LEIDSCH
DAGBLAD.
Woensdag 11 Juni.
N°. 5924.
A0. 1879.
PliIJS DEZEB COURANT i
Voor Leiden per 3 maanden.1.10»
Franco per post
Afyonderlfflte Nominere.v0.03.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES t
Van 16 regel*1.03.
Iedere regel meer..a 0.17i*
Grootore lettors naar plaatsruimte.
STADS-BERICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS yan LEIDEN doen
te weten, ter voldoening aan art. 228 der wet van 29 Juni
1851 (Staatsblad n°. 85), dat alle preten9iën over het jaar 1878,
ten laste der gemeente, vóór of op den laatsten Jani dezes jaars
moeten worden ingeleverd en dat de vorderingen, welke niet
binnen den genoemden tijd zijn ingediend, voor verjaard en ver
nietigd zullen worden gehouden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, V. n. BRANDELER, Burgemeester.
13 Mei 1879. E. KIST, Secretaris.
Onze repliek in zake liet Liernurstelsel.
Dat ons artikel „Een ingezonden stnk van
den heer Liernur" bestrijding zon viuden, was te
verwachten. Het zij ons geoorloofd op de weder
legging van het toen door ons geleverde betoog een
repliek te geven.
Te recht zegt de geachte inzender in zijn
antwoord, dat volgens onze meening de lieer
Lieruur, indieu 't hem bekend was (geweest),
dat aanleg van een enkel buizennet voor faecaliën
tot gceu voldoende uitkomsten zou leiden, met
het oog op de belangen der betrokken gemeenten
had moeten aandringen op het aanleggen van het
tweede buizennet, dat hij voor huis- en hemelwater
noodig acht.
Vervolgens haalt de schrijver verschillende
grootere en kleinere brochures van den heer
Liernur aan: „de Rioolqnaestie", die bijna uit
sluitend aan dit onderwerp is gewijd, en „het
Liernurstelsel, waarin bestaat dit?" Het
laatste werkje vooral ter bestrijding van de op
vatting „dat het slechts eene pneumatische inrich
ting ter verwijdering van faecaalvuil was." Dat
nu de heer Liernur met zijn stelsel niet alleen
het verwijderen van faecaliën bedoelde, maar
ook het dienstbaar maken der verwijderde faeca
liën aan de bemesting, willen wij gereedelijk aan
nemen, doch dit sluit nog volstrekt niet in, dat
de heer Liernur reeds aanvankelijk daartoe
het aanleggen van een dubbel buizennet noodig
oordeelde, waarvan de onmisbaarheid later door
de ondervinding werd aangetoond. Immers ook
eerst in den laatsten tijd is er sprake geweest van
het nieuw model gootsteenen en ook de naam „twee
ledig rioolstelsel" dagteekent van niet veel vroeger.
Aangenomen echter, dat de heer Liernur van
den aanvang af zelf overtuigd was van de nood
zakelijkheid van het dubbel buizennet en daarop
ook in zijn allereerste werkjes heeft gewezen, dan
sluit dit nog niet in, dat hij ook bij de betrok
ken gemeentebesturen op het volgen van het „twee
ledig rioolstelsel" heeft aangedrongen.
Ja, wat meer is, een citaat uit het adres van
den heer L. aan den gemeenteraad van Amsterdam,
1874, door den heer S. te berde gebracht, geeft
recht tot het tegendeel te besluiten. Daar toch
luidt het:„en aangezien de gemeente, en niet
ik, belang had bij het zooveel doenlijk beletten
van verdunning der faecaliën, rekende ik er op,
dat de gemeente-ambtenaren zeiven wel zonden
toezien, dat daartoe het verbruikt water afgescheiden
gehouden werd en de verdere noodige maatregelen
werden genomen ('t zij volgens mijne of hunne
plannen), zonder daartoe telkens door mij te worden
aangespoord."
