N°. 3671.
A0. 1878.
(2 Augustus.
Maandag
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADYERTENTIEN:
Van 10 regels'1.05.
Iedere regel meer0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte.
Gemengd IVieuws.
Mile. Gordon, zoo schrijft men uit
Biarritz, gedurende den afgeloopen winter een
welbekende verschijning in de Parijsche salons,
had voor omstreeks veertien dagen de Fransche
hoofdstad verlaten om in de Pyreneeën een gezon
der luchtstreek op te zoeken. Met haar rusteloos,
zenuwachtig gestel werd zij schier haars ondanks
door het gevaar aangetrokken. Zoo had zij zich
in het hoofd gezet, geheel alleen, zonder gids, een
uitstapje te doen naar de steile zeekust, en daarbij
overschreed zij de vanwege de autoriteiten aange
wezen grens, buiten welke men zich niet zonder
groot gevaar begeven kan, en ging tot aan het
punt, aldaar bekend onder de benaming van:
„la falaise de la mort", de kust des doods.
Bukkende om een zeeplant te plukken, gleed zij
uit, en voordat zij weer op de been kon komen,
hadden de golven haar reeds meegesleept in het
zoogenaamde „trou des barbots", een grot, aldus
door de inwoners genoemd naar een soort van
afzichtelijke insecten, die er zich ophouden en elk
levend wezen, dat het ongeluk heeft er in te val
len, in minder dan twee etmalen het vleesch tot
op het gebeente afknagen. In datzelfde hol vond
voor eenige jaren ook de markies Prias den dood.
Op zekeren avond wandelden de echt-
genooten X. door de rue Balagny te Parijs, toen
een onbekend persoon mevrouw X. op de grofste
wijze begon te beleedigen. Haar wederhelft trach-
te den vreemdeling tot rede te brengen, maar
deze beantwoordde die poging door hem eenige
slagen in het aangezicht toe te dienen. Op dat
oogenblik nadert een tweede onbekende en werpt
zich op den aanvaller, die het nu zoo duchtig
moet ontgelden, dat de heer M., hem genoeg ge
straft achtende, tusschen beide kwam. Inmiddels
verschijnt er op het hulpgeroep der verschrikte
dame een politie-agent, en nu zetten beide onbe
kenden, de aanvaller en de redder der vrouw, het
even snel op een loopen. Geen wonderToen
de heer X. zijne gehavende kleederen weer in orde
wilde brengen, bemerkte hij, dat hij van zijn hor
loge met ketting en zijne portemonnaie beroofd
was. Men had blijkbaar te doen gehad met de
gebroeders T., die bij de politie reeds lang bekend
stonden voor het plegen van diefstal op boven
omschreven behendige wijze. Den volgenden dag
werden zij gearresteerd in een herberg, waar zij
eerst dien morgen hun intrek hadden genomen.
Het horloge en de ketting werden nog bij hen
gevonden, maar de portemonnaie met geld was
verdwenen.
Geheel Berlijn spreekt op dit oogen
blik van het treurig lot eener vrouw, die twee
jaar geleden nog tot de gevierdsten en de schoon-
sten van de hooge kringen aldaar behoorde. Ge
huwd met een jong en verdienstelijk diplomaat,
voor wien een glansrijke toekomst scheen wegge
legd, moet de jonge vrouw de dwaze, helaas niet
ongewone zucht hebben gehad om in haar toilet
zelfs met vorstelijke personen te wedijveren, een
te vergeeflijker zonde voor het jonge schoone
meisje, dat pas de kostschool verliet, om in de
hooge kringen der aristocratie door al wat weelde
en rijkdom bieden kon, als jonge vrouw te schit
teren en te bekoren. Ook het grootste fortuin echter
heeft zijne grenzen en haar gemaal zocht in het
beursspel het verlorene te herwinnen. Toen het
kwaad werd ontdekt, was het stelpen van het ge
leden verlies onmogelijk en de jeugdige vrouw,
niet tegen den strijd van het leven opgewassen,
heeft zich dezer dagen te Parijs door zelfmoord
ook aan zedelijken achteruitgang onttrokken. Haar
echtgenoot, in zijne goede dagen een van de voor
standers van het Roode Kruis, is thans ziekenver
pleger te Bucharest.
