N°. 5621. Vrijdag A0. 1878. (4 Juni. Deze Goorant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. STADS-BERICHTEN. LEIDSCH DAGBLAD. FBIJS DEZER COUBAKT: FBIJS DEB ADVERTENTIE»: Franco per postb 1.40. Groolere letters naar plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien de circalaire van den Staatsraad Gouverneur van Zuid- Holland, van den 20aten Augustus 1831 (Provinciaalblad n°. 110), Doen te weten, dat ter voldoening aan bet Koninklijk besluit van den lsten dier maand n°. 72, de Dankdag of godsdienstige viering der overwinning van Waterloo ditmaal op Zondag den 16 dezer maand zal worden gehouden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, V. d. BRANDELER, Burgemeester. 13 Juni 1878. E. KIST, Secretaris. Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Maandag 17 Juni, des namiddags te twee uren. Punten ter behandeling 1°. Benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan de jongens school der 1ste klasse. (87) 2". Idem van twee hulponderwijzers of hulponderwijzeressen aan de school n°. 1 voor onvermogenden. (93) 3°. Verzoek van J. Van der Wiel, om een stoep te verleg gen. (88) 4°. Voordracht tot verkoop van Inschrijving op het Groot boek. (89) 5*. Idem betrekkelijk de personen belast geweest met de be diening van de duinwaterpompen. (90) 6°. Snppletoire staten der begrooting van het R. K. Armbe stuur, dienst 1877. (91) 7°. Voordrachten tot het verleenen van afschrijving van plaat selijke directe belasting, dienst 1877. (92 en 104) 8°. Idem tot benoeming van een hoofdonderwijzer der school n°. 3 voor minvermogenden. (94) 9°. Staten van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst 1877. (96) 10°. Idem op de gemeente-begrooting, dienst 1878. (97) 11°. Voordracht betrekkelijk de rooiing van boomen op de Nienwstraat. (98) 12°. Verzoek van het Bestuur der Kweekschool voor Zeevaart ter bekoming van gemeentegrond. (100) 13°. Idem van S. Hoogtijling, betrekkelijk het leggen van een dam. (101) 14°. Voordracht betrekkelijk de tijdelijke opneming van gelden met suppletoiren staat van begrooting 1878. (102) 15°. Kohier der plaatselijke directe belasting 1878. (105) 16°. Verzoek van mej. W. S. J. S. Hubrecht, betrekkelijk het gebruik van het lokaal der school N°. 2 voor onvermogen den, tot het geven van godsdienstonderwijs. (81 en 103) 17°. Rekening van het Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur over 1877. (95) LEIDEN, 13 Juni. Bij gelegenheid van den 58sten verjaardag van Z. K. H. Prins Hendrik wapperden heden alhier de vlaggen van de openbare gebouwen. Heden is aan de rijks-universiteit alhier bevorderd tot doctor in de rechtswetenschap de heer K. Zwaardemaker, geb. te Zaandam, met academisch proefschrift, get.„Over surséance van betaling." Daar voor het vervoer van personen, bagage en bestelgoederen voor den spoorweg van Leiden naar Woerden het gebruik van het station Leiden van den Hollandschen IJzeren-Spoorweg moet wor den gevorderd, doch het overleg tusschen de betrok ken ondernemingen omtrent het gebruik van dat station tot gemeenschappelijken dienst en de uit voering der daarvoor noodige werken niet tot overeenstemming heeft geleid binnen den door den minister van waterstaat enz. bepaalden tijd, bevat de Staatscourant van heden het kon. besluit, houdende „bepalingen regelende het gebruik tot gemeenschappelijken dienst van een gedeelte van hel station van den Hollandschen IJzeren-Spoorweg te Leiden voor het vervoer van personen, bagage en bestelgoederen voor dezen spoorweg en voor dien van Leiden naar Woerden, en de uitvoering der daarvoor noodige werken." Daaruit blijkt dat de werken voor uitbreiding, vergrooting, voltooiing, aansluiting en die verder voor den dienst noodig zijn, worden tot stand gebracht volgens ontwer pen door den minister vast te stellen. De bouw van de noodige werken en de onteigening zoo die vereischt wordt, geschiedt door en voor rekening van de H. IJ.