N". 5i85.
Woensdag
A0. 1878.
2 Januari.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
v van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Dit Nommer bestaat uit TWEE
BLADEN.
Eerste Blad.
ONZE NIEUWJAARSGROET.
Telegrammen.
ÏEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Toot Leiden per 8 maanden1.10.
France per post1.40.
Afci'nderlijJse Nommers0.02.
PRIJS DER ADVERTENTIEX:
▼an 16 regels'if 1.05.
Iedere regel meera 0.171.
Grootere letters naar plaateruimte.
Pltheofde van den Kieuwjaarsdag zal
deze Courant Hinsdag niet worden uit
gegeven.
Nog slechts weinige uren en 1877 behoort
alweder tot het verledene. Wat is natuurlijker
dan dat wij een terugblik slaan op den afgesloten
jaarkring en de vraag doenzijn wij, wat de
belangen der gemeente betreft, vooruitgegaan?
Die vraag kan verschillend worden beantwoord,
al naarmate van de zaak, waarop men de aandacht
vestigt. Vooruitgegaan, ja zeker; niet echter in
allen deele zoo snel als dat het geval had kunnen zijn.
Wij denken daarbij in de eerste plaats aan de
nieuwe spoorweglijn LeidenWoerden. Het is hier
de plaats niet en, op oudejaarsavond, evenmin
de tijd om in een weerlegging te treden der be
weringen van hen, die van oordeel zijn, dat onze
goede stad die spoorverbinding best had kunnen
missen, dewijl de thans bestaande middelen van
gemeenschap te water ruimschoots in de behoefte
voorzien, dat de nieuwe lijn niet zal rendeeren enz.
ïn al die donkere beschouwingen zien wij niets
anders dan een zekere neiging tot reactie, een
verschi jnsel, dat zich bij alle zaken van ingrijpend
belang pleegt voor te doen, maar waarop, even
natuurlijk, altijd weder een tijd van actie volgt,
waarin welverdiende hulde wordt gebracht aan hen,
die zulk een zaak in het leven riepen.
Thans, nu de geschillen over de onteigening
van sommige aanliggende gronden door den rechter
zijn uitgemaakt, is de Woerdsche spoorwegaan
gelegenheid een nieuwe phase ingetreden, waarin
wij niet twijfelen of allen, die daartoe in staat
zijn, zullen ijverig samenwerken om het totstand
komen der zoo gewenschte onmiddellijke spoor
wegverbinding ook met het buitenland ten krach
tigste te bevorderen.
Mogen wij dus in dat opzicht het afgeloopen
jaar slechts een tijdperk van voorbereiding, ja,
wil men, van laDgzame voorbereiding noemen,
met des te meer opgewektheid begroeten wii 1878
als een jaar, waarin op die met zooveel moeite
gelegde grondslagen datgene zal tot stand worden
gebracht, waarvan wy in de toekomst de rijkste
vruchten verwachten voor de bevordering van de
welvaart onzer stadgenooten en van de ingezetenen
der omliggende gemeenten.
Jammer, dat wij hetzelfde niet kunnen zeggen
van een andere zaak, voor Leiden eveneens van
het hoogste belang, doch die juist in de laatste
dagen van 1877 wederom schipbreuk leed; wij
bedoelen 't zal wel niet nader behoeven te
worden aangeduid de oprichting van een nieuw
universiteitsgebouw. Aan mededinging bij het in
zenden van plannen ontbrak bet waarlijk niet,
getuige het dertig- of veertigtal ingekomen ont
werpen. Geen enkel inzender echter mocht den
eerepalm verwerven, iets wat bij menigeen, die de
ter bezichtiging gestelde plannen heeft beschouwd,
wel eenige verwondering wekte; want inderdaad
er was menig fraai ontwerp te zien.
