Vrijdag 1 Augustus. N°. 5968. A°. 1879. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post-1A0. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 16 regels1.05. Iedere regel meer..,0.17*. Grootere letters naar plaatsruimte. Een gewensckt verbod. Wanneer men de veroordeelingen nagaat, wegens openbare dronkenschap uitgesproken door de kan- to Trechters in die plaatsen, alwaar verordeningen daartegen bestaan, heeft men zeker alle reden om zich te verbazen over de treurige waarheid, door het groote aantal vonnissen telkens opnieuw be vestigd, dat het misbruik van sterkedrank ondanks de straffen, daartegen bedreigd, nog maar volstrekt niet afneemt, ja leveren de recidivisten, waaronder sommigen, zoo ongeveer voor de vijftigste maal veroordeeld, het bedroevend bewijs, hoe diep de lichaam en geest ondermijnende kwaal bij niet weinigen is ingeworteld. Hetzelfde treurige verschijnsel, dat in de bur germaatschappij valt op te merken, kan men ook waarnemen in de lagere rangen des legers. Tegen over hen, die het in het burgerlijke leven, dank zij hun volharding, een betere zaak waardig, tot hun gouden jubilé als veroordeelde drinkebroers hebben gebracht, staan de beklagenswaardige mili tairen die eindigen met als onverbeterlijke dronk aards uit de gelederen te worden verwijderd. Dat het kwaad, dat helaas als een ware epide mie onder ons volk voortwoedt, zich ook, en in nog sterker mate, in het leger openbaart, is trou wens niet te verwonderen. Daarvoor zouden tal van redenen zijn op te geven. Vooreerst heeft men hier te doen met een vereeniging van louter man nen, waarvan vrouwen, die slechts bij uitzonde ring, en kinderen, die in het geheel niet „drin ken", grootendeels zijn buitengesloten. Ten tweede zijn het voor het meereudeel mannen van jeug digen leeftijd, dus vrij luchthartig, die het met een glaasje meer of minder zoo nauw niet nemen; of wel, in plaats van die luchthartigheid te bezit ten, gaan zij gebukt onder die eigenaardige kwaal, die men het soldatenhcimwee noemt en welke haar slachtoffers tot. teringlijders of soms zelfs tot zelf moordenaars maakt. Zij vooral zijn te beklagen; zij bedrinken zich uit wat men noemt landerig heid. Voeg daarbij het slechte voorbeeld, door oudgedienden, door plaatsvervangers en nommer- verwisselaars aan de jongeren gegeven, en men zal nog slechts ten deele hebben verklaard wat men zou kunnen noemen de voorbeschiktheid van den soldaat om een dronkaard te worden. Of wij hem daarom verontschuldigen In geenen deele; maar toch, gedachtig aan de velen, die de wapens dragen, omdat het gemis van vermogen hun belette het hun ongunstige lot af te koopen, willen wij het groote publiek niet navolgen, dat den beschonken burger gewoonlijk veel minder hardvalt dan den beschonken soldaat. De gronden, waarop die vooringenomenheid berust, zijn licht na te gaan. In het algemeen is de soldaat bij ons te lande toch reeds niet gezien, niet populair en tegenover hem is dus weinig sprake van toegeeflijkheid; daarbij kan men in mannen van orde en tucht bij uitnemendheid, door wie in tijden van nood zelfs de politie wordt gerugsteund, niet de minste aanleiding tot onge regeldheid of rustverstoring gedoogen, en zeker niet geheel ten onrechte; bovendien, in een land, waar men dagelijks klachten aanheft over de mil- lioenen, waarop het kostbare leger den belasting- betalenden burger te staan komt, wil men nog niet op den koop toe overlast hebben van den soldaat, en daar heeft men ook al gelijk in, mits men niet vergete, dat althans de milicien ook al niet precies voor zijn plezier de uniform draagt. Ten slotte en dat doet de deur dicht is de beschonken burger op de openbare straat lastig, de beschonken militair in het bezit van zijD wapens wordt er gevaarlijk. Nog in een der laatste nommers van ons blad maakten wij in één en hetzelfde bericht melding niet alleen van twee dronken artilleristen, die het der politie vrij lastig maakten, maar ook van een huzaar, die, in zijn beschonkenheid met de blanke sabel ageerende, den openbaren weg onveilig maakte. Tooneelen als het laatste kouden althans worden vermeden. Voor de honderd en eerste maal vra gen wij het opnieuw: Waartoe heeft de soldaat buiten dieust zijn wapen noodig Het mag inder daad verwonderlijk heeten, dat men ten opzichte van den militair nog altijd meent te moeten in acht nemen wat in het burgerlijke leven eenvou dig een bespottelijkheid zou zijn. Of wie onzer voert, wanneer hij een wandeling maakt of een vriend gaat bezoeken, de werktuigen of gereedschap pen met zich mede, waarvan hij zich bedient bij de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Verbeeld u den smid op de zondagswandeling met vrouw en kind steeds met den voorhamer over den schou der, den timmerman met beitel of nijptang gewa pend, den schrijver of den man der wetenschap steeds met de ^en achter het oor! Belachelijk, nietwaar? Alleen de soldaat draagt het wapen, het werk tuig, waarvan hij zich in functie bedient, zoowel in als buiten den dienst geheel of ten deele bij zich, al leert ook de oudervinding het schier da gelijks, dat hij door de beschikking over dat wapen in sommige gevallen gevaarlijk wordt