N\ 5776.
Donderdag
A0. 1878.
12 December.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
U TADS-BEÜ1CHTEN.
Eenige opmerkingen naar aanleiding
van de voorgestelde wijzigingen in de in
komstenbelasting.
n.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZEB COURANT:
Voor leiden per 8 nwandeo1.10.
Franco per post....n 1A0.
Afzrnderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTES TIEN:
V»n 16 regels1-05.
Iedere regel meer0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien art. 8 der Verordening van den 4den Mei 1872
^(Gemeenteblad N°. 11);
Brengen ter algemeene kennis, dat tot het doen in
schrijven van nieuwe leerlingen voor de openbare
scholen voor voorbereidend en voor meer uitgebreid
lager onderwijs gelegenheid zal gegeven worden:
voor die voor voorbereidend onderwijs voor jongens en
meisjes, in het schoolgebouw aan de Oude Vest-,
voor die voor meer uitgebreid lager onderwijs:
der 1ste klasse, voor jongens, in het schoolgebouw aan de
Aalmarkt-,
der 1ste klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw aan de
Boommarkt;
der 2de klasse, voor jongens, in het schoolgebouw aan de
Pieterskerkstraat
der 2de klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw aan de
Breeslraat
en wel van den 2den tot en met den 14den December e. k.,
dagelijks (de Zondag uitgezonderd), van des voormiddags
halfnegen tot negen uren, en op Maandag, Dinsdag,
Donderdag en Vrijdag bovendien van half t we e tot t we e
uren des namiddags.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, V. d. BRANDELER, Burgemeester.
28 November 1878. E. KIST, Secretaris.
Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden,
op Donderdag 12 December 1878, des namiddags te h al f twee.
Punten ter behandeling:
De gisteren medegedeelde en
19". Voordracht aangaande de geldleening. (249)
De wijziging zelve komt hierop neer. Tegen
woordig wordt van elk inkomen een standvastig
bedrag van f 400 afgetrokken, op grond dat het
noodzakelijk levensonderhoud aan geene belasting
mag onderworpen worden. Deze fictie komt geheel
ten goede aan de lagere klassen, want de inko
mens van f 400 en daar beneden worden vrij
gesteld, de daarop volgende verminderd maar niet
in gelijke mate. Want zooals wij zagen heeft een e
evenredige verandering in alle inkomens geen in
vloed op ieders aandeel in de belastingdoch elke
verandering die niet evenredig is aan het inkomen
zal te meer invloed hebben naarmate zij op een
klein bedrag wordt toegepast. Zoo zal elke ver
mindering met een standvastig bedrag voordeelig
op -de lagere, nadeelig op de hoogere klassen
werken. In zoover kan de tegenwoordige vermin
dering van elk inkomen met f 400, hoewel steu
nende op eene fictie, verdedigd worden. Thans
wordt voorgesteld het middelcijfer der 1ste, 2de,
3de en 4de klasse te verminderen met /"400, dat
van de 5de, 6de en 7de met f 350, dat van de
8ste en 9de met f 250, dat van de 10de, 11de,
12de, 13de en 14de met f 100.
De fietie van „het noodzakelijk levensonder
houd" is dus verdwenen, want men kan moeilijk
aannemen, dat de af te trekken som dit levens
onderhoud voor elke klasse voorstelt-, dan zou zij
eer toe- dan af moeten nemen. Doch welk argu
ment is er nu voor in de plaats getreden? Vol
strekt geen, slechts de utiliteits-grond wordt aan
gehaald, dat zonder deze wijziging de voorgaande
te veel in het voordeel zou zijn van de klassen,
wier grenzen nauwer zijn toegehaald. Hiermede
wordt dus het beginsel van de inkomstenbelas
ting, dat ieder naar vermogen bijdraagt, prijs ge-
1 geven en worden willekeurige cijfers in de plaats
van de ware gesteld. Terwijl het streven moet zijn
de opgaven zooveel mogelijk tot het ware bedrag
te doen naderen, wordt hier een geheel willekeu
rige maatstaf ingevoerd, die de inkomens moet
pasklaar maken voor het bedrag, waarop men ze I
wil gesteld hebben, niet voor dat wat ze werke
lijk zijn. De fouten van het vroegere stelsel, door
de invoering van het nieuwe veroordeeld, worden
langs dezen weg opnieuw binnengehaald. Hoe
willekeurig toch de voorgestelde wijziging is, blijkt
uit het volgende tafeltje, waarin naast het bedrag
van het gemiddeld inkomen van elke klasse de
evenredige verandering die het nieuwe voorstel
brengt staat vermeld. In de derde kolom staan
ter vergelijking de overeenkomstige cijfers volgens
de tegenwoordige vermindering van elk inkomen
met f 400.
inkomen.
VERMINDERING IN
PERCENTEN VAN
HET INKOMEN.
TEGENWOORDIGB
VERMINDERING IN
PERCENTEN.
400
100
-100
425
94
94
475
84
84
550
73
73
650
61
61
775
45
52
925
38
43
1125
31
36
1375
19
30
1625
15
25
1875
5,3
21
2250
4,4
18
2750
3,6
15
3250
3,1
12
3750
2,7
11
4500
0
8,9
5500
0, enz.
7,3 enz.
