Woensdag 12 Februari.
iV. 5826.
A\ 1879.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1-10.
Franco per post1.4®»
Afzonderlijke Nonumers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven-
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels1.05.
Iedere regel meer0.17|.
Groslere letters naar plaatsruimte.
S TADS-BERICHTES.
KOSTELOOZE VACCINATIE.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden herinneren
hij deze den ingezetenen, dat de gelegenheid tot k08tel00ze
Vaccinatie en ReY&CCinatie voor onvermogenden, in het
lokaal der Stadswaag, bij voortdoring is opengesteld, en wel op
Donderdag 6 Februari, Zaterdag 15 Februari, Maandag 24
Februari, Dinsdag 4 Maart, en zoo vervolgens met eene tnsschen-
inimte van acht of, als die dag op Zondag of Vrijdag valt, van
negen dagen, 's namiddags te één uur.
Burgemeester en Wethonders voornoemd,
Leiden, V. d. BRAN DELER, Burgemeester.
5 Februari 1S79. E. KIST, Secretaris.
De Voorzitter van den Gemeenteraad van Leiden noodigt bij
deze, krachtens art. 7, 2de alinea, der Wet van 4 Joli 1850
(Staatsblad N°. 37), de inwoners dezer gemeente uit om, zoo zij
eldert in de directe belastingen zijn aangeslagen, daarvan vóór
den 15den Februari e. fc., door overlegging der aanslagbiljetten
ter Secretarie dezer gemeente, te doen blyken, ten einde zoo
noodig hun recht te bewyzen om, by de jaarlykscbe herziening
der lijsten van kiesbevoegden, daarop te worden geplaatst.
Leiden, De Voorzitter voornoemd,
5 Februari 1879. V. n. BRANDELER.
LUIDEN, 11 Febraari.
In een hoogst vereerend schrijven aan de com
missie van oppertoezicht en beheer der Kweek
school voor Zeevaart te Leiden heeft het Z. K. H.
Prins Alexander der Nederlanden behaagd, om,
op grond van zijne persoonlijke overtuiging van
het nut dat de Kweekschool steeds sticht, de
plaats in te nemen die bij die inrichting open
gevallen is door het overlijden van Hd. beminden
oom Prins Hendrik en het eerevoorzitterschap te
aanvaarden van de commissie en van de vereenigiug
tot instandhouding en bevordering van den bloei
der genoemde Kweekschool.
Gisteravond waren de leden der smeden-
vereeniging „Nut door Vriendschap" met hunne
dames bijeen in het Neerlandsch Koffiehuis, tot
viering van hun zevende jaarfeest. Hun bescherm
heer en een groot aantal donateurs waren er bij
tegenwoordig. Door eenige leden werden, met mede
werking van een tweetal dames, niet onverdien
stelijk ten tooneele gevoerd: „De dienstmeid van
den zaakwaarnemer" en „Nummer 33". Geruimen
tijd bleef men in een genoeglijke stemming bijeen,
en er werd menige heildronk gewijd aan den bloei
en de welvaart der vereeniging.
Tegelijkertijd gaf de muziek- en tooneelver-
eeniging „Nut en Vermaak" in de Stadszaal een
uitvoering, welke werd geopend met een negental
muzikale voordrachten. Daarna had de opvoering
plaats van„De eer van een koopman," drama
in drie bedrijven, en: „Parade op de Ruïne,"
kluehtspel in één bedrijf. Zoowel voor het een
als voor het ander werden de uitvoerders of ver-
tooners bij herhaling toegejuicht. De uitvoering
werd met een bal besloten.
De vergadering der Maatschappij van Nijver
heid zal niet heden, maar eerst Donderdag-avond
gehouden worden.
