Ou middellijk achter den rouwwagen volgt het
met acht paarden bespannen rijtuig, door acht
bedienden en acht lakeien geleid, waarin de naaste
verwanten van den overledene gezeten zijnZ. M.
de Koning, Prins Alexander, wiens innige gehecht
heid aan zijn broeder zich geen oogeublik heeft
verloochend ook bij diens dood en die daardoor
reeds alleen aller sympathie zou gewonnen hebben,
en Prins Frederik, de grijsaard die zooveel beproe
vingen heeft moeten doorstaan. Rechts van het
koninklijk rijtuig rijdt luit.-generaal Yerspijck,
adjudant-generaal, links rijden de luit.-generaals
Jhr. "Van Panhuys en Sehönstedt, 'sKonings buiten
gewoon adjudant, allen te paard, en daarachter
eveneens te paard het dienstdoend militaire huis
des Konings. De plaats der vreemde vorsten werd
thans in den stoet ingenomen door afgevaardigden,
in twee hofkoetsen gezeten, in het eerstebaron
De Zedlitz, grootmeester en vertegenwoordiger van
den groothertog en de groothertogin van Saksen-
"Weimar, met den buitengewonen gezant van den
Koning van België, luit.-generaal De Puydt, inspec
teur van het wapen der artillerie iu België; in het
tweede: de afgevaardigde van deu vorst van Waldeck
en Pyrmout, baron Yon Hadeln, zijn hofmaarschalk
met baron Yon Bosen, grootmeester van de groot
hertogin van Nassau.
Daarachter volgde een rijtuig, waarin de hee-i
ren: kapitein Playoult, adjudant van den Belgi
schen minister van oorlog, graaf De Marnix,
attaché bij de buitengewone missie; de adjudant
van den Prins van Oranje (Prins Alexander)
baron Sirtema van Grovestins en van Prins Fre
derik luit.-kolonel Barre. Nog enkele rijtuigen,
waarin de grootmeester van het huis van den
Koning en de Koningin graaf Schimmelpenniuck
van Nyenhuis, de schout bij nacht jhr. J. H. Van
Capellen, 2de chef van 's Konings militair huis,
en de heer C. Van der Oudermeuleu zijn gezeten,
volgen eveneens, waarna de stoet wordt gesloten,
door het militair geleide: een paar bataljons van
de grenadiers en jagers, een escadron huzaren en
een batterij veld-artillerie.
Overeenkomstig het prog. omstreeks elf uren van
den Kneuterdijk vertrokken, bewoog de stoet zich
langzaam ouder de treurtonen van de militaire
muziekcorpsen door de aangegeven straten der
hofstad, waar een onafzienbare menigte, uit alle
deelen des lands saamgestroomd, stond geschaard.
De magazijnen aldaar waren gesloten, terwijl de
nationale vlag met zwarten wimpel uit vele wonin
gen wapperde.
Aan deu Rijswijkschen weg, waar het stedelijk
bestuur het lijk uitgeleide deed, verliet ook de
Haagsche schutterij, na de gewone militaire hon
neurs, den stoet, welke even voor het grondge
bied van Delft, behalve door een talrijke menigte,
weder werd opgewacht door Burg. en Wetli. dier
gemeente, terwijl een deel der Delft sche schutterij
de plaats innam die het Haagsche corps niet lang
geleden had verlaten. De Groote Markt, geheel
voor het publiek afgesloten, was door een muur
van militairen omgeven. Op het breede plein voor
de Nieuwe Kerk stond als eerewacht opgesteld
een ander deel der Delftsche schutterij en het
garnizoen dier gemeente, waarbij zich bij de
aankomst van de üjkstaatsie voegde de militaire
macht die daaraan deelnam en zich eveneens in
bataille plaatste. Het ruime kerkgebouw was
reeds vooraf gevuld met een talrijke schare auto
riteiten, de eersten des lands, allen in galaklee-
ding en schitterende uniformen de ministers, de
gewone gezanten bij het Nederl. hof in de resi
dentie aanwezig, vele oud-ministers, de voorzitter
van de beide Kamers der Staten-Generaal, de
vice-president van den raad van state, enz. enz.
Rondom het monument van Willem den Zwijger
stond een deel der Delftsche schutterij als eerewacht
geplaatst.
Het oogenblik wordt steeds plechtiger. De diep
ste stilte heerschte er alom, toen de Koning en
de Prinsen het bedehuis binnenkwamen, achter
de baar, waarop de lijkkist is gesteld en die door
de kamerheeren, bijgestaan door de 16 onderoffi
cieren, naar de laatste rustplaats wordt gevoerd.
De andere aanwezige personen schaarden zich in
een wijden kring om het geopende graf. Zoodra
de baar boven den toegang tot den kelder was
neergezet, hield de hofprediker dr. C. E. Van
Koetsveld de volgende treffende lijkrede
„Daar is ééne smart in het leven, voor rijken
en armen even zwaarde vader- of moederrouw.
