Woensdag £6 Maart. N°. 5862. a°. \m. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURAST: Voor Lolden por 3 maonden..1.10. Fraoco per poot.1*0. ilzondormke Nosunen0.08. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ABTERTESTIEHr Van 16 regelsi.Oi. Iedere regel meerO.IVJ. Grootere letters r.xar pbstsrnimte. LEIDEN, 35 Haarl. Als een bewijs van belangstelling in prof. Goud- smit's gedenkdag van heden hebben bewoners van het Steenschunr de vaderlandscbe driekleur van hunne woningen ontplooid. De minister vau waterstaat enz. heeft het ver zoek van den heer Couwenberg, om concessie tot den aanleg van een stoomtramway tusschen Den Haag en Leiden, afgewezen. Met het meeste genoegen heeft de Aruh. Crt. de benaeming van den geleerden conserva tor der Leidsche academische bibliotheek, den heer P. A. Tide, lot bibliothecaris der Utrechtsche universiteits-boekerij, in de plaats van wijlen den heer Vermeulen, gezien. Met Campbell en Du Eieu toch vormt Tiele een triumviraat vau voor treffelijke bibliothecarissen, en wat hij, te zarnen met Du Eieu, na het aftreden van den onlangs overleden bescheiden Leidschen geleerde dr. J. T. Bergman, voor de Leidsche boekerij gedaan heeft, weten zij die van die bibliotheek gebruik maken. Ongetwijfeld is de Leidsche dan ook thans de best ingerichte uit ons land, en staat hierin boven de koninklijke, waarvan ondanks den ijver en de bekwaamheid der bibliothecarissen Campbell en Wijnmalen (de er sinds korten tijd aan toe gevoegde heeren Bolhuis van Zeeburgh es Knut tel blijven, als voor een specialen arbeid er aan verbonden zijnde, buiten beschouwing), door gebrek aan de noodige ambtenaren, de groote schatten welke die bibliotheek bevat, niet gekend worden. Op eene enkele schaduwzijde der Leidsche bi bliotheek wil de Arnh. Crt. toch even wijzen. Op deze nl., dat die bibliotheek niet gelijk andere het geheele jaar door den ganschen dag, d. w. z. van tien tot drie of vier uren, maar slechts drie uren dagelijks geopend is, en dit zelfs misschien nog wel slechts het kleinste gedeelte van het jaar, daar de boekerij gedurende de academische vacanties, die gelijk men weet Dogal lang ziju, zoo goed als gesloten is. De vier uren per week, nog over twee dagen verdeeld, die zij alsdan geopend is, geven toch niet bar veel voor iemand die door zijne studiën verplicht is, aanhoudend op de bibliotheek zelve te moeten arbeiden. Dit inderdaad is een werkelijk ongerief, hetgeen echter zeer gemakkelijk kan verholpen worden, zoo nl. het er toch den ganschen dag aanwezig zijnde personeel van bibliotheek-bedienden gelast wordt, gedurende al die uren den bezoekers er van ten dienste te staan. Een argument als b.v. van te groote drukte of iets dergelijks zal men hier, mede als ook niet te pas komende, er wel niet tegen willen aanvoeren. De bezoekers der bibliotheek trouwens, ziju naar verhouding ook luttel. Maar vooral in de vacanties, wanneer toch nog altijd betrekkelijk veel studenten, die voor examina enz. werken, en ook andere privaat- geleerden in de stad zijn, is dit een machtig groot ongerief, en is het voor hem die dan nog die paar uurtjes zit te werken, zéér stootend, wanneer Emeis, nadat de grijze academie-klok pas het drie tal slagen heeft laten hooren, direct komt zeggen dat het tijd is om uit te rukken, onverschillig of het een of ander eenvoudig studioos, dan wel b.v. prof. Dozj is (die wij, zegt het blad, aldus eens sit venia verbo hebben zien weg jagen), die er nog in zijne studiën verdiept zit. Of dit