jy°. 5440.
A0. 1877.
Woensdag
7 November.
DE INKOMSTENBELASTING.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
E'ID 8 C H
PEIJS DEZEE COUBANT:
Hoot Leiden per 8 maanden«..«.if/ 1.10.
..WyjQco per post.ii i', .*V> 1.40.
.■^fctoBderijjke Hommers.-.
0.02.
PEIJS DEE ADVERTENTIE*:
Van 16 regels •'•a. 1.08.
Iedere regel meer,vV 0.11
Grootere letters naar plaatsruimte,
BEEIOHT.
Somtijds ontvingen we klachten over de
late bezorging der courant. Ten einde daar
aan te gemoet te komen zijn door den
uitgever "maatregelen genomen en is ook
een uitsluitend voor het Leidsch Dagblad
bestemde snelpers in werking gesteld, zoo
dat dit thans in gewone gevallen bij al
onze Abonnë's in de stad 's avonds te negen
urenahalftien kan bezorgd zijn.Van klachten
als anderszins wordt men verzocht alléén
aan bet Bureel kennis te geven.
gr- Nieuwe Abonnementen worden dage
lijks'aangenomen.
(Ingezonden).
Nu door den gemeenteraad te Leiden tot het
heffen eener inkomstenbelasting is besloten, kan
het zijn nut hebben in het kort het belang dier
belasting na te gaan.
Elke belasting beeft hare tegenstanders, om de
zeer eenvoudige reden, dat men betalen moet zonder
daarvoor een direct tastbare zaak terug te ontvangen.
Ed toch moet er geld wezen, waardoor staat of
gemeente in de gelegenheid kunnen gesteld worden
de aanzienlijke kosten voor veiligheid, onderwijs enz.
te bestrijden.
Bij de onmogelijkheid om het, waar het belastingen
geldt, ieder naar zijn zin te maken, zijn we
er van zelf toe aangewezen naar een zoodanig
stelsel om te zien, dat betrekkelijk het rechtvaar
digst is. Daarbij mag volstrekt niet uit het oog
verloren worden, dat het een voor het algemeen,
zooveel mogelijk, aangenamen vorm hebbe.
Aan de groote billijkheid eener inkomstenbe
lasting wordt door niemand meer ernstig getwijfeld.
Juist de groote verwoedheid, waarmede de tegen
standers dier belasting allerlei bezwaren tegen hare
practische uitvoerbaarheid opwerpen, kan hunne
onmacht aantoonen om iets tegen het beginsel
aan te voeren. En in werkelijkheid; wat is er
tegen dat beginsel te zeggen, dat hierop neerkomt
ieder betaalt in evenredigheid van zijn vermogen
zijn deel in de kosten der staats- en gemeente
huishouding, evenals ook ieder in evenredigheid
van zijn vermogen van de voordeelen eener goede
staats- en gemeentehuishouding profiteert.
Maar wat is er dan van al die bezwaren, die
men tegen hare practische uitvoerbaarheid opwerpt
Onze ruimte laat niet toe daarover in het breede
uit te weiden. Slechts op twee hoofdbezwaren
villen wij hier letten:
1M dat eene inkomstenbelasting eene belasting
op de eerlijkheid is;
i". dat zij geen rekenschap houdt met den tegenzin
om den toestand van ons vermogen te openbaren.
Het eerste bezwaar is reeds door den heer Goud
smit voldoende weerlegd, toen hij sprak, dat het
een smet is, die onze natie wordt aangewreven,
door te vooronderstellen, dat bij ons eens belas
ting niet kan worden ingevoerd, omdat een groot
aantal haar door allerlei streken zal pogen te ont
duiken. Zeer zeker zullen er altijd enkele indivi-
gevonden worden, die bij hunne aangifte
bedrog zullen plegen; maar bij de bekende Hol-
«ndiche eerlijkheid zal dit aantal zeer gering zijn.