Een apotheker, woonachtig in de
rue du Vieux-Colombier te Parijs, uit zijn verblijf
op de derde verdieping beneden gekomen, verzocht
zijn zoon zijn jas voor hem te halen, daar hij
wilde uitgaan. Weldra kwam deze met het klee-
dingstuk terug, dat hij op den arm droeg, en
ging daarmede de apotheek binnen door de buiten
deur op hetzelfde oogenblik, dat zekere vrouw
M., wier zuster in hetzelfde huis woonde, dien
winkel verliet met een fleschje in de hand. Toen
nu de apotheker de jas van zijn zoon aannam,
bemerkte hij tot zijnee niet geringe ontsteltenis, dat
zijne portefeuille, inhoudende zes bankbiljetten, elk
van 1000 franken, uit den zijzak was verdwenen.
Noch in de door hen bewoonde vertrekken, noch
op de trappen daarheen was iets van het verlorene
te ontdekken. Weldra werd de zaak ruchtbaar en
nu verklaarde een der buren, dat hij vrouw M.
bij het verlaten der apotheek had zien bukken en
iets oprapen en vervolgens het huis binnengaan,
waar zij een zieke zuster oppaste. Door den apo
theker ondervraagd, antwoordde de vrouw met
het onschuldigste gezicht ter wereld, dat zij voor
de deur der apotheek inderdaad een portefeuille
had opgeraapt, maar die terstond had ter hand
gesteld aan een voorbijganger, die beweerde ze
te hebben laten vallen. Daarbij gaf zij een vrij
uitvoerige beschrijving van dien persoon en hield
dat alles nauwkeurig vol, toen zij voor een com
missaris van politie moest verschijnen, bij wien
weldra aangifte van de zaak was gedaan. Tijdens
dat onderzoek vernam men echter, dat de man
van vrouw M., een daglooner, een betrekking bij
een omnibusmaatschappij had verkregen, waarvoor
hij een waarborgsom van 200 franken moest stor
ten. Dat er nu een huiszoeking in de woning van
het echtpaar in de rue du Bocher plaats had laat
zich begrijpen. Daar vond men in een koffer vier
kluwen wol van verschillende kleur. De wol was
door de politiebeambten spoedig afgewikkeld en
nu kwam er aan bankbiljetten 5600 franken te
voorschijn, waarvan de herkomst niet lang twij
felachtig bleef, vooral daar nu de vrouw spoedig
een volledige bekentenis aflegde.
In het vijfde arrondissement van P a-
rijs, op een onbebouwd terrein waar een hoop stee-
nen lag, vond een der werklieden het lijk van een
kind van drie maanden in doeken gewikkeld. Het
was vreeselijk verminkt en naast het lijkje lag een
met bloed gedrenkte straatsteen, waarmede de
moordenaar het kind waarschijnlijk om het leven
bracht.
Een bewoonster van den faubourg
St.-Cyprien, te Toulouse, voor de tweede maal
getrouwd, had uit haar eerste huwelijk een doch
tertje van acht jaar. Dat meisje bezat uit de na
latenschap van haren overleden vader een kapitaaltje
van 8000 franken, waarvan, naar men zeide, een
oom zich op allerlei wijzen trachtte meester te ma
ken. Op zekeren nacht nu hoorden de bewoners
eensklaps den kreet van „brandbrandweerklin
ken en ontdekten, dat de woning van genoemde
vrouw in lichterlaaie stond. Oogenblikkelijk drong
men de slaapkamer van het meisje binnen en vond
haar, half door de vlammen verteerd, vastgebon
den op een stapel met petroleum begoten takken
bossen. Onder de hevigste pijnen gaf het arme
kind, naar het ziekenhuis overgebracht, weldra den
geest. De oom en de moeder werden terstond in
arrest genomen.