soms ook den geleerden curator der uni versiteit mr. Sloet Yan de Beele, die toen hij nog te Leiden woonde een druk gebruik der biblio theek maakte, wel eens overkomen is, weet de Arnhemsche niet, doch zij brengt deze door haar be sproken schaduwzijde der overigens, naar zij gelooft, voortreffelijk ingerichte, vermaarde Leidsche boe kerij onder zijne welwillende aandacht. Men leest in de Schoonhoveusche Courant, weekblad voor Zuid-Holland en Utrecht, het vol gende „De leden der sociëteit „de Leesvereeni- ging" en hunne dames genoten 11. Donderdag een alleraaugenaamsteu avond. Door welwillende tusschenkomst van een der leden der sociëteit had zich een viertal heeren uit Leiden, wier namen op muzikaal gebied een goeden klank hebben, bereid verklaard eene uitvoering te geven. Het waren de heeren B. I. De Goey (tenorzan ger), M. P. Oudshoorn (violist), C. G. Locher (cellist), en F. J. J. Yan Uye Pieterse (pianist). Zoo wel de beide trio's (van Bargiel en van Van Beet hoven) als de obligaten voor viool en violoncel, werden met een virtuositeit ten gehoore gebracht, welke niet ten onrechte door het publiek werd ontvangen. De heer De Goey, als uitnemend tenor zanger bekend, gaf in een vijftal stukken (waar onder een aria uit de „Joseph en Egypte" van Méhul en de „Erlkönig" van Schubert) blijken van zijn prachtig talent. Zelden was een spreker zóózeer de tolk van het publiek, als toen de pre sident der sociëteit, de heer D. Teyink, aan het einde der soirée de heeren, die dit muzikaal ge not hadden verschaft, dankzegde en hun geen af scheid, maar een tot weerziens toeriep. Een geani meerd bal besloot den feestavond." In het financieel verslag der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij over 1878 wordt o. a. het volgende medegedeeldDe uitkomsten der exploitatie zijn in vele opzichten bevredigend, al is het vrachtgoederenverkeer op de lijnen be westen Amsterdam nog steeds zeer gedrukt. Stil stand in den handel en daardoor ontstane groote concurrentie van de verschillende middelen van vervoer strekken het locaal goederenverkeer op de westelijke lijnen tot groot nadeel. In de uitbrei ding van onze verkeereu met het buitenland vin den wij, vooral op den Oosterspoorweg, eene compensatie voor het achteruitgaan of den stil stand van het locaal goederenverkeer. Ook op onze westelijke lijnen is het rechtstreeksch ver keer laDgzaam toenemend. Het personenverkeer bleeef zich steeds ontwikkelen, behalve op den Noordhollandschen Staatsspoorweg, waar het statio nair bleef. De opbrengsten van het reizigers-ver voer op de lijnen AmsterdamRotterdam en HaarlemUitgeest bedroegen f 88,000 meer dan in het vorig jaar. De tentoonstelling te Parijs en het meer en meer gebruik maken van onze stam lijn als hoofdroute naar België en Frankrijk heb ben tot die vermeerdering bijgedragen. Het aantal gemeenschappelijke stations is in 1878 met één vermeerderd, door het bij konink lijk besluit van 31 Mei 1878 aanwijzen van ons station Leiden voor gemeenschappelijk gebruik ten behoeve van den spoorweg LeidenWoerden. Langdurige onderhandelingen over de voorwaarden voor dit gebruik bleven zonder resultaat, doordat de Spoorwegmaatschappij LeidenWoerden zich op een geheel ander standpunt plaatste dan bij gemeenschappelijke stations gebruikelijk is. Wegens dit gebrek aan overeenstemming werden de voor waarden bij genoemd kon. besluit vastgesteld, en is, voor het eerst sedert de spoorwegwet van 1859, de bepaling van de ten laste van de medege bruikster komende