N°. 5842.
Maandag 3 Maart.
A0. 1879.
Deze Conrant wordt dagelijkB, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven-
Dit Nommer bestaat uit TWEE
BLADEN.
Eerste Blad.
STADS-BERICHTES.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COUBAJiT
Voor Leiden per 8 matnden.f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers-9 0.05.
PEIJS DEK ADTERTENTIElf:
Van 18 R|eliLH.
Ied«re regel meer.....t.0.17^.
Groolere lettere nier pUalsnitaU.
Maandag zal een aanvang gemaakt wor
den met het innen der abonnementsgelden
over het thans afgeloopen kwartaal. Met
het oog op het groote aantal abonné's zal
het den uitgever aangenaam zijn, indien
de quitanties zooveel mogelijk op vertoon
worden voldaan.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN.
Gezien art. 11, 2de alinea der verordening van 4 Mei 1872,
ep de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs voor on-
en minvermogenden (Gemeenteblad N°. 10),
Doen te weten, dat de inschrijving van nieowe leerlingen aan
de openbare scholen voor on- en minvermogenden zal plaats
bebbeo van den 3den tot en met den 15den Maart e. k. in
de schoollokalen in de Rijnstraat, in de Brandewijnsteeg, op de
Binnenvest gracht aan het Plantsoen, aan de Marendorpsaeh-
tergracht en aan de Korte Mare, des voormiddags van halfnegen
tot negen uren en des namiddags van halftwee tot twee oren,
behalve des Zaterdags namiddags en des Zondags.
De gemeente Leiden wordt voor de leerlingen der openbare
scholen voor minvermogenden in drie wijken verdeeld.
Tot de wijk voor de openbare school N°. 1 voor minvermo
genden behoort dat deel der gemeente, dat ingesloten wordt door
en ten Oosten en Zuiden ligt van de lijn: Kaiserstraat, Rapenburg,
Nieuwsteeg, Zonneveldsteeg, Ketelboetersteeg, Korte Korenbrug-
ateeg, Nieuwe Rijn tot de voormalige Hoogewoerdspoort.
Tot de wijk voor de openbare school N°. 2 voor minvermo
genden behoort dat deel der gemeente, dat ingesloten wordt en
ten Oosten ligt van de lynNieuwe RijD, Vischbrog, Hoogstraat,
Stille Mare, Lange Mare, Oude Vest en Oo9tdwarsgracht.
Tot de wijk voor de openbare school N°. 3 voor minvermo
genden behoort dat deel der gemeente, dat ingesloten wordt door
en ten Noorden en Westen ligt van de lijn: Kaiserstraat, Rapen
burg, Nienwsteeg, Zonneveldsteeg, Ketelboetersteeg, Korte Koren
brugsteeg, Nieuwe Rijn, Vischbrng, Hoogstraat, Stille Mare,
Lange Mare, Oude Vest en Oo9tdwarsgracht.
Leerlingen nit Zoeterwoude (Koepoort) behooren by N°. 1
▼oor minvermogenden, leerlingen uit Oegstgee9t en Leiderdorp bij
N*. 3 voor minvermogenden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, V. d. BRANDELER, Burgemeester.
27 Februari 1879. E. KIST, Secretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente Leiden,
Gelet op art. 21 der wet van 4 December 1872 (Staatsblad
N°. 134);
Brengt ter kennis vaa de ingezetenen dat in de afgeloopen
week zijn aangegeven als door roodvonk aangetast 2 personen
en aan die ziekte overleden geene.
LEIDEN, 1 Blaart.
Curatoren der gemeente-instelling voor de op
leiding van Oost-Indische ambtenaren alhier hebben
zich opnieuw per adres tot den min. van koloniën
gewend, daar zij zich naar aanleiding van de nota,
door de commissie in 1878 belast geweest met
het afnemen hier te lande van het examen voor
Oost-Indische ambtenaren aan den minister inge
diend, verplicht rekenen tegen de daarin voor
komende beweringen op te komen. Zij nemen
daarbij het standpunt in, waarop zij zich in hun
adres van 13 November 1878 hebben geplaatst,
en vragen alleen wat, naar hunne bescheiden
meening, in het algemeen belang gevorderd wordt,
zonder in aanmerking te nemen wat tot voordeel
van deze of gene instelling zou strekken. Den
twijfel, dien de commissie omtrent het weten
schappelijke gehalte van het onderwijs aan de Leid-
sche instelling schijnt te koesteren, bespreken zij
dus niet, evenmin als het karakter der Delftsche
inrichting, die door de commissie wordt verdedigd,
ofschoon zij in hun adres niet werd aangevallen.