Uit deze getallen (ter vereenvoudiging in twee
cijfers berekend) kan de invloed van de voorge
stelde wijziging op het bedrag van ieders belas
ting duidelijk blijken. Bedenkt men toch, dat, zoo
als hierboven is uiteengezet, slechts de verhoudin
gen van de getallen die het inkomen voorstellen
dit bedrag bepalen, dan volgt, dat alleen de cij
fers in de tweede kolom aanwijzen, welken invloed
het voorstel op het belastingcijfer van elke klasse
zal hebben. De onregelmatigheid nu van deze ge
tallen blijkt ook bij den eersten oogopslagde ge
tallen in de derde kolom, die denzelfden invloed
van de tegenwoordige standvastige vermindering
met f 400 aanwezen, zijn in elk geval heel wat
regelmatiger.
De voorgestelde wijziging is derhalve geenszins
in overeenstemming met het beginsel der inkom
stenbelasting, en verre van het vertrouwen te deelen
in de memorie van toelichting aldus uitgedrukt
„dat deze wijziging de volle adbaesie van den
raad zal erlangen", hopen wij dat zij juist door
do voorstanders van de zuivere toepassing der
belasting naar het inkomen zal verworpen worden.
Zooals wij reeds opmerkten moet elke wijzi
ging in de belastingheffing gebracht leiden tot
een zuiverder toepassing van haar beginsel. Alle
tegelijk in te voeren zou ongetwijfeld tot practi-
sche moeilijkheden voeren, die eerst mettertijd
kunnen overwonnen worden, naarmate de bevol
king onzer gemeente aan deze nieuwe wijze van
belastingheffing meer en meer gewent.
Toch kan ik niet nalaten, nu reeds een drietal
wijzigingen op te noemen en met een enkel woord
toe te lichten, die, meen ik, tot een zoodanige zui
verder toepassing zullen leiden, al is eene dade
lijke invoering uit een practisch oogpunt minder
raadzaam.
1°. De bepaling moet verdwijnen waarbij eene
zekere som onder de fictie „noodzakelijk levens
onderhoud" of welke ook, van het inkomen, wordt
afgetrokken. Desnoods kunnen de inkomens die
te klein zijn om belasting op te brengen, of lie
ver aan wier inning te groote moeilijkheden zijn
verbonden, vrijgesteld worden. Een maatstaf die
verandert met de grootte van het inkomen toe
te passen, gaat ook niet aan, daar ook dit in
strijd zou zijn met het beginsel, dat een ieder
naar zijn vermogen in de kosten der gemeenschap
pelijke huishouding bijdraagt.
2°. De bepaling moet verdwijnen, dat het ge
oorloofd is de rijks-, gemeente- en andere belastin
gen van het inkomen af te trekken. Wij zagen
toch dat het bedrag van ieders aanslag niet af
hangt van de volstrekte waarde van zijn inkomen,
maar wel van de verhouding waarin zij onderling
staan. Nu zijn die belastingen of evenredig aan
het inkomen, en dan heeft het aftrekken geen
invloedwant trekt men van eenige getallen even
redige deelen af, dan wordt de onderlinge ver
houding niet verbroken, of zij zijn het niet en
dan moet er naar gestreefd worden om ze meer
en meer evenredig aan het inkomen te maken.
Thans kan de bepaling aanleiding geven zoowel
tot het ontduiken van een deel der belasting als
tot onzuivere toepassing; want ook de ervaring
leert, dat het aftrekken dezer som van het in
komen op zeer onregelmatige wijze plaats heeft.
3°. De bepaling moet verdwijnen waarbij voor
elk minderjarig kind 2°j% van het bedrag der
belasting wordt afgetrokken. Met het beginsel der
inkomstenbelasting heeft het aantal kinderen in
elk gezin niets te maken. Geven meer kin
deren zwaardere kosten, ook de voordeelen, die
de huishouding van de gemeente aan het hoofd
van een talrijk gezin biedt, zijn niet gering.
4°. Het geheele klassenstelsel moet uit de verorde
ning verdwijnen, zoodat ieder bijdraagt naar zijn
inkomen, dat vrijwillig wordt opgegeven of ambts
halve geschat. De tweede der vroeger besproken
wijzigingen is een stap op dien weg; moge zij
weldra door meerdere gevolgd worden. Dit kan
geleidelijk geschieden door voortdurende vernau
wing van de grenzen der klassen, tot er in hare
plaats eenvoudig bepaalde getallen als grootte van
het inkomen overblijven.
Wanneer eindelijk alleen de getallen van het
zuiver inkomen in onderlinge verhouding als
maatstaf voor de verdeeling van de te heffen
plaatselijke directe belasting overblijven, zal de
normale toestand van de inkomstenbelasting zijn
aangebroken. Ligt deze nog in het verre ver
schiet, men wachte zich thans wijzigingen aan te
brengen, die met het beginsel in strijd zijn en
daardoor eene zuivere toepassing ook voor de
toekomst bemoeilijken.
Van Geer.
LEIBEN, 11 December.
Tot onderwerp van zijne tweede voordracht
op de buitengewone vergadering van de afdee-
ling Leiden en omstreken der Nederlandsche
Maatschappij van tuinbouw en plantenkunde, gis
teravond gehouden, had de heer Witte gekozen
„de Varens". Welk een rijke stof deze tot ver
schillende onderzoekingen en beschouwingen aan
leiding gaven, bewees de geachte spreker ook
nu weder, daar hij zijn hoorders ruim twee uren
op aangenane en onderhoudende wijze wist bezig
te houden, en hen een ruimen blik in het zoo
schoon, maar soms ook zoo geheimzinnige plan
tenleven deed slaan. Veel van het gesprokene
werd met door den heer Witte zeiven vervaar
digde afbeeldingen of met een rijke collectie
voorwerpen in natura aanschouwelijk gemaakt.
Dat door de vorige voordracht de weetgierigheid
bij velen was opgewekt, bewees de opkomst van