S°. 5745. Woensdag A0. 1878. 6 November. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 nmnden1.10. Franco per post....1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels- 1.05. Iedere regel meer0.17V Grootere letters naar plaatsruimte. LEIUEN, 5 November. Ten gevolge van het verleend eervol ontslag aan de onderwijzeres 1ste klasse der openbare meisjesschool 2de klasse, stellen B. en Ws. voor, na overleg met de hoofdonderwijzeres dier school en den districtsschoolopziener, ter vervulling der daar door te ontstane vacature, te benoemen mejuffrouw A. M. Will, thans onderwijzeres 2de klasse aan dezelfde school, en zulks op eene jaarwedde van f 950. Tot aanvulling van het vereischte drietal kunnen op de voordracht geplaatst worden mej. J. W. H. Van Schaïck, onderwijzeres aan de openbare school voor voorbereidend onderwijs, en mej. J. J. Van der Weyde, onderwijzeres 2de klasse aan vorengenoemde meisjesschool 2de klasse. De voordracht bestaat derhalve uit het navolgende drietal: 1°. mej. A. M. Will, 2°. mej. J. W. H. Van Schaïck en 3°. mej. J. J. Van der Weyde. Bij den op 27 Juli dezes jaars plaats ge had hebbenden brand in de Galgstraat heeft de brandmeester van de stoomspuit Jobs. Dee Jzn. ten gevolge van een val vau die spuit eene ernstige verwonding bekomen, waardoor hij niet alleen geruimen tijd ongeschikt voor zijne werkzaamheden is geweest, maar ook belangrijke onkosten heeft gefiad aan genees- en heelkundige behandeling enz. Daar hem dat ongeval alzoo is overkomen iu dienst van de gemeente, achten B. en Ws. het billijk hem in de geleden schade eenigszins te gemoet te komen. Zij hebben zich daarom door hem eene rekening van die schade doen overleggen, waarvan het bedrag ad f 125 hun te niet hoog voor komt, zoodat zij den gemeenteraad voorstellen aan Johs. Dee voornoemd uit den post der begrootiug voor den loopenden dienst„Belooning en premiën aan de brandspuitlieden en beambten" gemeld bedrag van f 125 te voldoen. Blijkens het gisteravond rondgedeelde afdee- lingsverslag over het hoofdstuk binnenl. zaken van de staatsbegrooting voor 1879 werd vrij algemeen de wensch uitgesproken, dat, nu de tegenwoordige minister zich niet meer, als bij uitsluiting, met de wettelijke regeling van het lager ouderwijs heeft bezig te houden, hij, die dit zoozeer als iemand met hoop op goed gevolg kan ondernemen^ zijne aandacht mocht wijden aan eene partiëele herziening van sommige onzer organieke wetten. Inzonderheid had men daarbij de provinciale en gemeentewetten, maar toch vooral de laatste, op het oog. De ondervinding leert, dat in de gemeen tewet, of althans in de wijze van uitvoering en toepassing daarvan, leemten en gebreken bestaan, die, zoo mogelijk, uit den weg moeten worden geruimd. Zoo schijnen, om slechts op enkele pun ten de aandacht te vestigen, de bepalingen van de artt. 129 en volgg. in zoo ver eene verkeerde werking te hebben, dat, als het op vereeniging van kleinere gemeenten of op verandering der grensbepaling van gemeenten aankomt, onderge schikte plaatselijke belangen te zeer op den voor grond treden en nuttige verandering tegenhouden. Evenzoo heeft in den laatsten tijd de wijze waarop de bepaling van art. 264 der gemeentewet, betrekkelijk het ter visie leggen van de kohieren der hoofdelijke omslagen, wordt toegepast, zeer de aandacht getrokken. Over den zin van dat arti kel kan verschil van gevoelen bestaan. Er had daarover in sommige der afdeelingen eene breed voerige wisseling van gedachten plaats. In zoover echter was men