N°. 5867.
Dinsdag 1 April.
Het verloren Kind,
AV iS79.
M TABS-BERICHTEN.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PEIJS DEZER COURAÜT:
Voor leiden per 3 maandenl.lOi
Franco per post
Afzonderlijke Nommera9 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Tan 16 regain105,
Iedere regel meerO 17$.
Grootere lellen naar plaatsruimte.
PREMIE LEIÜSCH DAGBLAD.
Wij hebben hel genoegen aan onze lezers te
berichten dat de Uitgever van het Leidsch Dag
blad voornemens is in de volgende week van
den gevierden letterkundige
Or. JAK TEN BRINK
een nieuwen ROMAN
als Premie aan te bieden, voor Abonné's te Leiden
tegen vergoeding van 50 Cts., en voor Abonné's
buiten de stad a 70 Cts. franco te buis bezorgd.
Het verloren Kind, van Dr. JAN TEN BRINK,
wordt uitgegeven in groot 8°. formaat, zal om
streeks 300 bladzijden groot zijn en in den handel
ongeveer f 3.kosten.
Wie zich nu aanmeldt als Abonné heeft eveneens
het recht om de Premie te kunnen ontbieden.
Later zal een bon worden verkrijgbaar gesteld,
waarop tegen betaling van 50 cents de premie kan
worden afgehaald, terwijl deze na inzending van
70 cents den inteekenaars franco zal worden toe
gezonden.
Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden,
op Donderdag 3 April 1879, des namiddags te twee uren.
Punten ter behandeling:
1°. Benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken aan
school n°. 3 voor minvermogenden. (53)
2°. Idem van een leeraar in de wis- en natuurkundige vakken
aan de Meisjesschool der 1ste klasse. (54)
3°. Idem van een onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 3
voor minvermogenden. (58)
4°. Verzoek van B. Van Velzen om continoatie als stads-
vroedvrouw. (60)
5°. Idem als voren van Dr. J. C. Kist, als stads-genees-
kundige. (61)
6°. Voordracht betrekkelijk de uitbetaling der jaarwedden van
stads-genees- en heelknndigen gedurende het vacant zijn van
heide betrekkingen. (55 en 64)
7°. Verzoek van het Bestnnr der Kweekschool voor Zeevaart
betrekkelijk de aanplemping van een gedeelte der Singel
gracht. (46 en 56)
8°. Voordracht betrekkelijk de verbouwing van de woning van
den Controlcnr der Bank van Leening. (57 en 64)
9°. Idem tot uitbreiding van de localiteit der Tusschenschool.
(60 en 64)
10°. Vierde suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting,
dienst 1878, en bezwaarschrift van H. H. Eichman
Jansen. (63)
11°. Voordracht betrekkelijk de benoeming van straten enz.
(52 en 63)
De Voorzitter van den Gemeenteraad van Leiden,
Gezien art. 31 van den 4den Juli 1850 (Staatsblad N°. 37);
doet te weten, dat de lijsten der kiezers van leden voor de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en
den Gemeenteraad op heden zijn gesloten, opnieuw aangeplakt
en gedurende acht dagen op de Secretarie dezer gemeente voor
een ieder ter inzage nedergelegd.
Leiden, De Voorzitter voornoemd,
31 Maart 1879. V. d. BRANDELER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN.
Gezien het adres van BARTHOLOMEUS JOSEPH OLEFF,
metaalgieter alhier, houdende verzoek om in het pand aan het
Levendaal n°. 5, nitgang hebbende in de Pakhuisstraat n°. 6,
eeue bestaaude stoommachine te mogen in werking brengen en
dat pand in te richten tot metaalsmelterij.
Gelet op artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad
n». 95);
Geven hij deze kennis aan het pnbliek dat genoemd verzoek,
met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd
is; alsmede dat op Dinsdag den 15 April a. a., 'a voormiddags
te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven
om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, V. d. BRANDELER, Burgemeester.