Maar ook daarin ligt de meerdere voortreffelijkheid
Tan de inkomstenbelasting als gemeentelijke boven
rijksbelasting, dat de hoofden van de gemeente,
door hunne meerdere persoonlijke bekendheid met
bnnne medeburgers, beter in staat zijn de aan
giften te controleeren dan bij een rijksbestuur
ooit mogelijk zou zijn. Zal dan de vrees om zijn
eerlijken naam te verliezen ook niet de weinigen,
die verkeerde aangiften wenschten te doen, weer
houden Daar, waar in eene gemeente als Amster
dam met haar 7 a 8 maal grootere bevolking de
inkomstenbelasting uitvoerbaar blijkt te zijn, be
hoeft men er in eene gemeente als Leiden niet
aan te twijfelen. En dit leidt ons er toe uit een
gezegde van een der tegenstanders juist een argu
ment te putten voor liet beweren, dat voor Leiden
die vrees voor oneerlijkheid minstens zeer over
dreven is. De heer Cock heeft nl. beweerd, dat
hij zich nog zou kunnen begrijpen, dat men de
belasting invoerde te Amsterdam, waar vele en
groote fortuinen en portefeuille aanwezig zijn;
maar niet hier te Leiden, waar die bijna niet
bestaan. Nu vragen we: Welke inkomsten zijn
juist het moeielijkst te controleeren? Het antwoord
ligt voor de hand. De inkomsten uit de fortui
nen en portefeuille zijn het moeielijkst door vreem
den te controleeren; alle andere inkomsten zijn
in meerdere of mindere mate voor controle vatbaar.
Daar waar dus weinig van de eerste soort van
inkomsten gevonden wordt, behoeft ook de vrees
voor valsche aangiften niet groot te zijn.
Het bestaan van het tweede bezwaar zullen zelfs
de grootste voorstanders niet trachten te loochenen
maar het geldt hier de vraag: is het grooter bij
de inkomstenbelasting dan bij de tegenwoordige
belastingen, die op vertering berusten? Het om
gekeerde is integendeel waar, want gaan we na,
waaraan de tegenzin om den stand van zijn ver
mogen te openbaren, is toe te schrijven, dan zien
wij dat dit voornamelijk is gelegen in de vrees
van handeldrijvende personen, door openbaring
van hun eigenlijk vermogen hun crediet te bena-
deelen. Wenscbt iemand zich voor rijker uit te
geven dan hij werkelijk is, niemand zal hem be
letten een hooger inkomen op te geven dan hij
werkelijk heeft; hij zal daarvoor wel meer belasting
moeten betalen dan hij noodig heeft; maar moet
een zoodanig persoon dit ook niet bij eene ver
teringsbelasting doen? Zal hij niet trachten door
in een groot huis te woneu, een grooten stand
op te houden, het publiek te verblindenen zal
dit dan ook niet het noodzakelijk gevolg hebben,
dat hij ook in eene verteringsbelasting meer be
taalt dan noodig is?
Is dus de inkomstenbelasting vooral als ge
meentelijke belasting de meest rechtvaardige,
dau mogen we Leiden ook gelukwenscben, dat
het na drie vergeefsche pogingen eindelijk gelukt
is haar in te voeren. Het neemt echter niet weg,
dat het een teere, jonge plant is, die in de eerste
tijden geen aanraking van ruwe handen kan ver
dragen tot het welgelukken is zoowel goedgezinde
medewerking van de burgerij als voorzichtig beleid
bij het gemeentebestuur noodig. Aan het laatste
valt niet te twijfelen, waar zoowel de Burgemeester
als de Wethouder voor financiën het ernstige
hunner taak inzien. „Het is verreweg geen aan
gename taak, maar uit plichtbesef willen wij die
op ons nemen", hebben beiden gezegd; dit woord
reeds alleen waarborgt ons, dat de uitvoering in
goede handen is. Maar ook op de burgerij rust
de zware verplichting om de reeds zoo moeielijke
taak van B. en W. niet door tegenwerking te
verzwaren. We vertrouwen dan ook, dat de ervaring
van Groningen en Arnhem zich ook hier zal doen
gelden. In den beginne eenigen tegenstand, het
geen trouwens alle nieuwe zaken eigen is, om
langzamerhand over te gaan in een volledige er
kenning van al het goede, dat ons de nieuwe
regeling aanbiedt.
