N\ 5777. Vrijdag A*. 1878. 13 December. Dei# Oonrant wordt dagelijks, met uitsondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES: S TADS -BERICHTEN. LEIDSCH DAGBLAD. rSIJS DEZER COTRAJiT: ▼oor Leiden per natadea.1.19. Fratvco per poet.1.4t Afzonderlijke Nommersa 0.09. Ta 1-4 regel»1.01. bliiv ft|t} ettr1 Groter* letters natr ptutsroimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan LEIDEN, Gezien de edressen van GERARDUS ELSHOF en ZOON, sigarenfabrikanten alhier, hoadeDde verzoek om tigarendrogerijen op te richten in het pand in de Janvosseniteeg n°. 17 en in dat op den Onden Singel n°. 138, en W. L. LEGET, timmerman alhier, om de panden in de Dnizenddraadsteeg n°. 15 en 17 ia te richten tot tlackterij en daarin een overdekten gcmeteelden roest bak te plaatsen; Gelet op crtt. 6 en 7 der wet van 2 Jnni 1875 (Staatsblad 95); Geven bp deze kennis aan het pnbliek dat genoemde verzoe ken, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd zijn; altmede dat op Vrijdag den 27sten December a. 's voormiddags te elf aren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen die verzoeken in te brengen. Borgemeeater en Wethouders voornoemd, Leiden, V. d. BRAN DELER, Burgemeester. 12 December 1878. E. KIST, Secretaris. LE PETIT DUO. Het kunstgenot, dat onze stadgenooteu reeds meenden dat huu voorgoed was ontzegd, zal hun dan toch nog geschonken wordentegen morgen avond is aangekondigd de vroeger uitgestelde op voering van Lecocq's opéra-comique en trois actes „Le petit, due", woorden van Henry Meilhac en Ludovic Halévy. Reeds de gunstige beoordeeling, die in letterlijk alle bladen, die het geestige stuk bespreken, daar aan ten deel viel, zou een aansporing om de opvoering te gaan bijwonen overbodig maken. Wij zijn dan ook niet voornemens onze lezers daartoe nogmaals op te wekken, maar willen hunne belangstelling in het hier nog onbekende kunst werk zoo mogelijk verhoogen, door hun den korten inhoud van het libretto mee te deelen, hier vooral geen overbodige tegemoetkoming, daar het boekske, hoe vluchtig het zich ook laat lezen, door zijn omvang het telt niet minder dan 132 blad zijden licht van de kennisneming zou doen terugschrikken. Doch ter zake. De eerste acte verplaatst den toeschouwer in het begin der 18de eeuw in een zaal van het paleis te Versailles op den dag dat aldaar een huwelijk wordt gesloten en wel een huwelijk van zeer bijzonderen aard. Bruid en bruidegom beiden zijn eigenlijk nog te jeugdig om reeds tot een zoo gewichtige verbintenis over te gaan, maar. bijzondere belangen, waarmee 0. a. het bezit van een aanzienlijk vermogen gemoeid is, doen zich gelden en de nog niet ten volle achttienjarige hertog De Parthenay en de nog veel jeugdiger Blanche De Cambry worden in den echt verbonden, doch zoo hadden het hun grootouders met het, oog op hun leeftijd besloten om nog gedurende een tweetal jaren van elkander verwijderd te leven. Met dat doel wordt de jeugdige duchesse De Parthenay naar een pensionnaat te Lnnéville gezonden en de jonge hertog le petit due om hem tegenover die tijdelijke scheiding eeniger- mate tevreden te stellen, benoemd tot kolonel van het dragonder-regiment, dat naar hem „le régi ment de Parthenay" heet. 