schadevergoeding aan latere uitspraak van den rechter overgelaten. Wij be treuren deze verwikkeling, die wij echter niet hebben kunnen voorkomen. Hetgeen ten gevolge van het koninklijk besluit op het station Leiden moest gebouwd en gewijzigd worden, is door de regeering voorgeschreven eu aan ons is de ver plichting opgelegd die werken uit te voeren. Een eerste post komt op onze balans voor. Ds. H. Fortnyn te Sassenheim heeft het beroep naar Goor aangenomen. Uit Haarlemmermeer wordt het volgende gemeld: Het winterkoren, dat door de langdurige, strenge vorst veel geleden heeft, ondervindt op nieuw aanmerkelijke schade ten gevolge van het gure Maart weder. De oogst van dit product zal dus niet gunstig zijn. De toestand van den vee stapel blijft gunstig. Hooi is er nog in overvloed. Tot directeur van de normanlscbool te Aals meer is benoemd de beer G. Dros, hoofdonder wijzer te Kudelstaart. De Koning en de Koningin zullen zich, naar men verneemt, den 15den April nit de residentie naar het Loo begeven, ten einde van daar den 21sten naar Amsterdam te vertrekken. Den 2den April zal worden aanbesteed zoowel de restauratie van het voormalig stadhouderlijk kwartier te 's-Hage als de geheele verbouw van de onde Hofkapel met bet daaraan grenzende gedeelte tot aan het gebouw der vroegere Staten van Hol land, nu zittingzaal van de Eerste Kamer, welke verbouw geheel voor voormeld college wordt inge richt. Naar men verneemt, zal deze restauratie op zoodanigen voet worden ondernomen, dat het histo risch karakter van het Binnenhof wordt Vervaard, doch zullen, wegens de dringende behoefte aan meerdere ruimte, de nieuwe gebouwen grooter hoogte moeten verkrijgen dan de nu bestaande bezitten. De restauratie van het stadhouderlijk kwartier is aan den ingenieur-architect der :ands- gehouwen, den heer J. Singels, opgedragen, terwijl de verdere verbouw van de Hofkapel en aangren zende deelen aan den heer F. J. Nienwenhuis, architect te Utrecht, is toevertrouwd. De Amst. Crt. maakt melding van een adres tegen de efi'ectenbelasting, Zaterdag aan de Tweede Kamer opgezonden, voorzien van de haudteeke- ningen van een aantal der voornaamste bankiers huizen, geldinrichtingen, kooplieden en particulieren te Amsterdam. Door een aantal ingezetenen van Oud- BeierlaDd is een request gezonden aan den minister van waterstaat, handel en nijverheid, met verzoek om voortaan tweemaal, in plaats van eenmaal daags, zooals tot nu toe, een post van en naar Rotter dam te bekomen. De minister van oorlog heeft bepaald, dat voortaan de miliciens der opkomende lichtingen, buiten en behalve hunne gewone militaire klee ding, sog, voor zoover de voorraad strekt, van korte jassen, attila's of dolmans, laken pantalons, laken rijbroeken, mouwvesten of stalbuizen en kapotjassen voorzien zullen worden uit den voor raad goederen, die als zonder waarde in de maga zijnen van kleeding worden ingeleverd. De bedoelde kleedingstukken worden dan ook niet meer, als vroeger, ten bate van het rijk verkocht. Deze maatregel heeft uitsluitend ten doel om de goede kleeding, die de miliciens ontvangen, zooveel moge lijk te sparen. Commissarissen der Maatschappij van Wel dadigheid hebben zich tot de Tweede Kamer gewend ter zake van het ontwerp van wet tot heffing eener belasting op de goederen in de doode hand. Tegen de onveranderde aanneming van dat ontwerp hebben zij groot bezwaar, omdat, werd het, zooals het daar ligt, tot wet verheven, daardoor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 1