Nu moge de heer S. de drijfveer tot zulk een
handelwijze „overdreven fijngevoeligheid
noemen, die wellicht in deze zaak te betreuren is,
maar zeker geen verzuim" wij zullen over
die fijne onderscheiding niet redetwisten, maar dit
weten wij des te beter, dat dan die fijngevoeligheid
de betrokken gemeenten Amsterdam voor een
oogenblik uitgezonderd duur is te staan gekomen.
Amsterdam uitgezonderd, zeiden wij, en met
reden. Daar heeft de heer Liernur, naar het schijnt,
duidelijk gewezen op het financiëele nadeel, ge
legen in het maken van slechts een enkël buizennet;
ten opzichte van andere gemeenten, met name ook
Leiden, blijkt dat niet en hier schrijven wij
slechts een onderstelling neer heeft dat waar
schijnlijk ook niet plaats gehad, of althans niet
in genoegzame mate.
Wilden wij ons verder wagen op het veld der
hypothesen, wij zonden hier de onderstelling neer
schrijven dat de heer Liernur zelf eerst later tot
de overtuiging is gekomen, dat een dubbel bui
zennet noodzakelijk was om de gebleken al te
groote verdunning der faecaliën te voorkomen. Lie
ver echter wijzen wij nogmaals op de reeds aan
gehaalde woorden van den heer S., woorden, die
in den mond van een verdediger van den heer
Liernur zeker beteekenis genoeg hebben „'t Blijkt
hieruit dat, indien ingenieur Liernur eenig verwijt
dienaangaande treffen kon, dit wel mag berusten
op overdreven fijngevoeligheid, die wellicht in
deze zaak te betreuren is, maar zeker niet op een
verzuim."
Welnu, voor de betrokken gemeenten en ook
Leiden behoort ongetwijfeld daaronder is het
meer dan tijd om te onderzoeken, in hoever zij
het offer van die fijngevoeligheid kunnen zijn.
Men versta ons wel: wij schrijven dit niet als
tegenstanders van het Liernur-stelsel; wij, die op
dit gebied allerminst deskundigen zijn, hebben
daarin geen voorkeur; wij schrijven alleen voor
de belangen der betrokken gemeenten in het alge
meen en voor die der onze in het bijzonder en
dan komen wij tot de volgende conclusiënDe
exploitatie met enkelvoudig buizennet zal volgens
verklaring van den heer Liernur zelf steeds een
belangrijk deficit blijven opleveren. De gemeen
ten, die zulk een enkelvoudigen aanleg bezitten,
zullen dus wèl doen daarnevens een tweede bui
zennet aan te leggen voor afvoer van huis- en
hemelwater en bovendien dat tweeledig rioolstel
sel zoo spoedig mogelijk over de geheele gemeente
uit te breiden; immers ook dit verklaart de
heer Liernur zelf alleen op groote schaal kan
de aanleg rendeeren. De betrokken gemeenten
eindelijk, die voor zulk een risico terugdeinzen
en dat zou geen wonder zijn zullen in haar
welbegrepen belang handelen door den reeds be-
staanden enkelvoudigen aanleg op kleine schaal,
die toch nimmer kan rendeeren, ten spoedigste
op te heffen, ten einde zich te vrijwaren voor de
steeds elk jaar grooter wordende verliezen.
Men vergunne ons tevens, met het oog op de
beperkte ruimte van ons blad, hiermede het debat
over deze hoogst belangrijke zaak gesloten te
verklaren.
LEIDEN, ÏO Juni.
Heden zijn aan de hoogeschool alhier bevor
derd tot doctor in de rechtswetenschap de heeren
S. T. J. Roes, geb. te Heteren, met academisch
proefschrift, get.„Eeuige opmerkingen over en
naar aanleiding van artikel 1 der Wet op het
notarisambtC. M. Phaff, geb. te Gorcum, met
acad. proefschrift, get.„Over het retentierecht
van den pandhouder volgens art. 12056 B. W."
en L. G. E. Gertsen, geb. te Maastricht, met
acad. proefschrift, get.: „Doodslag, voorafgegaan,
vergezeld of gevolgd door een ander misdrijf."