's Hertogs militaire opvoeder, de onderbevelhebber van dit regiment, Montlandry, deelt hem die vereerende aanstelling mede en legt met de overige officieren den eed van trouw en gehoorzaamheid aan den nieuwen kolonel af, die juist gezind is om dien eed ter stond op de proef te stellen en nog dienzelfden nacht aan het hoofd van zijn manschappen op trekt. men zal zien waarheen. In de tweede acte wordt men binnengeleid in de leerzaal van het pensionnaat te Lunéville, waar onder leiding der directrice de beroemde zangles plaats heeft, een muzikaal juweeltje, zouden wij er willen bijvoegen, als wij het stuk hier tevens uit het oogpunt van toonzetting behandelden. De zangoefening wordt gevolgd door een taalles, aan gevangen door Frimousse, den gewezen taalmeester van „le petit due" aangevangen doch niet voleindigd, want inmiddels verschijnt Montlandry met vier trompetters als parlementair om de jeugdige hertogin op te eischen voor zijn kolonel, die de lezer heeft het reeds geraden van zijn bevoegdheid als commandant gebruik heeft ge maakt om het regiment naar het pensionnaat te doen oprukken. De directrice weigert de uitlevering en nu zal het pensionnaat formeel worden belegerd. Doch „le petit due" weet, ais boerin vermomd, binnen te dringen, heeft een onderhoud met de hem ont voerde gade, die den dragonders de sleutels van het pensionnaat in handen weet te spelen, en maakt zich zoo van het gebouw meester. Tot ontvoering zijner jeugdige wederhelft komt het eèhter niet Frankrijk is op dat tijdstip in een oorlog gewik keld, zijn legers voeren strijd op de grenzen en geheel in overeenstemming met het Fransche volks karakter de directrice verwijt den jeugdigen kolonel, dat hij, in stede van voor het vaderland te strijden, zijne mannen aanvoert tegen een hand vol zwakke vrouwen. De „petit due" erkent, dat zij gelijk heeft en verklaart aan zijne jonge gade, dat hij harer on- waardig zou zijn, zoo hij de liefde stelde boven den krijgsmanplicht. „Ik bemin u, en daarom verlaat ik u," klinkt hel nit zijn mond, en ook zij spoort hem aan zijn plicht te vervullen. Het stuk heeft hier een echt dramatische tint. In de derde acte bewegen wij ons in bet le gerkamp. Een groep officieren vermaakt zich met drinken en speleD, en op het oogenblik dat allen luisteren naar een verhaal van Montlandry, die zijn regiment vooruit is gesneld, wordt er plot seling alarm geblazen.Het beslissende gevecht, dat eerst tegen den volgenden dag werd verwacht, is plotseling aangevangen. Hevig is de strijd en hachelijk de kans; een oogenblik dreigt de vijand de overhand te zullen verkrijgen. Daar verschij nen plotseling nieuwe strijders aan de zijde der Franschen; het zijn de dragonders van Parthe nay. Met hun achttienjarigen kolonel aan het hoofd dringen zij ontstuimig op den vijand inhun aan val is onwederstaanbaar en beslist het gevecht ten voordeele van Frankrijk. Aan den avond van dien voor den hertog zoo roemrijken dag wacht hem nog meer gelak. In zijn bekrompen legertent gezeten, terwijl voor zijn geest tal van droombeelden opdoemen, wordt hij plotseliner ten toppunt van geluk gevoerd door. de verschijning zijiier gade, die, aan de Argus- oogen der directrice ontsnapt, haar dapperen echt genoot was gevolgd en niet had gerust, voordat zij zijne tent bereikt had. Van scheiding nn geen sprake meer; maar den achttienjarigen kolonel wordt tot belooning van zijn dapperheid de eervolle zending opgedragen, het heuglijke bericht der be haalde overwinning met zijn trouwe gade naar Versailles over te brengen. LEIBEN, 12 December. Het stoffelijk overschot van den heer B. F. Krantz werd hedenmorgen op plechtige wijze op de begraafplaats aan de Groenesteeg ter aarde besteid. De stoet bestond uit de lijkkoets en vier volgkoetsen, waarin de familieleden van den over ledene gezeten waren, terwijl aan weerszijden van den lijkwagen twaalf meesterknechts der fabriek als slippendragers gingen. Aan den doodenakker