Men schrijft uit AlpheuAls een bewijs,
hoe bevorderlijk aan eene regelmatige armenzorg
de opheffing van de burgerlijke armbesturen zijn
kan, diene, dat voor enkele jaren, toen dat be
stuur nog bestond en belangrijk gesubsidieerd
werd uit de gemeentekas, veel over armoede ge
sproken werd en de bedeelingen der kerkelijke
instellingen van weldadigheid nevens die van het
burgerlijk armbestuur nauwelijks in staat schenen
om den bestaanden nood te lenigen, terwijl thans
in een besloten winter van ruim zes weken, bij
het gemeentebestuur nog geenerlei aanvraag om
geldelijken onderstand is ingekomen, en het door
den burgemeester ingestelde onderzoek, of ook hier
of daar in de gemeente de noodzakelijkheid tot
politie-armenzorg bestond, tot een negatief resul
taat heeft geleid. Feitelijk blijkt derhalve, dat de
openbare liefdadigheid door de opheffing der offi-
ciëele armenzorg krachtig genoeg is ontwikkeld
om in de behoeften der armen te voorzien, en de
kerkelijke armbesturen zich van hunne taak op
hoogst lofwaardige wijze kwijten.
Aan de Tweede Kamer zijn twee belang
rijke wetsontwerpen aangeboden. Bij het eerste
wordt bepaald dat op de effecten, naarmate van
hunne werkelijke beurs- of koerswaarde, onder den
naam van effecten-belasting, eene directe belasting
wordt geheven. Onder effecten worden bij deze
wet verstaanbewijzen van aandeel in geldlee-
ningen, geldbelegging of renten ten laste van deu
staat of van vreemde mogendheden, staten of
vorsten, van provinciën, steden, gemeenten, dijk-
of polderbesturen; bewijzen van aandeel in zede
lijke lichamen, corporatiën, gestichten, genoot
schappen, banken, reederijen, maatschappijen en
vennootschappen of ondernemingen, wier kapitaal
door aandeelen wordt vertegenwoordigd, eindelijk
aandeelen in geldleeuingeu ten laste van zoodanige
zedelijke lichamen enz., of ten laste van bijzon
dere personen buitenslands woonachtig en in geld-
leeningen ten laste van ingezetenen des rijks,
doch gevestigd in of ten laste van goederen bui
tenslands gelegen.
Ieder ingezeten is op den lsten Maart van elk
dienstjaar belastingplichtig voor alle effecten tot
het genot van welker eerste divideuden, aflossing
of andere uitkeering hij gerechtigd is, onverschil
lig of betalingen uit dien hoofde werkelijk plaats
hebben, dan wel achterwege blijven. De belasting
bedraagt 1 per mille van de gezamenlijke waarde
der effecten waarvoor elk belastingplichtig is. In
dien er na berekening der duizendtallen eene som
overschiet, wordt de belasting daarover voor elk
honderdtal berekend in verhouding tot het bedrag
per f 1000. Onderdeelen kleiner daB f 100 blij
ven verder buitea aanmerking. Geene belasting
is verschuldigd indien de gezamenlijke waarde der
eflecten van een belastingplichtige minder dan
f 1000 bedraagt. De belastingplichtige wordt aan
geslagen in de gemeente waar hij op den lsten
Maart van het dienstjaar woont. Bij verschil om
trent de gemeente waar de aanslag geschieden
moet, beslist de minister van financiën. Van de
belasting zijn vrijgesteldvreemdelingen hier te
lande als consuls of consulaire agenten toegelaten,
die geen ander beroep of bedrijf uitoefenen, mits
wederkeerig in de door hen vertegenwoordigde
landen aan Nederlanders, aldaar op gelijken voet
toegelaten, vrijstelling van personeele lasten worde
verleend.
Het tweede wetsontwerp strekt tot heffing eener
belasting op de goederen in de doode hand. Onder
instellingen van de doode hand verstaat deze wet
alle hetzij rechtens hetzij feitelijk bestaande in
stellingen welker bezittingen niet door overlijden
overgaan. Maat- of vennootschappen worden voor
de toepassing dezer wet alleen dan als instellin
gen van de doode hand aangemerkt, wanDeer,
krachtens overeenkomst tusschen de deelhebbers,
bij overlijden van dezen hunne rechten niet op hunne
erfgenamen overgegaan, maar zonder evenredige
geldelijke vergoeding aan de maat- of vennoot
schap of aan de andere deelhebbers verblijven.