-Sp.m. Het is aan beide maatschap pijen behoudens goedkeuring van den minister vrijgelaten op het station uitbreiding, verandering of vermeerdering van werken voor eigen rekening te doen plaats hebben, mits daardoor geen hinder aan den gemeenschappelijken dienst wordt toege bracht. Hetgeen tot stand wordt gebracht, strekt ten gemeenen dienste van het station. Tot den gemeen schappelijken dienst behoort niet: de afgifte en comp tabiliteit van plaatsbriefjes; de administratieve be handeling van de bestelgoederen, namelijk het aanne men, wegen, bevrachten en afleveren dier goederen, noch het bestellen of afhalen daarvan het vervoer van reizigers en bagage buiten het station het ameu blement, de verwarming, verlichting en het schoon houden der tot afzonderlijk gebruik bestemde lokalen. De schadeloosstelling voor het gebruik van het station zal door de spoorwegmaatschappij LeidenWoerden aan de Holl. Maatsch. worden betaald overeenkomstig art. 5 der wet van 9 April 1875. Het beheer van het station, de uitvoering van den gemeenschappelijken dienst en het houden der rekening is opgedragen aan de H. M. Het bestuur der sp. L.W. kan toezicht doen uitoefenen door een vertegenwoordiger in loco. Schade, veroorzaakt door schuld of nalatigheid van personeel of door ondeugdzaamheid van materiëel van de sp. L.W., of bij haar geleden of aan de H. M. of aan derden toegebracht, wordt door de sp. L.W. gedragen of vergoed. Alle beambten en bedienden van den ge meenschappelijken dienst wórden door de H. M. benoemd en ontslagen. Geen beambte, die uit den dienst der sp. L.W. is ontslagen, mag op het station Leiden worden aangesteld. Beambten, die aanleiding geven tot klachten van de II. M. of de sp. L.W., moeten op haar ver langen worden verplaatst of ontslagen. De stations chef is belast met het toezicht op de goede waar neming van den dienst en op de richtige uitvoe ring aller werkzaamheden en met de orde op het station. Hij heeft toegang tot alle deelen van het station, ook die voor afzonderlijk gebruik bestemd. Hij regelt de beweging der treinen, met dien verstande dat de trein, die het eerst tot oprijden van het station zich aanbiedt, het eerst wordt binnengelateneen sneltrein gaat vóór een perso nentrein, een personentrein vóór een gemengden trein, en deze vóór een goederentrein. Zoowel voor de sp. L.W. als voor de H. M. moet steeds een spoor aan een gangpad vrij ziju voor inrij dende en vertrekkende personen- of gemengde treinen. De H. M. is voor den dienst van het station bevoegd in niet voorziene gevallen van zoo dringenden aard, dat gemeen overleg niet vooraf mogelijk is, bevelen te geven in strijd met het boven bepaalde. Men schrijft uit 's-Hage aan de „Arnh. Crt." In doorgaans goed onderrichte kringen verzekert men, dat het op hun verzoek verleende eervol ontslag aan mr. C. Lock, dr. C. Leemans en mr. C. Vosmaer, als rijksadviseurs voor de monumenten van geschiedenis en kunst, veroorzaakt is door de volgende handeling. In een der laatste nommers van De Nederlandsche Spectator van het vorige jaar had de heer Yosmaer een artikel geschreven, naar aanleiding van een verhandeling in De Gids van den heer De Stuers. In dat artikel werd protest aangeteekend tegen het al te sterke en eenzijdige drijven van zekere partij en gewezen op allerlei verkeerdheden. Toen kort daarop de rijksadviseurs vergadering hielden, werd een motie voorgesteld en aangenomen, waarbij die