het eens, dat dezelfde wets-inter- pretatie overal moest gelden, en dat voor deze en dergelijke gevallen in het vervolg verbetering en uitbreiding onzer administratieve rechtsmacht noodzakelijk is. Vele leden drongen met den meesten ernst aan op de opheffing van eene of twee universiteiten. Men wilde weten welk cijfer van tijdelijke en blijvende uitgaven de minister nagenoeg noodig acht om aan de drie universiteiten die inrichting en uitbreidiug te geven, welke door hem bij vol ledige uitvoering der wet, onvermijdelijk worden geacht. Verscheidene leden verzetten zich met nadruk tegen de vermindering van het aantal rijks universiteiten. Zij achtten het verderfelijk en strijdig met de waardigheid der wetgeving, nu reeds in dit opzicht op eene wet terug te komen, die nog nauwelijks twee jaren oud is. Vrij eenstemmig was men dat de uitvoering der wet op het hooger onderwijs niet geheel van overijling is vrij te pleiten en uit het oogpunt van spaarzaamheid wel iets te weuschen overlaat. In korten tijd waren te veel nieuwe hoogleeraren benoemd; met eenige overhaasting zijn professoren voor onderscheidene speciale vakken benoemd. Verscheidene leden kwamen terug op 's minis ters verklaring dat het jaar 1879 wel geheel zou kunnen verloopen, vóór de nieuwe wet op het lager onderwijs in werking trad. Men mocht niet aannemen dat bij dit uitstel financiëele maatre gelen werkten. Welke waren dan de motieven, en zou de regeering in dat opzicht reeds haar laat ste woord hebben gesproken Andere leden wezen op de inderdaad velerlei voorbereidende maatre gelen die voor het in werking treden noodig zijn. In elk geval, meende de meerderheid, moest bij deze begrooting reeds veel meer tot voorbe reiding der invoering zijn gedaan ten aanzien van vermeerdering van onderwijskracht, den bouw en de inrichting van schoollokalen. Van meer dan ééne zijde werd aangedrongen op subsidiëering van de kweekschool voorbewaar- schoolhouderessen te Leiden. Als bewijs van erkentelijkheid voor hun medewerking tot de belangen der vrijwillige weer baarheid zijn tot leden van verdienste der ver eeniging van officieren van scherpschutterscorpsen benoemd de kapiteins Weenink, van het regiment grenadiers en jagers; Wentzel, van het éde, Krie- ger, van het 6de regiment infanterie, zoomede de lste luit. Wilkens, van het regiment grenadiers en jagers, instructeur bij het corps kon. scherp schutters te 's-Hage. Naar men mededeelt heeft ook prinses Marianne f 1000 gegeven voor het aanknopen der muziek van Dunkier. Het 200-jarig bestaan van het Amsterdamsclie gymnasium is, hoewel vooralsnog door geen bijzondere feestelijkheden opgeluisterd, lang niet onopgemerkt voorbijgegaan. Gistermorgen te twaalf uren vereenig- den zich een groot aantal oud -gymnasiastenzoowel van Amsterdam, als uit Leiden en Utrecht overgekomen, in „het Poolsche koffiehuis", om vervolgens, onder aanvoering van den heer Wichers van Kerchem, in optocht naar het gymnasium te gaan. Aldaar binnengekomen, wenschten zij, bij monde van den heer Pouw, dr. Kappeyne geluk met den dag van gister, die hem tevens verzekerde hoe aangenaam het was voor allen hier tegenwoordig, hun ge liefden rector nog eens te zien en de hand te drukken. Met tranen in de oogen en diep ont roerd betuigde de heer Kappeyne zijn innigen dank voor de blijken van gehechtheid en sympathie, die hij nu wederom zoo ruim ondervond. Opzijn gewone hartelijke wijze onderhield hij zich nu met dezeu dan met genen, waarna eindelijk allen nog eens de lokalen doorwandelden