Brengen wij onze ouders ten grave, dan is 't met
den weemoed der herinnering; maar kinderen ne
men onze hoop met zich in het graf: en de
hoop is de staf des ouderdoms.
„Ook U, geëerbiedigde Koningis thans ander
maal deze smart opgelegd. Reeds bracht Ge her
waarts vader en moeder en gade, broeders en
kinden thans weder die het naast stond
aan den troon, wieus jeugd reeds zoo schoone
verwachtingen opwekte, in wien het vaderland
zijne toekomst zag, en die nu uit de volle kracht
van zijn leven in den vreemde werd weggerukt!
„Wat had hij nog kunnen worden!.... Ach!
gansch die toekomst is nu afgesneden, zinkt weg
in dat graf! Reeds voor de tweede maal in dit
half jaar valt een bloeiende tak, plotseling ver
dord, van deu Oranjestam, die zoo weinig te missen
heeft. Maar geen nood, mijn Vaderland Ook toen
er alleen een nog ongeboren Willem de derde van
over was, heeft God dat Stamhuis bewaard en
daardoor in een hachelijk tijdstip Nederland ge
red. En nu zien wij een anderen Willem den
derden nog onverzwakt, al is 't neergebogen door
zwaren rouw, in ons midden staan; en God
dank! hij staat nog niet alléén.
„Moge U, mijn Koning! terwijl Gij ootmoedig
berust in het ondoorgrondelijk Godsbestuur, de
liefde van uw Huis en van uw Volk tot troost zijn,
en zich nauwer om U aansluiten, hoe kleiner die
kring werd. En dan God geve, dat dit uw laatste
zdó droeve gang zij naar den vaderen graf!"
„En Gij, nu onze toekomst, Prins van Oranje
wel aanvaardt Gij die roeping onder dubbelen
rouw. Nog hadden twee jaren de kindertranen
niet afgewischt, als uw eenige broeder U werd
van het hart gescheurd. De God der vertroosting
geve U moed en kracht, om uw koninklijken
Vader vertroostend nabij te staan, bereid om
eenmaal moge het spade zijn! zijne taak op
te vatten.
„Grijze Vorst, nog eenmaal getuige en deel
genoot van den nationalen rouwO, 't is wel de
schaduw van een lang leven, er zoo velen te over
leven, rijker steeds in de herinnering der dooden,
tot wie wij henen gaan. Gods liefde, die der uwen,
die vau allen, moge daarbij uwe laatste schreden
steunen
„Vreemde vorsten of gezanten! hebt dank voor
uwe deelneming iu den rouw van Nederland en
van Oranje.
„Broeders, van hooge of lage geboorte, maar
allen stof, dat eens wederkeert tot stof! de gedachten
overstelpen ons, de vragen verdringen elkander,
wij staren in die dieptehet graf zwijgt.
Maar in dat zwijgen spreekt de Christus: „Waakt!
want gij weet den dag en de ure niet!" O God!
op die onbekende ure bereide ons Uwe genade!
Amen."
Deze woorden maakten zoowel op den Koning
en zijne verwanten, als op de aanwezigen een die
pen indruk. De laatste formaliteiten werden vol
voerd. De. kroon, die het hoofd niet drukken mocht
van dezen Oranjetelg, zijne ordeteekenen, de meeste
kransen werden van het lijkkleed door den opper
hofmaarschalk baron Fagel afgenomen en aan
's Konings grootmeester overgereikt, waarna dc
kist langzaam en onhoorbaar iu den geopendeu
grafkelder verdween. Zoodra dit was geschied,
verlieten de Koning en de Prinsen het kerkgebouw
en keerden per rijtuig naar de residentie terug.
In tegenwoordigheid van baron Fagel en 's Ko
nings grootmeester baron Van Tuyll van Seroos-
kerken werd vervolgeus door den minister van justitie
den heer Sinidt en den secretaris-generaal Clant
de kist verzegeld met het grootzegel des rijks, en
daarmede was de plechtige teraardebestelling van
Willem, Prins van Oranje, volbracht, van den
broeder van hem, op wiens sc.iouders voor zijn
land en volk thans zulk een zware taak rust en
op wien nu aller oogen en verwachtingen geves
tigd zijn.
Tijdeus de begrafenisplechtigheid bevond zich
prinses Hendrik bij de Koningin.
LEIDEN, 26 Juni.
Wegens de begrafenis van Z. K. H. den
Prins van Oranje waren heden tot vier uren zoo
wel het academiegebouw als de studentensociëteit
gesloten. Ook met andere rijks-instellingen was
dit het geval, terwijl van vele openbare en particu
liere gebouwen en deu stadhuistoren de vlag halfstoks
hetzij met of zonder rouwwimpel was uitgestoken.
