Dat de huizen te Par ij s evenals b ij ons „licht en dicht" worden gebouwd, kan blijken uit het ongeval, dat dezer dagen overkwam aan een echtpaar in een wijnhuis op den boulevard de Courcelles, dat, des avonds in de slaapkamer gekomen, door den instortenden vloer naar be neden zakte en te land kwam in den winkel daaronder, gelukkig zonder zich ernstig te ver- wondeu. Mevrouw L. wandelde met haar echt genoot in de rue de Rivoli, toen eensklaps een haar onbekend persoon, die zich met twee anderen op het trottoir bevond, vrij onzacht tegen haar aanliep. De dame brenst onmiddellijk de hand aan den zak en bemerkt dat haar portemonnaie verdwenen is. In een oogwenk is een politiebe ambte van het voorgevallene in kennis gesteld, maar even vlug ook hadden zich twee der drie onbekenden uit de voeten gemaakt. De derde, die den onverschillige speelt, blijft schijnbaar ver baasd op de plaats staaudoch dit baatte hem weinig; hij werd gearresteerd, maar zonder de portemonnaie, die ongetwijfeld reeds in handen der beide anderen was overgegaan, wier namen hij halsstarrig weigerde op te geven. Eenige dagen nadat de negentien jarige juffrouw Katscha den beruchten moord had begaau, vervoegde zich bij den bankier K. te Moskou een jong meisje, dat besteudig de rechterhand verborgen hield en voor eene reis naar Kiew om geld vroeg. De bankier bestierf het bijna van den schrik hij keek vreesachtig naar de verborgen hand, waarin zich, naar zijne meening, misschien een of auder moordtuig be vond, en vroeg hoeveel ze dan wel behoefde. „Tien roebels!" was het antwoord van het eenvoudige meisje, dat zich over 's mans plotselingen schrik verwonderde en van den prins geen kwaad wist. Bevende reikte de bankier haar de gevraagde som over. Het meisje vertrok en de heer K. wreef zich in de handen, overtuigd dat hij zijn leven niet te duur had betaald. Te Tottenham woonde zekere George Pannell, 34 jaren oud; hij was rijk eu hield paard en rijtuig. Iu twee jaren verloor hij zijn vrouw, zijn kinderen en zijn geheel vermogen. Door al die tegenspoeden heeft hij bovendien zijn verstand verloren. Als vagebond opgepakt, stond hij dezer dagen terecht en werd uaar het armenhuis over gebracht. Den 2 6 s t e n Februari van dit jaar ontdekten twee politiebeambten op de quai d'Aus- terlitz te Parijs onder een zeil, dat tot bedek king diende van een hoop zakken, het lijk van een jongen in die buurt; de knaap was blijkbaar geworgd. Overal zocht men de schuldigen eu men heeft ze eindelijk gevoudeu. Dezer dagen stonden zij terecht voor het correctioneel gerechtshof der Seine. Gelukkig dat de zaak, hoe treurig ook, niet zoo misdadig is als men in 't eerst alge meen onderstelde. De beide schuldigen, zoons van werklieden eu de een twaalf, de ander dertien jair oud, waren speelmakkers van den vermoorde. Zoo vermaakten zij zich op zekeren dag met weg kruipertje te spelen, loen zij op eeus den ver- slageue, die zich hart verborgen, boven op den hoop zakken bemerkten Die hoogte stormender hand in te nemen was het werk van een oogen- blik. Meester van het terrein, grepen zij hun makker ieder, zonder het minste opzet, bij een punt van zijn cache-nez, de knaap struikelde, doch om niet weder op te staan; de doek had had zich zoo vast om zijn hals gesloteu, dat hij onmiddellijk was gestikt. Vreeselijke toestand voor de knapen, die zich daar eensklaps in tegen woordigheid van ten lijk bevinden. Als instinct matig schuiven zij hel onder het zeil en verwij deren zich, na elkaar plechtig altijddurende ge heimhouding te hebben beloofd. Eerst na ver loop van eenige weken en nadat het onderzoek geruimen tijd had geduurd, kwamen zij dan ook tot bekentenis. De rechtbank qualificeerde het feit als manslag door onvoorzichtigheid eu sprak beide knapen vrij, echter tevens gelastende, dat zij tot hun twintigste jaar iu een gesticht tot verbetering zouden worden geplaatst. Een persoon als