrecht uit. Ten aanzien van vreemdelingen
en derhalve ook van de Israëlieten, die niet in
deze categorieën begrepen zijn, zal art. 7 van het
burgerlijk wetboek aldus worden gewijzigd, dat
voor naturalisatie, in plaats van 10 jaren, een
voorafgaand verblijf van 5 jaren voldoende zal
zijn. De „Binele public" schat het aantal Israë
lieten, dat volgens deze bepalingen het burgerrecht
verkrijgen zou, op 45,000 a 50,000.
De correspondent van de „Times" te Bucha
rest meldt, dat behalve bij de officieuze pers deze
oplossing der quaestie bij geen enkel orgaan der
publieke opinie sympathie vindt. De oppositiebla
den betoogen dat drie groote mogendheden Rume-
nië's onafhankelijkheid erkenden, dat die onaf
hankelijkheid dan ook feitelijk bestaat, en dat
het nu al te dwaas zou zijn de formeele erken
ning door geheel Europa te koopen met Rumenië's
ondergang.
Turkije.
Het groote plein voor het ministerie van oorlog
te Konstantinopel biedt tegenwoordig dagelijks
een schouwspel aan, dat aan het ongeloofelijke
grenst. „Reeds 's ochtends vroeg," zegt een cor
respondent der „Kölnische Zeitung", „zijn daar
honderden vrouwen en kinderen bijeen, grooten-
deels weduwen of echtgenooten en kroost van
officieren, soldaten en militaire geneesheeren, die
bidden en smeeken, roepen en schreeuwen om
brood, geld en uitbetaling van achterstallige soldij.
De militaire macht ziet met Oostersche kalmte
dagelijks dit schouwspel aan, en alleen de laatste
vonk van discipline, die er nog in haar overbleef,
weerhoudt haar zich bij de klagende menigte aan
te sluiten. De ambtenaren, die het gebouw binnen
gaan, halen de schouders op met de verklaring,
dat ook zij tevergeefs op hun honorarium wachten.
Zoodra de schitterende equipage van Osman-pacha
verschijnt, weergalmt de lucht van vloeken en
verwenschingen en dringt de menigte om zijn
rijtuig om het voortgaan te beletten. Doch terwijl
eenige manschappen ruim baan maken, blijft de
eenmaal door het volk geliefkoosde maar thans
gehate „leeuw van Plewna" onbeweeglijk zitten
en de vreeselijkste smaadwoorden en verwenschin
gen kunnen hem in zijne kalmte niet storen.
Dagelijks herhaalt zich hetzelfde schouwspel, maar
aan de pers is door den machtigen gunsteling het