Een jong meisje maakte deze week
eene wandeling van Villeneuve naar Daumillac
(Frankrijk). Bij den oever van een beek gekomen,
was zij getuige van een ontzettend tooneel. Ze zag
twee mannen aan den oever der beek zitten, waar
van de oudste een langen, witten baard droeg.
Hij had een klein meisje van 10 of 12 jaren op
den schoot, zóó dat de beenen in het water hin
gen en poogde het, door middel van een als koord
gebruikten zakdoek, te worgen. Een anderen zak
doek had de ongelukkige in den mond om haar het
schreeuwen te beletten. De kleine verweerde zich,
waarop de grijsaard haar een mes, dat hij uit den
zak haalde, in den hals stak. Oogenblikkelijk
stroomde het bloed in breede stroomen. Het jonge
meisje, door dit schouwspel hevig verschrikt,
slaakte een kreet. De beide mannen, waarvan de
jongste, naar hare beschrijving, een rossen baard
droeg, keken om. Een van hen wilde haar grij
pen, doch gelukkig wist zij nog te ontkomen.
De justitie heeft thans een onderzoek ingesteld.
Het eenige wat zij tot dusver ontdekte, is het
volgende: Twee mannen zijn het dorp Villeneuve
doorgekomen, vergezeld van een klein, zeer ar
moedig gekleed meisje, en zijn 's avonds gezien,
toen zonder het meisje. Wat er van de arme
kleine geworden is, weet men niet. De geheele
bevolking verwacht angstig ophelderingen omtrent
deze geheimzinnige zaak.
Eenige maaiers hadden zich naar den
landbouwer Van Ilecke te Hoboken begeven, om
met hem te spreken over den oogst. Voor de schuur
zagen zij twee kinderen, een van 6 en een van
16 jaar. Toen zij de hoeve bereikt hadden, hoor
den zij een schot, snelden toe en zagen dat de
groote jongen den kleinen had doodgeschoten. Zij
waren namelijk op het idee gekomen „de boer
en zijn varken" te spelen. Daartoe, werden de
voeten van den kleine vastgebonden; daar hij
de handen niet wilde gebonden hebben nam de groote
een geweer, onbekend dat het geladen was, en zou
zoo het varken dooden. Toen hij mikte, ging het
schot af, en trof het kind doodelijk. De droefheid
der ouders is onbeschrijfelijk. De onvoorzichtige is
voorloopig gearresteerd.
De „Figaro" berekent dat door de grève
der koetsiers de Parijzenaars eiken dag 80,000 fr.
sparen. (Ongeveer 4000 rijtuigen worden niet ge
bruikt en de „Figaro" schat de gemiddelde ontvangst
van elk op 20 fr.) Hetzelfde blad deelt het vol
gende mede, dat een afgevaardigde, tevens journalist
te Parijs, gebeurde. De afgevaardigde verliet zijn
bureel. Een koetsier wacht hem op aan de deur
en biedt hem zijn rijtuig aan. „Ik dank u", zeide
de afgevaardigde, „ik ga te voet, ik moet dicht
in de buurt zijn." „Ik verzoek u in te stappen",
antwoordde de koetsier. „Ik wil tegen de grève
protesteeren en daarom heb ik gaarne dat mijn
rijtuig altijd bezet is het kost u niets." De afge
vaardigde stapte in het rijtuig. Vijf minuten later
was hij op de plaats zijner bestemming. „Ziedaar",
zeide hij tot den koetsier, terwijl hij hem geld gaf.
De koetsier maakte een afwijzend gebaar. „Ik reed
u alleen om te protesteeren", zeide hij. „Goed,
maar dan de fooige zult toch de fooi niet wei
geren", hernam de afgevaardigde. „O, een fooi is
wat anders", antwoordde de koetsier.
In het kanton Moncucq, departement
Lot, zijn 5 gemeenten door een hevig onweer ge
heel vernield.