gekomen, vervulden deze de treurige taak het stoffelijk overschot van hun beminden patroon naar de geopende groeve te dragen, waar zich inmiddels een talrijke menigte had verzameld. Achter den stoet sloten zich bovendien aan het gemeentebestuur, leden van den gemeenteraad en bestuurderen van instellingen waarvan de overledene mede-commissaris was. Alvorens de kist in den nieuwen grafkelder werd neergelaten, werd er door den heer Croiset van den Kop, uit Den Haag, een immortellenkrans op neerge legd. Toen het stoffelijk overschot aan den schoot der aarde was toevertrouwd, gevoelde de burge meester dr. W. C. Van den Brandeler zich ge drongen eenige woorden aan de nagedachtenis van den diepbetreurden doode te wijden. Immers wanneer de leden van het dagelijksch bestuur zich achter den stoet op weg naar de groeve hebben aangesloten, dan geschiedde dit niet uit lonter plichtpleging, maar uit een gevoel van hulde voor den afgestorvene, die door zijne daden aller achting en liefde genoot. De gemeente ver liest in hem een waardig behartiger harer belangen en hoezeer hij dan ook in zijne betrekking als raads lid ieders vertrouwen genoot, blijkt wel daaruit dat hij gedurende ruim eeD kwart eeuw telkens her kozen werd. Maar ook als fabriekstad heeft Lei den veel aan hem to danken. Als industrieel toch heeft hij niet weinig meegewerkt om den door hem beoefenden tak van industrie steeds hooger op te voeren en meer uit te breiden. Voor deze echter niet alleen is zijn dood een gevoelig ver lies, neen, in de eerste plaats voor zijn familie en voor zijn minder ruim bedeelde mede-sradge- nooten. Steeds kenmerkte zijn leven zich door rechtschapenheid, gepaard met een edele huma niteit. Waar en wien hij meende te moeten wel doen, daar liet hij dit niet na. Was hij voor de maat schappij een treffend voorbeeld, ook in den hui- selijken kring zal zijn verscheiden niet het minst gevoeld worden. Evenals daar buiten, wist bij ook in zijne omgeving liefde om zich heen te versprei den. Zijne kinderen en vooral zijne gade zullen dan ook het hun getroffen verlies niet het minst gevoelen, en daarom richtte spr. ook tot de aan wezige zoons van den overledene het woord. Op hen rustte thans de taak hunne moeder in den haar getroffen slag te schragen. Daartoe geve hun God de krachtHun vader ruste in vredeOver stelpt van aandoening, was de schoonzoon van den overledene ds. H. G. Hagen, die niettegenstaande zijn ongesteldheid toch den beminden doode naar de laatste rustplaats gevolgd was, nauwelijks in staat den spreker en verder alle aanwezigen namens de familie te bedanken voor de laatste hulde aan deu overledene bewezen. Dat deze hulde niet ijdel was, bewees menige traan, die ook gedurende de plechtigheid uit veler oogen vloeide. Bij de begrafenis was ook tegenwoordig de oud-wethouder mr. C. W. Hubrecht. Op een vraag van den heer Idzerda om eeni ge inlichtingen omtrent de inrichting van een phar- maceutisch laboratorium te Leiden, antwoordde de minister gisteren, dat de plannen nog in on derzoek zijn, daar men niet gerekend had op de moeielijkheden van ontruiming. Hij hoopt spoedig aan de zaak een eiude te maken. Onder de bezuinigingen, bij het hooger onder wijs ingevoerd, behoort de opheffing der Annales Academici, die sedert 1S15 door de regeering werden uitgegeven. Nu die uitgaaf gestaakt is, komt men vrij algemeen tot de overtuiging dat zij ook eigenlijk weinig nut hadden, althans dat zij, naar vorm verouderd en naar inhoud onvol ledig, verdienden plaats te maken voor een soort

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 1