voor de open bare veiligheid, wier handhaving men in de eerste plaats juist van hem verwacht. Menige gewenschte maatregel tot verbetering van het lot van den soldaat en tot verheffing van den militairen stand in het algemeen is in den laatsten tijd van de hoofden van het departement van oorlog uitgegaan. Waarom zou daaraan ook niet worden toegevoegd het èn voor burger èn voor soldaat beideu zoo gewenschte verbod van het dra gen van wapens door militairen buiten dienst? De eerste toch zou daarin een verhooging der openbare veiligheid zien, de laatste er door ont heven worden van den last, altijd en overal een buiten den dienst geheel overbodig wapen mee te sleepeu. In den put, dien men zoo gaarne algemeen ge dempt zag, is reeds menig kalf verdronken. Moge hij spoedig gevuld worden, eer hij nieuwe offers eischt. De dagbladpers zou niet meer behoeven melding te maken van zoo menig thans voorkomend geval vau misbruik van wapens, niet zelden met de ernstigste gevolgen. EEIDEW, 31 Jnll. De 63ste jaarlijksche algemeene vergadering van liet fonds ter aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dieust in de Nederlanden is gisteren te Amsterdam gehouden. Het daarin uit gebrachte verslag bevat onder anderen de volgende bijzonderheden: De inkomsteu over 1878 hebben bedragen een som van f 97,844.05s. Behalve de renten van het kapitaal, die f 51,633.44 belie pen, en de opbrengst der collecte ad ƒ31,940.285, zijn onder het aangegeven cijfer der inkomsten begrepeneene gift van Z. M. den Koning groot 200, benevens het bedrag der miten van het nationaal hudeblijk ter gelegenheid' van Zr. Ms. 25-jarige regeering ad £JÖ70.33 en het subsidie vaü het Rijk ten behoeve van het Invalidenhuis te Leiden, groot f 5000. Bijzondere schenkingen of legaten heeft het fonds over 1878 niet ont vangen. Tot dekking der tekorten van de beide voorgaande jaren werd van het kapitaal der 4 pet. inschrijvingen ƒ20,000 verkocht, terwijl de onguns- stige verhouding van inkomst en uitgaaf over 1878 andermaal afsteking van de hoofdsom noodzake lijk maakt. De uitgaven toch hebben het bedrag der inkomsten met f13,525.88s overschreden. Aan 2252 deelgerechtigden keerde het fonds ƒ88,421.32 aan gratificatiën en toelagen uit de renten van 's konings geschenk uit. Onder die deelgerechtig- den bevonden zich 19 verminkten en 5 nageble- venen van gesneuvelden bij Waterloo, 216 ver minkten in Oost-Indië, 6 verminkten van oorlogen vóór November 1813, 95 verminkten en 11 nageblevenen van gesneuvelden in den strijd met België, 1668 infirmen, blinden en veteranen, benevens 232 oud-strijders van Waterloo. Het invalidenhuis te Leiden verkeert in goeden staat. Tegen afstand van hun pensioen en toegekende gratificatie genoten 80 deelgerechtigden van het fonds daarin doelmatige huisvesting en goede verzorging. De recreatie-zaal, alsmede de kleine bibliotheek, die met een niet onbelangrijk boek geschenk verrijkt werd, dragen veel bij om het verblijf in het gesticht den invaliden aangenaam te maken. De uitgaven ten behoeve van het in validenhuis bedroegen 24,278.69. Gedurende het afgeloopen jaar werden 177 nieuwe deelge rechtigden gegratificeerd, waaronder 34 vermink ten in den strijd met Atjeh. Het getal infirmen en veteranen, op de sollicitantenlijst ingeschreven, bedraagt 1077. In de gemeente Leiderdorp werd gisteren een aangenaam feest gevierd, ter eere van den heer G. Van Geer, die door Z. M. den Koning als burgemeester herbenoemd, eerst door eene commissie van het station werd afgehaald en daarna aan de Marepoort eene eerewacht te paard van 35 a 40 jongelieden en de muziek van het 4de regiment infanterie ontmoette, die hem naar het raadhuis begeleidden. Onderscheidene fraaie bouquetten wer den den burgemeester reeds onderweg aangeboden. Aan het raadhuis verschenen, werd hij door een andere commissie tot regeling der feestelijkheden opgewacht en binnengeleid, waar hij door twee kinderen van den wethouder A. Parmentier met groen en bloemen werd bestrooid en hem door eene dame een keurig bouquet werd aangeboden. Een groot aantal dames, ter raadkamer tegenwoor dig, zongen een welkomstlied. Gemelde wethouder sprak daarop den herbe noemde aan en wenschte hem en de gemeente geluk met dit vernieuwd blijk vau 's koniDgs vertrouwen. Aangedaan door zoovele blijken van toegenegenheid dankte ZEd. den wethouder voor zijne toespraak. De gemelde eerewacht en de mu ziek begeleidden daarop den burgemeester naar zijne woning, waar hem nieuwe ovatiën wachtten. Te negen uren vereenigde zich weder de muziek tot het brengen van eene serenade, waarbij de heer B. Helling, lid der feestcommissie, den burge meester complimenteerde. Het feest werd opgeluisterd door het uitsteken van een groot aantal vlaggen, illuminatie en ver siering van het raadhuis en de raadkamer en door eene gondelvaart op den Rijn met verlichting a gioruo. Op die boot hadden zich de muzikan ten geplaatst, en een prachtig vuurwerk werd van tijd tot tijd ontstoken. Tot laat in den nacht duurde de vroolijkheid der zeer vele belangstellenden voort, geen oogen- blik werd de goede orde eenigszins gestoord en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 1