Trouwens aan een vijftal mededingers werd bij
koninklijk besluit elk 1500 toegekend als ver
goeding voor den aangewenden arbeid en tegen
afstand van de plannen en teekeningen. Doch wat
baat dit onzer aloude academiestad en haar roem
ruchte hoogeschool? Of zal men de vijf bekroonde
plannen samenvoegen tot een „mixtum quid",
een mengelmoes, een bouwkundige potpourri? De
hemel beware ons voor een zoo magere uitkomst
na zooveel jaren tobbens! Iutusschen, wat het
academiegebouw betreft, heeft 1877 even weinig
opgeleverd als 1878 belooft. Het devies van het
ontwerp, waaraan in de eerste plaats een, zij het
dan ook slechts gedeeltelijke, onderscheiding werd
toegekend, „Vivat Academiamaken wij tot het
onze bij den aanvang van den nieuwen tijdkring.
Mogen dat ook zij doen, die een stem hebben in
den raad der bouwkundige wijzen, aan wie de
beslissing in deze is toevertrouwd!
Beter uitkomsten, althans meer vooruitgang valt
op te merken bij een voor ons allen niet minder
belangrijke zaak, de waterleiding; het is of het
vooruitzicht van het bezit dier zoo gewenschte
inrichting de behoefte aan goed drinkwater reeds
nu heeft doen toenemen. Immers de aanvoer van
water is veel aanzienlijker dan aanvankelijk werd
geraamd. Gelukkig, dat in dit opzicht het nieuwe
jaar wel degelijk verbetering belooft.
Intusschen is het een verblijdend verschijnsel
dat tegenover den academiebouw, waarbij wij van
anderen afhankelijk zijn, de spoorwegaanleg en de
duinwaterleiding, twee ondernemingen die of met
belangrijken steun der gemeente, bf wel geheel
onder haar toezicht werden op het getouw gezet,
aanvankelijk goed vorderden en meer en meer het
einddoel naderen. Dit leere ons allen, bij den
aanvang van het nieuwe jaar, dat datgene, waarbij
wij op eigen krachten steunen, steeds het best
slaagt. Als wij dat voor oogen houden, dan kan
er in 1878 nog veel goeds tot stand komen en
dan zal Leiden in den nieuwen jaarkring in voor
spoed en bloei vooruitgaan. Dat wenschen wij
van harte.
LEIDEN, 31 December.
De herijk der maten en gewichten in deze
gemeente zal plaats hebben eiken Dinsdag, Woens
dag en Donderdag van 8 Januari tot 15 Maart.
Bij de heden gehouden openbare verkoo-
ping van cokes van partijen van 50, 10 en 5
hectoliters waren de hoogste prijzen f 16.00,
ƒ3.20 en ƒ1.50; de laagste 15.00, 3.00
en 1.50.
Met leedwezen zien wij onzen stadgenoot dr.
C. A. Pekelharing naar Utrecht vertrekken. Zelden
mocht een geneesheer er in slagen zich in korten
tijd zoo bemind te maken als dit met hem het
geval was. Zijn drukke praktijk bewijst wel hoe
overtuigd ieder hier van zijne bekwaamheid was
en hoe zijne minzaamheid op prijs werd gesteld.
Velen zullen zijn heengaan betreuren en den stillen
wensch koesteren hem spoedig weer hier te zien.
Dat het dr. Pekelharing steeds moge welgaan en
dat hij nog lang moge werkzaam zijn in 't belang
der wetenschap en tot heil der lijdende menschheid
is onze innige wensch, waarmede ongetwijfeld vele
stadgenooten zullen instemmen.
Meldden wij Zaterdag, dat de heer W. P.
G. Nicolaï morgen zijn 25-jarig jubilé als leeraar
aan de Haagsche Kon. Muziekschool herdenkt, wij
komen er als van zelf toe een overzicht te geven
van de tot nu door onzen vroegeren stadgenoot
afgelegde loopbaan.