Volgens art. 9 bedraagt de belasting voor de on
roerende zaken veertig cents en voor de effecten
en schuldvorderingen vijf en twintig cents van
iedere honderd gulden. Zij wordt telken jare vóór
den lsten Juli betaald. De wet zou den lsten Januari
1880 in werking treden. De zuivere opbrengst
wordt op f 600,000 geschat.
De „Lux. Zeitung" heeft er de volksvertegen
woordiging een verwijt van gemaakt, dat zij op
reces is gescheiden, daar de vraag, hoe de admi
nistratie des lands in het vervolg zal worden in
gericht, door het overlijden van den prins-stad
houder aan de orde is gekomen. De „Ind. Lux."
betoogt tegenover eerstgenoemd blad, dat de Kamer
zich op dit oogenblik volstrekt niet heeft bezig
te houden met een quaestie, waarvan de beslis
sing alleen van het goedvinden des groothertogs
afhankelijk is. Het blad herinnert, dat er in
vroegere jaren geen stadhouder was en haalt de
artikelen der constitutiën van 1841,1848 en 1868
aan, welke de verhouding tusschen den groother
tog en de regeering regelen. Het resumeert dan den
toestand als volgt: „De Koning kan een stad
houder benoemen, die een prins van den bloede moet
zijn. Er kan geen officiëele autoriteit bestaan als
intermediair tusschen den Koning en de groother
togelijke regeering."
Van een verantwoordelijk minister, die te 's-Gra-
venhage verblijf zou houden, kan, zegt het blad,
geen sprake zijn. Benoemt de Koning een stad
houder, dan zal alles denzelfden gang gaan als
sedert 1850zoo niet, dan zal 't eenige verschil
zijn, dat alle stukken, voor welke de handteeke-
ning van den souverein wordt vereischt, naar Den
Haag zullen worden opgezonden. Dit betreft alleen
de administratieve zijde van de quaestie. Wat de
politieke zijde en het belang van het land aan
gaat, zoo eindigt de „Ind. Lux.", kan het ons
niet onverschillig zijn, of er al of niet een stad
houder wordt benoemd. Deze vraag brengt ons
echter op een geheel ander gebied.
De schrijver der Haagsche kroniek van de
N. Gr. Crt. meldt„Ik weet zeker, dat de nota
ris Eikendal hier ter stede, kort na het tweede
huwelijk van Z. K. H. prins Hendrik, diens
testament onder zijne berusting heeft verkregen,
en dat bij dat testament prinses Hendrik erfge
name is geworden van verreweg de meeste bezit
tingen des prinsen. Hij heeft echter aan den
Koning, aan zijne zuster en aan prins Alexander
belangrijke legaten toegedacht. Men weet daarom
trent tot nog toe alleen dit te verhalen, dat het
prachtig lustslot van Soestdijk aan 's Konings
jongsten zoon zal ten goede komenik sta u daar
voor echter niet in."
Niettegenstaande het den geheelen voor
middag regende, waren gisteren te Amsterdam
honderden vrienden en vriendinnen op de Wester
begraafplaats samengekomen, om bij de teraarde
bestelling van den zoo algemeen beminden predikant
der Hervormde gemeente, ds. Isaiik Prins, tegen
woordig te zijn. Van tien tot twaalf uren bewoog
zich eene groote menigte van belangstellenden
naar genoemden doodenakker, waar rijk en arm,
oud en jong zich om de groeve schaarden, waarin
het stoffelijk overschot zou neerdalen. Bij het graf
hield ds. Van Marken een treffende lijkrede, waarin
hij de oprechtheid van beginselen en de godsvrucht
van den ontslapene, alsmede zijn nuttig en werk
zaam leven schelste en de aanwezigen aanspoorde
zijne voetstappen te volgen. Ds. Berlage herdacht
den voortreffelijken leermeester, van wien hij zoo
vele lessen van levenswijsheid had ontvangen, en
den trouwen deelnemenden vriend in voor- en
tegenspoed, dien ieder, die hem gekend had en
het voorrecht had gehad tot zijn huiselijken- of
vriendenkring te worden toegelaten, altijd in dank
bare herinnering zou houden. De zoom van den