werkman gekleed wist het entrepot van Bercjr te Parijs binnen te sluipen en liet zich daar, toen het avond werd, opsluiten. Zoodra hij zich alleen zag en dus vrij om te doen wat hij wilde, stak hij een vat ouden cognac open en drunk zich aan den inhoud letter lijk dood want den volgenden morgen vond men slechts zijn lijk, dat naar de Morgue werd over gebracht. De „Italia" bericht dat de afgevaar digde Allievi, die den dag ging doorbrengen te Ostia hij de familie Br una, op den terugweg door bandieten werd aangevallen, die hem van alles beroofden. De familie Brenna, die haar bezoeker per rijtuig naar Rome terugbracht, onderging het zelfde lot. Men heeft te Rome in de Farnesina bij het opgraven een gebouw gevonden met zeer fraaie en gopd geconserveerde muurschilderiugen, die volgens de oudheidkundigen dateeren uit den tijd der Republiekde muren van een 6 meter breede eu 35 meter lange gang zijn geheel be schilderd en in een zaal, daaraan grenzend, vond men eenige keurige schilderstukken, o. a. een Bacchus en een stuk voorstellende twee op de citer spelende muzikanten. Al de muren zijn over gebracht naar het klooster van Santa Francesca Romana, waar de oudheidkundige commissie bij eenkomt. Naar onlangs is gemeld, worden er in Engeland proeven genomen met luchtballons, voor militair gebruik bestemd. Bij eene dier proef nemingen, Vrijdag te Woolwich gedaan, braken, toen de ballon gevuld was, de touwen en de bal lon steeg op. Men berekende, in aanmerking ge nomen de hoeveelheid gas die hij bevatte, dat hij twee mijlen hoog zou rijzen eu daarna bar sten. Dit schijnt vrijwel uitgekomen te zijn, want weinige minuten nadat men hem in de wolken had zien verdwijnen, vielen de overblijfselen aan flarden gescheurd naar beneden. Te Londen zijn vier kinderen van één gezin aan diphtherit-is gestorven. Een vijfde en de moeder van het gezin ziju eveneens door die ziekte aangetast. De ziekte was zeer hevig en blijkbaar door rioolgas veroorzaakt. De eigenaar van het huis, die daarvan de schuld droeg, omdat hij nagelaten had het riool en den drinkwater- bak behoorlijk in orde te doen brengen, is voor den rechter moeten verschijnen, maar er waren ongelukkig geene termen om hem eene straf op te leggen. De onlangs overleden voormalige koopman William Marshall te Glasgow heeft aau die stad 200,000 pd. st. nagelaten, om daarvoor een liefdadigheidsinstelling op te richten, welke zijn naam zal dragen. Oost-Indisclie praatjes. I. Een begin te maken met schrijven is niet altijd even gemakkelijk, vooral als drukke bezigheden den tijd daartoe ontnemen en het den meest schrijflustige na volbrachte dagtaak moeilijk valt zich de weelde te ontzeggen van het heerlijk dolce far niente. Enfin, hedenavond laat ik de sociëteit, zij het ook nolens volens ik beken het eer lijk want hel stortregent alsof er een tweede zondvloed in aantocht ware. De westmousson is thans een ouderwetschede regen plast, de bliksem vlamt, de donder ratelt door de lucht, er is geen ophouden aan eu de lankmoedigste rnensch vervalt in een chronische melancholie. Alles is klam en vochtig; boeken slaan uit, kleeren ruiken muf, de lekkerste manilla brandt inach 1 en zoo zijn er vele van die misères die men met een philosophisch oog moet beschouwen om te spreken van het goddelijk Insulinde, het land der zon, het land der kleuren. Ik wilde dat mijnheer Ter Haar alvorens hij dat gedicht maakte, waarmede ontegenzeglijk onze letterkunde verrijkt is eens met een tropi- schen regendag had kennis gemaakt. De harp ware in haar foudraal gebleven, zeer zeker niet ge tokkeld Als ge nu als uwe meening te kennen geeft, dat ik een sceptisch mensch ben, dan zeg ik, dat ik daartoe alle reden heb. Ben ik niet door dat verleidelijk gedicht ik kende het van buiten met een geheimzinnig verlangen bezield geworden om dat land tot woonplaats te kiezen? Ben ik niet vol euthousiasme scheep gegaan En wat vond