Door de geneeskundige staatscommissie al
hier is heden tot arts bevorderd de heer W. J.
Van Hacften, en is het getuigschrift uitgereikt
aan de heeren A. A. Gersen en J. Graanboom, allen
candidaat-arts.
Voor de verkiezing van een lid voor de Tweede
Kamer der Staten-Generaal in het hoofdkiesdistrict
Leiden zijn, voor zooverre bij het ter perse gaan
van dit nummer hekend was, heden opgekomen
Leiden van de 1140 kiesgerecht. 879
Oegstgeest 79 60
Rijnsburg 55 46
Katwijk 98 79
Valkenburg 21 13
Sassenheim 52 42
Warmond 60 37
j bJ 148 t j
Voorhout
Noordwijkerhout
Leiderdorp
Koudekerk
Beuthuizen
Hazerswoude
Zoeterwoude
Voorschoten
Wassenaar
Woubrugge
Ter Aar
Oudshoorn
Zevenhoven
Nieuwkoop
60
77
60
23
137
161
87
95
100
73
115
52
108
48
62
51
20
103
75
75
79
57
74
Bij de vorige verkiezing, in 1877, waren er
van de 1120 kiesgerechtigden alhier 866 op
gekomen. In de overige gemeenten maakten o. a.
van hun kiesrecht gebruik te Oegstgeest 59,
Rijnsburg 41, Katwijk 72, Valkenburg 14, Sas
senheim en Voorhout 44, Warmond 24, Noord-
wijk 92, Leiderdorp 50, Benthuizen 16, Zoeter
woude 80, Voorschoten 52, Wassenaar 58, Wou
brugge 65, Ter Aar 44 en Oudshoorn 76 personen.
Het Roomsch-Katholieke Wees- en Oude-
liedeahuis alhier viert heden een eigenaardig
en voor dergelijke inrichtingen tevens zeldzaam
feest. Twee barer regenten toch, de heeren W.
C. De Sain en J. I. Van Wensen, herdenken
den dag waarop zij voor veertig jaren de betrek
king van regenten over de R.-K. armen en het
Wees- en Oudeliedenhuis, daartoe door den gemeen
teraad benoemd, aanvaardden. Zij aarzelden niet
geheel belangeloos voor het welzijn van weezen
en ouden van dagen op te treden en de belan
gen der armen met liefde en ijver te helpen behar
tigen. Van het vele goede, dat zij heiden voor die
hulpbehoevenden gedurende zoo geruimen tijd heb
ben gedaan, kunnen niet alleen de duizenden ver
zorgden, maar ook, en niet het minst, de overige
regenten en regentessen getuigen, die van de onver
moeide pogingen en krachtige deelneming aan de
waarneming der belangen van deze instellingen
van liefdadigheid, zoomede van de St.-Jacobs- en
Salvatorshofjes zoo ruimschoots de bewijzen zagen.
Het is inderdaad een schoon herdenken voor
beide jubilarissen, die bij hun optreden 138 wee
zen en 102 oudelieden ter dagelijksche verzorging
vonden en gedurende de laatste veertig jaren aan
5S1 weezen verpleging en opleiding bezorgden en
aan 571 oudelieden een zorgeloos en rustig einde
van hunne levensdagen wisten te geven; daarbij
komen nog de vele duizenden behoeftige geloofs-
genooten die jaarlijks in hunne ncoden worden
te gemoet gekomenen dat alles bezwaard door
het dikwerf nijpend geldgebrek, waartegen echter
de wakkere mannen bij helder doorzicht en ver
standig beleid ook grootendeels voor de toekomst
op gunstige wijze steeds het hoofd wisten te bieden.