Met den Hollandschen spoorweg werden van hier
naar Den Haag en Delft ruim 1600 personen ver
voerd. Aan het station heerschte den geheelen dag
door de aankomende en vertrekkende treinen een
buitengewone drukte. Behalve de gewone kwamen
niet minder dan 72 buitengewone treinen van beide
richtingen hier aan. Eveneens werd met andere
middelen van vervoer per rij- of vaartuig, door
enkelen zelfs te voet, aan de residentie ter bijwoning
van de treurige plechtigheid een bezoek gebracht.
II. M. de Koningin heeft ook harerzijds
hulde willen brengen aan de nagedachtenis van
wijlen den Kroonprins. Zij droeg nl. aan den heer
P. R. Geldmaker, in de Van den Boschstraat te
's-Hage, de taak op een krans te vervaardigen,
welke heden ook op 't lijkkleed werd bevestigd. De
krans is geheel vervaardigd van witte anjelieren,
witte rozen en oranjebloesem. Over de bovenzijde
van den krans ligt een groote W van witte anje
lieren met een kroon van oranjebloesem. De onder
zijde is versierd met witzijden linten.
In de gewone jaarlijksche algemeene ver-
gaderiug zijn o. a. dr. J. Campert, leeraar aan
de hoogere burgerschool, en dr. J. P. N. Land,
hoogleeraar alhier, tot gewoon lid van het prov.
Utr. Genootschap voor kunsten en wetenschappen
benoemd. Eene prijsverhandeling over het leven
en de verdiensten van Petrus Camper werd met
den eereprijs bekroond. Bij de opening van het
naambriefje bleek de schrijver daarvan te zijn dr.
C. E. Daniels, practiseerend geneesheer te Amster
dam, die terstond bij acclamatie tot gewoon lid
van het Genootschap werd benoemd. Aan eene
andere prijsverhandeling, betreffeude de verdiensten
der Hollandsche scheikundigen van het laatst der
vorige eeuw, werd een loffelijk getuigschrift toe
gekend, met bepaling dat zij op kosten van het
Genootschap zal worden gedrukt en uitgegeven,
indien de schrijver verguuning geeft, het naam
briefje te openen.
Door de classikale vergadering, gisteren te
Brielle gehouden, zijn gekozen in het prov. kerk
bestuur lot lid prof. J. J. Prins, secundus prof.
A. Kuenen.
Het rijkstelegraafkantoor te Noordwijk is
voortaan openop werkdagen, van halfacht tot
12 uren voor- en van halfdrie tot 4 en 6 tot 8
uren namiddag; op Zon- en feestdagen, van 8 tot
11 uren voor- en van halfdrie tot halfvier namiddag.
Door wijlen den heer J. A. Noback is een
legaat van /"4000 gemaakt aan het Diaconie Wees-,
Oude Mannen- en Vrouwenhuis der Hersteld
Evang. Luthersche gemeente te Amsterdam.
Het derde Europeesche congres in het belang
der inrichtingen voor blinden zal van 27 tot. 31
Juli e. k. te Berlijn gehouden worden, onder
voorzitterschap van den heer Roesner, directeur
van het blinden-instituul te Steglitz. Het zal voor
Nederland worden bijgewoond door den heer J.H.
Meyer, als eerelid van het hoofdbestuur en ver
tegenwoordiger van het instituut tot onderwijs van
blinden te Amsterdam. Verschillende punten zullen
behandeld worden en tevens de statuten vau de
ten vorigen jare bij gelegenheid van het buiten
gewone congres opgerichte internationale vereeni-
ging tot verbetering van het lot der blinden,
waarvan ook een Nederlandsche afdeeliug tot stand
kwam, door een internationale commissie onder
zocht en, zoo mogelijk, vastgesteld worden.
Voor deu dienst in Ned.-Iudië zijn noodig
1°. eenige ouderwijzers der derde klasse, bij voor
keur ongehuwd, in het bezit eener akte van be
kwaamheid als hoofd- of als hulponderwijzer, en
voorzien vanaanteekeningen voor eenige andere vak
ken van onderwijs, bij voorkeur voor de Fransche
taal; 2°. acht hulpouderwijzeresseu, waarvan drie
in het bezit eener akte van bekwaamheid als hoofd
onderwijzeres en vijf in het bezit eener akte van
bekwaamheid als hulponderwijzeres, en voorzien
van aanteekeningen voor de Fransche taal en voor
vrouwelijke handweiken. Hoofdonderwijzers en
hoofdonderwijzeressen beneden den leeftijd van der
tig jaren, en hulponderwijzers en hulponderwijzeres
sen beneden den leeftijd van vier en twintig jaren
kunnen zich daartoe aanmelden bij een op zegel
geschreven, aan het departement van koloniën ge
richt en aan dr. A. T. Van Aken, inspecteur van
het lager onderwijs in Zuid-Holland, te 's-Graven-