ik er? Ja het eeuwig groen, dat is waar, maar waar bleven dekleurschakeeringen die onze bosschen zulk eene schilderachtige bekoorlijkheid schenken? Waar waren de bloemen onzer perken? En de geuren die op het avondkoeltje komen aanzweven? Geen quaestie er van. Integendeel. Wandel eens op een mooieu avond met mij mede; en als ge dan niet liever den malschen hooigeur onzer weilan den of den harsreuk van Hollands bosschen op snuift, dan zijt ge waard veroordeeld te worden om geheel uw leven het idyllisch geuot van een Javaansche kampong te smaken of een Chineesche wijk te bewonen. In het eerste geval kan zich uw neus te goed doen aan diverse reukwerken, als daar zijn, patjeh, doerian enz., mitsgaders de onontbeerlijke Irassie. In het laatste kunt ge ineens de concentratie daarvan genieten, benevens de odeur van rottende visch, aan Katwijk en Scheveuingen eigen. O foei! „als de nachtwind het hoofd gaat beuren" en bij, bezwangerd door al die rie kende stoffen, over de gistende en miasma-rijke kali strijkt, om dan met uwe lokken te gaan stoeien. Als ge dan den volgenden dag dokter en apotheker niet noodig hebt, zijt gij in uw soort een merkwaardig manzoo ongeveer als Martin Chuzzlewit eu Mark Tapley, die, tegen de billijke verwachting hunner medeburgers in, levend uit het misschien een weinig vochtige Eden ontsnapten. Maar genoeg daarvan. Men zou meenen dat ik per se een pessimist wilde zijn. Waarlijk niet. „Ubi bene, ibi patri»1 (waar het goed is, is mijn vaderland), al vergeet ik daarom het plekje niet, waar eens mijn wieg stond. Maar het zij mij vergund de medaille te keeren en veroorloofd eerlijk te zijn; want liet ik de keerzijde zien, ook de mooie kant is te vinden. Was het voorgaande op de strandplaatsen in algemeenen zin toepasselijk helaas! dat de meeste Europeanen gedwongen zijn dddr hun da- gelijksch brood te winnen de berghoogten zijn dichterlijker. Ik, die een laaglander ben, genoot daar ten volle. De frissche lucht, de koelere atmosfeer, die de borst verruimt en nieuwe veerkracht aan het lichaam schenkt, het heerlijke uitzicht over berg en glooiende sawa's, met het glinsterend vlak der Java Zee tot horizon, zie dat is een tafereel, dat onuitwischbaar in het geheugen blijft. Hier geurden wel de rozen en stond de thee- struik in bloei; hier was wel „de bloem en vrucht aau de eigen trossen." De donkerbladerige koffie- struik, overdekt met fijne sneeuwwitte bloesems, prijkte reeds met roode bessen. En toen ik met mijn vriend den controleur te paard den berg besteeg, op welks flank ons een vriendelijke passa- grahan tot verblijf strekte, en wij door ruischende beekjes togen, waar het kristalhelder vocht op spatte tegen de pooten der paarden, langs diepe ravijnen, waar de varen, tot palmenhoogte gewassen, haar sierlijk groene kroon van kantwerk verhief, om altijd hooger, de wolken diep onder ons, eindelijk als in een panorama het land, als ware het een tapijt, aan onze voeten te zien, dat is zeker een eenig genot. Toch mist het landschap hier leven. Geen vriendelijk rookwolkje uit de schouw of landelijk kerkje wenkt uit de verte het welkom toe. Niets dan een zee van groen. „Maar hoe stond de koffie?" zou Batavus Droogstoppel vragen. Wel meneer, best, de con troleur „mocht de eer hebben" een gunstig rap port in te dienen. Ik, oupractisch mensch, was echter een weinig uit het veld geslagen, toen ik zag welk karig loon den armen inlander werd toegemeten. Wie weet van boever de koffie kwam, waarvan elke kattie gewogen werd of het goud ware, en met weinige centen betaald. Hoeveel dagmarschen bergop waren er noodig geweest om de boompjes te ver zorgen, de vrucht in te zamelen, te bereiden en eindelijk af te leveren in het koffiepakhuis. Laat ons echter tot vroolijker onderwerp over gaan. Daartoe kies ik den Nieuwjaarsmorgen. Leiden, ter Boekdrukkerij van A. W. SJJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 2