31 Maart 1879. E. KIST, Secretaris.
Een dreigende naamsverwarring.
Namen en jaartallen 't waren Jan erg las
tige zaken om te onthouden, toen we, op de
schoolbanken gezeten, geschiedenis leerden. Nu,
in onzen jongenstijd troffen wij het in dat op
zicht dan ook heel wat slechter dan met de tegen
woordige schooljeugd het geval is, althans in de
grootere steden. Daar hebt ge de hofstaduw
jongen heeft er slechts druk door de nieuwe
straten rond te slenteren, om al spoedig een aar
dige collectie eigennamen uit de geschiedenis des
vaderlands op te doen. Aan onze groote vloot
voogden zullen hem de De Ruyter-, Tromp- en
Piet-IIeinstraten herinnerende kunst zal bij
vertegenwoordigd vinden in de Paulus-Potter-
straat enz., enz.
Doch scherts ter zijde gelaten! Er bestaat
inderdaad geen enkele reden, waarom men het
niet zou toejuichen, dat aan beroemde of bekende
landgenooten uit vroeger tijden hulde werd ge
bracht door hun namen te schenken aan nieuw
aangelegde straten of gedempte grachten.
Met genoegen zullen dan ook ongetwijfeld onze
lezers hebben gezien, dat ook B. en Ws. dezer
gemeente aan den Raad voorstellen in dien geest
te handelen ten opzichte van een achttal grooten-
deels gedempte of gedamde grachten, al kunnen wij
de opmerking niet terughouden, dat enkele namen
groot gevaar zullen loopen in den mond des volks
een niet geringe verbastering te ondergaanzoo
b. v. de voorgestelde Boisot-kade, die waarschijn-
a! heel spoedig in Bezot-kade of, als het noodlot
der bewuste straat zeer ongunstig is, in Benj'zot-
kade zal ontaarden. Tevens meeneu wij bij het
toekennen van nieuwe benamingen de meest moge
lijke soberheid te moeten aanbevelen. De namen
van straten en grachten moeten toch zeker in de
eerste plaats dienen om het. vinden van den weg
binnen een gemeente mogelijk en gemakkelijk te
maken. Een eerste vereischte daartoe is kortheid
en duidelijkheid. Daarom zonden wij de gedempte
Volmolengracht liever eenvoudig in Van-Hout
straat herdoopt zien dan in Jan-Van-Houtstraat.
De residentie, waar b. v. niemand den naam der
Jakob-Van-der-Doesstraat ooit in ziju volle heer
lijkheid uitspreekt, strekke ons tot een waarschu
wend voorbeeld.
Er zullen ook namen veranderd worden.
Vooreerst komen daarvoor in aanmerking een vijf
tal grachten, die, sinds langer of korter tijd geen
grachten meer zijnde, in even zeovele straten zul
len herdoopt worden met voorvoeging van haar
vanouds gebruikelijken ouderscheidenden naam.
ZooHooigracht in Hooistraat enz. Daarbij kun
nen wij ons ook al neerleggenwant inderdaad,
niets ongerijmder dan van gracht te spreken, waar
men noch stroomend, noch zelfs stilstaand water
kan ontwaren. Toch dreigt dit reeds de grens
der zoo onmisbare duidelijkheid te overschrijden.