waaraan voor hen zoo vele herinneringen waren verbonden. Nadat een der muren beschreven was met de namen der - I aanwezigen, die daar zouden blijven staan als herinnering aan den éden November, nam men afscheid, na een genoeglijk uurtje met den zoo beminden man te hebben doorgebracht, die dezen dag een zonnestraal in zijn leven noemde. Aan de aandeelhouders van den Grooten Schouwburg te Rotterdam is door commissarissen medegedeeld, dat over het verloopen jaar 3 pet. kan worden uitgedeeld. De heer Yan der Hoop putte hieruit moed om het bouwen van een nieuwen schouwburg weder ter sprake te brengen. Yoor het m. o. zijn toegelaten voor boek houden, huisonderwijs, de heeren W. J. De Bruyn en J. A. M. Van Luyk uit Rotterdamtoegelaten de heer G. Wesseldijk, van 's-Gravenhage, voor Hoogduitsche taal en letterkunde. Tot kamerheer in buitengewonen dienst van Z. M. den koning is benoemd mr. D. A. graaf Van Limburg Stirum, rechter in de arr.-rechtbank te Utrecht. De audiëntie van den minister van water staat enz. zal Donderdag niet plaats hebben. Het stoomschip „Drente", van Rotterdam naar Batavia, arriveerde 4 November des namiddags te Point de Galle; de „W. A. Scholten", vanNieuw- York herwaarts, passeerde 3 Nov. Scilly. Blijkens de memorie van antwoord omtrent de Indische begrooting voor 1879 zijn bij nota's van wijzigingen eenige veranderingen in de begroo tiug aangebracht, waardoor te gemoet gekomen wordt aan vele geopperde bedenkingen. Het totaal der middelen in Nederland en Indië, oorspronke lijk geraamd op léé millioen 6 ton, is nu voor gesteld op 141 millioen 4 ton en het totaal der uitgaven hier en in Indië is van 154 millioen 6 ton gebracht op 150 millioen 2'/j ton. Op het eenparig verlangen der commissie van rapporteurs is, iu afwachting van het toegezegde voorstel tot blijvende regeling van de verhouding der Indische geldmiddelen tot die van het rijk, de bijdrage van 4 millioen van de begrooting afgenomen. Z. M. heeft aan H. C. Hulsenbos, consul- generaal der Nederlanden in Portugal, den titu- lairen rang van raad van legatie verleendbenoemd tot procureur bij de arrond.-rechtbank te Dor drecht mr. H. J. M. Tijssens, advocaat aldaartot notaris binnen het arrond. Breda, ter standplaats de gemeente Prinsenhage, G. W. Bossers, cand.- notaris, thans burgemeester en secretaris der ge meente Klundert; aan J. Van der Laan, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als kantonrechter plaatsvervanger te Medemblik; aan C. T. Mon- tijn, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van ontvanger der registratie en domeinen te OnderdendamM. G. Van den Berg van Saparoea, ontvanger der directe belastingen en accijnzen te Vollenhove, benoemd tot ontvanger der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen te Ommen. Het zal een jaar of zes geleden zijn, dat wij in onzen schouwburg de „Maria Stuart" door mevr. Kleine zagen vertolken. Het was nog in de dagen van de Vereenigde Amsterdamsche Tooneelisten. Het Nederlandsch Tooneel bestond nog niet. De beste leden van de Nieuwe Rotterdamsche Schouwburg- vereeniging waren hier en daar verspreidde ove rige nog ver te zoeken. Cath. Beersmans verspilde in Victor Driessens' tooneelgezelschap hare onmis kenbare talenten aan allerlei melodramatisch ontuig. Wie had toen durven voorspellen, dat zij, de Vlaamsche artiste, die ons nu en dan meestal bij gelegenheid van de kermis bezocht, nog eenmaal I schitteren zou in dezelfde rol waarmee hare Noord-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 1