Seeds op jeugdigen leeftijd trok hij de aan
dacht van mannen van invloed te dezer stede,
waardoor hij er toe kwam de lessen aan de
Leidsche muziekschool bij te wonen. In 1849
op twintigjarigen leeftijd naar Leipzig vertrokken,
bestudeerde hij daar met uitstekend gevolg orgel,
piano, contrapunt en de compositieleer, terwijl hij
later onderricht genoot van den beroemden orgel
virtuoos Johann Schneider te Dresden. In 1852
keerde hij naar zijn vaderland terug en reeds het
volgend jaar trad hij op als leeraar aan de Kon.
Muziekschool, om twaalf jaren later Lubeck als
directeur op te volgen. Ondanks de vele werk
zaamheden aan die betrekking verhonden, had hij
toch gelegenheid zich ook als een talentvol com
ponist te doen kennen in eene symphonie, vier
ouvertures, tal van keurige liederen, duetten en
klavierstukken, alsmede eene sonate voor violon
cel en piano, en verscheiden andere compositiën,
waaronder eene cantate bij gelegenheid der ont
hulling van het monument voor 1813, welke hem
de orde van de Eikekroon deed verwerven; nog
verdient vermelding het schitterend succes dat
ook in het buitenland aan zijn oratorium „Boni-
facius" ten deel viel. Dat hij ook als schrijver
over de door hem beoefende kunst mag optreden,
getuigen zijne uitmuntend geschreven artikelen in
het tijdschrift „Caecilia."
Men schrijft ons uit Voorschoten: Vrijdag
had met den meest gewenschten uitslag de proef-
maling plaats van het stoomwerktuig „de Vereeni-
ging",gesticht tot bemaling van den Duivenvoordsch-
Veenzijdschen polder. Gebouwen, machine en verdere
werken werden ontworpen door den architect J.
Goldberg en onder toezicht van den heer L. Gold
berg daargesteld door de heeren A. Van den Berg,
K. Spruyt en de fabriek „de Prins van Oranje".
Zij strekken alle tot eer van den architect, den
opzichter en de aannemers, die zich inderdaad
in toenemende mate aanbevelenswaardig hebben
gemaakt.
Tot tweeden predikant bij de Ned. herv.
gemeente te Katwijk aan Zee is beroepen ds. E.
J. Heinendam te Ketel.
Door wijlen den heer Theodorus Stuart, te
Arnhem, is aan het rijk bij testament gelegateerd,
om in de verzameling in het Trippenhuis te worden
opgenomen, het geschilderd portret van diens vader,
den historieschrijver Martinus Stuart. Thans nn
Z. M. de koning machtiging tot aanvaarding van
dat legaat heeft verleend, zal gemelde schilderij
welhaast in het rijksmuseum van schilderijen te
Amsterdam worden geplaatst.
Z. M. heeft aan mr. P. E. Hubrecht, secre
taris-generaal bij het departement van binnenland-
sche zaken, vergunning verleend tot het aannemen
en dragen der versierselen van commandeur in de
orde van de Kroon van Italiëden kapitein L. F.
Van Otterloo, van den generalen staf, op zijn ver
zoek, in zijn rang overgeplaatst bij het wapen der
infanterie, bij het 4de regiment.
KONSTANTINOPEL, 29 December. Daar de
Russen Sofia naderen, heeft de bevolking bevel
gekregen, om die plaats te verlaten. Een deel der
aldaar gevestigde Europeanen heeft zijn intrek ge
nomen in de consulaatgebouwen.
Moektar-pacha is naar Konstantinopel te
ruggeroepen.
PARIJS, 30 December. Aan de Porte is officieus
medegedeeld, dat Rusland toestemt in een wapen
stilstand op de volgende voorwaarden: rectificatie
der Aziatische grens, vrije vaart door den Bosporus
enz., onafhankelijkheid van Rumenië, aanvaarding
van het conferentie-programma wat Bulgarije betreft
De vraagstukken betreffende Servië en Montenegro
zouden voor latere onderhandelingen bewaard blijven.