vergadering baar onge noegen te kennen gaf over het artikel van Yosmaer. Ten gevolge van het aannemen dezer motie vroegen de heeren Bock, voorzitter, Leemans, vice-voor- zitter, en Vosmaer, lid van de commissie van rijksadviseurs, hun ontslag. Wij betreuren het, dat de regeering juist die leden heeft ontslagen, van wie het bekend is, dat zij zich steeds tegen de eenzijdige richting hebben verzet, die het college van rijksadviseurs kenmerkt. Meermalen, ook in de Staten-Generaal, is ge wezen op het verkeerde, dat de heer De Stuers, die referendaris is aan het ministerie, tegelijker tijd ook lid is van de commissie van rijksadviseurs. Door die commissie worden adviezen aan de regeering gegeven. De heer De Stuers heeft als lid dier commissie tot die adviezen medegewerkt, maar moet als referendaris de regeering voorlichten omtrent die adviezen. Is hij het eens met het advies van de commissie, dan is zijn taak een voudig; is hij het niet eens, en behoort hij dus tot de minderheid der commissie, dan zal hij natuurlijk de regeering adviseeTen in den geest der minderheid. De minister, die geen specialiteit is, komt dan in een lastige positie. Die toestand is verkeerd; de referendaris moet op een onpartijdig standpunt staan, als hij een advies aan den minister geeft. Het is daarom te hopen, dat de minister Kappeyne alsnog aau den Koning zal voorstellen, om ook den heer De Stuers eervol ontslag te ver leenen als rijksadviseur. Wij durven ons evenwel niet vleien, dat door den minister Kappeyne paal en perk zal gesteld worden aan het drijven van een zekere partij; wanneer men nagaat, wat die minister heeft mede gedeeld bij gelegenheid der interpellatie van den heer De Jonge over het rijksmuseum, dan blijkt nergens uit, dat die minister de eigenlijke schuldigen heeft gestraft. De heer B. E. Daubanton, hulpprediker bij de Waalsche gemeente alhier, is beroepen tot pre dikant bij de Waalsche gemeente te Zwolle. Voor de betrekking van onderwijzer 2de klasse aan de openbare school voor meer uitge breid lager onderwijs der 1ste klasse voor jongens worden voorgedragenE. J. Van Sonsbeek alhier en ter aanvulling A. Serné te Haarlem en L. M. J. Erdtsieck te Amsterdamvoor de betrekkingen van hulponderwijzer aan de openbare school n°. 1 voor onvermogenden a. mej. J. B. Wijers, hulp onderwijzeres te LeiderdorpA. B. Van der Voorden en B. Van Wijk, beiden alhier; 6. D. M. Van Leeuwen, tijdelijk aan die school verbonden, A. B. Van der Voorden eH B. Van Wijk. B. en Ws. stellen voor den hoofdonderwijzer der school n°. 1 voor onvermogenden, J. Wuyster, te benoemen tot hoofdonderwijzer aan de school n°. 3 voor minvermogenden, welke school na de zomervacantie zal kunnen worden geopend. Daar ten gevolge van de openstelling der Leidsche duinwaterleiding de aanvoer van duin water van de Amsterdamsche duinwaterleiding weldra zal kunnen worden gestaakt en daardoor de verdere diensten van het personeel, belast met de bediening der pompen, overbodig worden, wordt door B. en Ws. voorgesteld aan M. Onderwater, P. Van Hoven, J. Doove, B. Van Weeren, A. Vrijbloed, J. Heymans, J. Van Leeuwen en A. Van Ingen gedurende 12 maanden na hun ontslag toe te kennen een wachtgeld ten bedrage van f 3.50 per week, zijnde de helft van hunne tegenwoordige bezoldiging. De commissie van financiën kan zich met dit voorstel niet vereenigen, daar genoemde personen bij hunne aanstelling reeds wisten, dat de bediening der pompen een tijdelijke maat regel was, en zij voor hun tijdelijken dienst in alle billijkheid beloond zijn geworden. Zij adviseert hun gedurende drie maanden, te rekenen van 1 Juni,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 1