Met verwondering hebben curatoren o. a. de
zinsneden der nota gelezen, die betrekking hebben
op het protest, dat zij meenden te moeten aan-
teekenen tegen het benoemen tot examinatoren
van personen, die hun werk maken van het geven
van privaatlessen. De commissie ziet daarin eene
insinuatie tegen den heer Gonggrijp, maar niet
tegen dien persoon is hnn betoog gericht. Zij
vermeldden slechts een feit, dat niet in het geheim
plaats heeft, maar algemeen bekend kan zijn, en
komen tegen het beginsel op. En werden er vroeger
docenten aan de rijksinstelling, die privaatlessen
gaven, in de commissie benoemd, dan veroordeelen
adr. dat niet minder krachtig, maar het gaat niet
aan, curatoren eener gemeente-instelling verant
woordelijk te stellen voor handelingen die plaats
hadden tijdens het bestaan eener vroegere rijks
instelling, waaraan zij volkomes vreemd waren.
En dat zij het beginsel afkeurden kan blijken
uit het feit, dat zij, op voorstel van den heer
Grashuis, hunne leeraren de verplichting hebben
opgelegd, zich te onthouden van het geven van
privaatlessen, niet alleen aan leerlingen der instel
ling, maar evenmin aan personen, die in de termen
vallen als student aan de instelling te worden
ingeschreven.
Eenige beweringen, die bij het bespreken van
deze zaak in de nota der commissie voorkomen,
mogen curatoren in hun adres niet onbesproken
laten, omdat daarin minder juiste voorstellingen
voorkomen. In de eerste plaats geldt dit de be
wering, dat alle docenten der gemeente-instelling
voor het lidmaatschap der commissie bedankten
op grond van gezondheidsredenen, met uitzondering
van ééa, die te kennen gaf zich reeds verbonden
te hebben tot de aanvaarding van het lidmaat
schap eener andere examen-commissie. Daargela
ten, dat de heer Vreede, in zijn aangehaald schrij
ven, verklaart dat die voorstelling, voor zoover
hem betreft, niet de volle waarheid bevat, is het
minder juist dat alle leeraren der Leidsche instel
ling voor de examen-commissie zijn uitgenoodigd
en bedankt hebben. De heer Bijvanck toch is niet
uitgenoodigd en heeft dus ook niet kunnen be
danken, zoodat het examen in de geschiedenis,
zooals jaren lang het geval was, ook in 1878 door
een Delftsch docent werd afgenomen.
Bovendien zegt de commissie, dat steeds naast
den heer Gonggrijp een Leidsch docent zitting
had. Dit is waar, mits men er bijvoege, dat die
Leidsche examinator in de laatste jaren niet de
docent in de Maleische taal was. De hoogleeraar
Pijnappel toch heeft geweigerd, langer met den
heer Gonggrijp in de subcommissie voor het examen
in het Maleisch zitting te nemen, omdat hij zich
niet vereenigen kon met de wijze, waarop dat
examen werd afgenomen. En wal gebeurde nu. De
hoogleeraar aan de rijksinstelling werd Biet meer
in de examen-commissie benoemd en zoodoende
werden de leerlingen aan de rijksinstelling in
het Maleisch niet geëxamineerd door hun docent,
terwijl dit met die der Delftsche inrichting wel
het geval was.
Ten slotte meende de commissie het adres van
curatoren te moeten noemen: onjuist, onge
past en niet ernstig. Daargelaten, of deze
uitdrukkingen gepast zijn in een verslag eener
onpartijdige commissie, meenen adr. de beschul
diging van onjuistheid genoegzaam te hebben we-
derlegd. Die van ongepastheid laten zij ter zijde.