LEIDEI, 6 November.
In de maand October zijn binnen de gemeente
Leiden geboren 150 kinderen, als: 85 zoons en
65 dochtersoverleden 74 personen, a's17 mannen^
14 vrouwen, 25 zoons en 18 dochtersdaarenboven
als levenloos aangegeven 4; gehuwd 38 paren.
Wie Auerbach's werken gelezen heeft, weet
dat die schrijver uitmunt door schoone gezegden
en kernachtige spreuken, die zich vooral eigen
aardig voor een Scheurkalender leenen, welke blij
kens achterstaande advertentie bij alle boekhande
laren is verkrijgbaar gesteld. Deze bloemlezing is
door eene begaafde dame ter uitgave aangeboden
aan de firma Tjeenk Willink te Arnhem en ge
tuigt van haar goeden smaak. De uitvoering van
den kalender is met zorg behandeld.
H. Thijssen, bode bij het departement van
marine, valt heden het zeldzaam voorrecht te
beurt, gedurende 40 jaren in verschillende betrek
kingen ten genoege zijner chefs den lande te heb
ben gediend. Te Leiden den 7den Februari 1823
geboren, trad hij reeds den 14den Mei 1847 als
marinier 3de klasse in dienst en werd, na van
1849 tot April 1853 in West-Indië te hebben
doorgebracht, den 12den Juli van laatstgemeld
jaar gepasporteerd. Niet lang echter gunde hij zich
rust, want nog den 7den Augustus van het jaar
dat hij gepasporteerd werd, gordde hij de wape
nen als marinier weder aan. Thans was hij voor
Oost-Indië bestemd. Van 5 Augustus 1854 tot 6
Juni 1860 nam hij een werkdadig deel aan de
handhaving van ons gezag aldaar en onderscheid
de zich bij de bestorming en inneming der ben-
tings van den Panglima Besaar te Reteh op 8
November 1858 op zoodanige wijze, dat hem bij
besluit van 8 Mei 1859 de Militaire Willemsorde
4de kl. werd toegekend. Thijssen werd den 20sten
Januari 1866 als sergeant gepasporteerd en reeds
op dien dag kwam hij in zijn tegenwoordige be
trekking bij het departement van marine, die hij
hoopt nog vele jaren te vervullen.
Akte examens middelbaar onderwijs te Delft,
29 October tot en met 5 November. Geëxamineerd
11 candidaten voor de akte M1 (handteekenen).
Toegelaten 6: mej. J. Wolff, van Den Haag, en
de heerenW. Smit, van DelftJ. G. Steenbeek,
van Den HaagW. B. Tholen, van Kampen
W. Van der Vliet, van Harlingen, en J. G.
Waeylsaert, van Den Haag. 5 November ge
ëxamineerd 4candidaten voor de akte P (gymnastiek).
Één candidaat was niet opgekomen. Toegelaten de
heer J. H. Reys, van Den Haag.
Daar er door het optreden van de heeren
mr. J. Kappeyne van de Coppello als minister
van binnenlandsche zaken, mr. H. J. Smidt als
minister van justitie, en J. K. H. De Roo van
Alderwerelt als minister van oorlog eene nieuwe
verkiezing voor de Tweede Kamer in de hoofd
kiesdistricten Haarlem, Assen en Leeuwarden moet
plaats hebben, zoo beeft de minister van binnen
landsche zaken bepaald, dat die verkiezing zal ge
houden worden op Dinsdag 27 November en de
herstemming, zoo die noodig mocht zijn, op Dins
dag 11 December.
In de vorige week is gemeld, dat in begin
sel besloten was tot het oprichten van een nieuw
departement van waterstaat, handel en nijverheid.
Naar men verneemt, is het nieuwe departement
thans werkelijk ingesteld en aan het hoofd er van
benoemd de heer mr. Tak van Poortvliet, lid der
Tweede Kamer.
Tot bode bij de Tweede Kamer der Staten
Generaal is aangesteld T. A. Van Bijlevelt, ge-
gageerd sergeant der mineurs en sappeurs bij het