Doch wat te zeggen van het voorstel om een
zestal sinds lang bekende namen geheel te ver
anderen? Loopt men geen gevaar daardoor een
Babylonische verwarring te doen ontstaan, vooral
ten opzichte van de adressen der van elders ver
zonden brieven? Men kan toch niet vergen, dat
inwoners v;in andere plaatsen eensklaps bekend
zijn met dat talloos tal van nieuwe of veranderde
namen. Maar alsof dat gevaar nog niet groot ge
noeg ware, maakt men de onderscheiding ook op
andere wijze nog moeilijker. Ofschoon Leiden reeds
„Rijnen" genoeg telt, een „Oude", een „Nieuwe"
enz., wil men er nu nog een „Rijn" en een „Rijn
kade" bijvoegen, en dat waarschijnlijk uitfluitend
ter wille der euphemie. Het is waar, woorden als
Galgewater klinken niet fraai, en tegen de ver
andering op zichzelf zal wel niemand bezwaar
hebben, maar men voere die herdoopimen dan
althans langzamerhand in, wil men niet komen
tot een inderdaad Babylonische verwarring, een
verwarring, waarop de kroon zou worden gezet
door aanneming van het laatste gedeelte van het
voorstel, waarin wordt voorgesteld bij alle bena
mingen, waarin het woord „steeg" voorkomt, dat
te veranderen in „straat", wanneer de bedoelde
passage berijdbaar is.
Daartegen bestond evenmin overwegend be
zwaar, zal men zeggen, als tegen de verandering
van „gracht" in „straat". Volkomen juist. Doch
ziehier, waartoe een al te consequente toepassing
van dat gedeelte van het voorstel ons dreigt te
voereu„Aangezien de Nieuwsteeg alsdan zal
moeten worden genoemd Nieuwstraat, stellen
wij (B. en Ws.) voor aan de tegenwoordige
Nieuwstraat den naam te geven van Burgstraat."
Men zal dus aan een straat den naam ontnemen,
waaronder zij vanouds bekend is, en dien schenken
aan een straat op een ander punt der stad. Beter
middel om de spraak- of liever naamsverwar
ring ten top te voeren kan er niet worden uit
gedacht.
Indien het voorstel van B. en Ws. wordt aan
genomen zooals het daar ligt, vreezen wij, dat in
den eersten tijd de lijst der onbezorgde brieven
ten postkantore Leiden een schrikbareude lengte
zal hekomen. Doch wij vertrouweD, dat hij de des
betreffende beraadslaging in den Gemeenteraad
allereerst de eisch der duidelijkheid in het oog zal
worden gehouden.
LEIDEN, 31 Maart.
Heden is aan de hoogeschool alhier bevorderd
tot doctor in de aard- en delfstofkunde de heer
J. Bosscha Jzn., geb. te Leiden, met academisch
proefschrift, get.„Beschouwingen over het zand-
diluvium in Nederland."
Er beslaat gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Noord-Amerika door middel
van het stoomschip „W. A. Scholten", waarvan
de laatste buslichting aan het postkantoor te Rot
terdam is bepaald op Woensdag-ochtend tehalfzeven.
De snelpersen zijn door de administratie
der belastingen verklaard te zijn molens en op
dien grond de boekdrukkers aangeslagen als molenaar.
De landsdrukkerij heeft thans een zetmachine,
en waarschijnlijk zullen, zoo dit model beter aan
de bedoeling beantwoordt dan vroegere, ook vele
boekdrukkers tot het aanschaffen er van overgaan.
Maar nu rijst de vraag; onder welke rubriek
de heeren van de belastingen dit werktuig zulleu
brengen, dat toch ook bij de wet van 1819 niet
bekend was.
Daar het toetsen heeft, zegt de Arnh. Crt., zul
len ze mogelijk onder de klasse muziek-instru-
menten worden opgenomen en de boekdrukkers,
behalve als moleDaar, ook een patent als muzi
kanten moeten nemen als dit er is, wat het
blad betwijfelt. Zoo het niet bestaat, des te beter.
Wij kunnen der A. C. verzekeren dat haar
twijfel ongegrond is. Muzikanten zijn wel degelijk
patentplichtig, voor zoover zij op concerten en in
schouwburgen spelen. Ze komen in de Patentwet
voor onder Tabel N°. 14 volgn0.128, en zijn gerang
schikt in de 13de kl. Volgens art. 3 litt. t, zijn
echter alléén muzikanten, hun bedrijf langs de
straten uitoefenende, vrij. Dit laatste doen nu