Thans rest nog de beschuldiging van niet ernstig
te zijn geweest, welke de commissie met drie be
wijsgronden, nl.dat curatoren zich vermeten te
oordeelen over eene zaak die zij niet uit eigen
aanschouwing kennenomdat door curatoren in
het adres blijk wordt gegeven van onwetendheid
op het gebied der Indologische studie, en omdat
hunne cijfers niet juist zijn. Curatoren werpen
op verschillende gronden de beide eerste beschul
digingen van zich af, doch erkennen dat de derde
waar is. Maar vreemd is het, die grief zoo uit te
meten, dat men hun betoog niet ernstig noemt,
terwijl de commissie zelve erkent, dat die fouten
hun betoog niet schaden. Integendeel pleiten de
cijfers, nu zij in het adres verbeterd worden opge
geven, met meer klem voor hunne bewering. Im
mers blijkt daaruit hoeveel gemakkelijker men in
de examens in het Maleisch, Soendaneesch en Ma-
kassaarsch slaagt dan in het Madoereesch en vooral
in het Javaansch. Het zou nu wel vreemd zijn,
indien dit lag aan hen die de eene of de andere
dier talen beoefenden, en niet veeleer aan de wijze
van examiueeren. En voor mrs. in de rechten
blijkt, dat men in acht jaar tijds langs den gewo
nen weg slechts 12 hnnner heeft verkregen, die
kennis van de Javaansche taal bezaten, tegen 48,
die in het Maleisch voldoende examen haddea
afgelegd. De reden van de feilen in de cijfers
lag grootendeels hieraan, dat de verslagen van
de jaren 18701878 anders waren ingericht
dan te voren en daarna, dewijl in die jaren af
zonderlijk rekening van de examens in de ver
plichte vakken werd gehouden, hetgeen te voren
en later niet kon geschieden. Maar voor een deel
is dit het gevolg van een grove fout, in een dier
verslagen voorkomende, en wel dat van 1872,
door den secretaris der commissie opgemaakt. Die
fout heeft de commissie in haar nota stilzwijgend
verbeterd. En nu moet het nog te meer bevreemden,
dat de commissie zoozeer den staf breekt over
een enkelen misslag, daar zij, blijkens de ver
betering door haar opgenomen, zeer goed wist
dat een dergelijke fout vroeger door haren secre
taris was begaan. Is zij nu ook van meening dat
op het verslag der commissie van dat jaar de be
naming „niet ernstig" moet worden toegepast?
Curatoren meeDen genoeg gezegd te hebben tot
wederlegging van de tegenspraak, die hnn adres
bij de commissie heeft uitgelokt. Zij blijven dus
nog met vol vertrouwen verwachten dat de minis
ter de noodige maatregelen zal nemen tot opheffing
van de bezwaren, in hun adres ontvouwd en in
hun schrijven nader toegelicht.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 6077 volwas
sen personen en van 1119 kinderen.
Prins Prederik heeft tot zijn lijfarts benoemd
dr. T. H. Blom Coster te 's-Hage.
De heeren Goeman Borgesius, Yan der Kaay,
Lenting, De Meyier en De Beaufort hebben voor
gesteld om uit het wetsontwerp tot aanvulling
der wet op het middelbaar onderwijs weg te laten
de bepaling dat de akte B alleen kan verkregen
worden door hen, die reeds de akte A bezitten.
Volgens bericht uit Paramaribo is de heer
Ch. Busken Huet den 29sten Januari op het
placer van de heeren Gebrs. De Jong, aan de
Boven-Suriname, plotseling overleden en op den
houtgrond Berg en Dal begraven.
Aan de rijksuniversiteit te Groningen is
heden bevorderd tot doctor in de rechtsweten
schap de heer M. Eischedé, geb. te Groningen,
na een academisch proefschrift, get.„Schepen
zijn roerende goederen."
Het tienjarig bestaan der openbare handels
school te Amsterdam is gisteravond op feestelijke
wijze gevierd. In „Felix Meritis" werd door leer
lingen der school een concert gegeven, hetgeen
met een bal in de groote zaal besloten werd. Toost
op toost werd er uitgebracht.