N°. 5426. A". 4877. Maandag 22 October. Dit Nomrner bestaat uit TWEE BLADEN. Eerste Blad, Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. 1ST A 1) S- It E RICHTEN. Gemengd Nieuws. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per posti, l-40- Afzonderlijke Nommers0.02. M) PRIJS DER ADYERTENTIEN: r Van 16 regels1-05. Iedere regel meer0.17*. Grootere letters naar plaatsruimte. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEIDEN j&ierinoeren bij deze de ingezetenen der gemeente aan de bepaling tan art. 181 der Algemeeue Politieverordening van den lGden October 1873 (Gemeenteblad N°. 4), houdende, dat „ten minste tweemaal in het jaar, en wel eens in het voor- en eens in het jujaar, op kennisgeving van Burgemeester en Wethouders, Schoor- steenen en Stookplaatsen gereinigd moeten worden." En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afge kondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. n. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 19 October 1877. Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Maandag 22 October, des namiddags te twee uren. Punten ter behandeling 1°. Voortzetting van de behandeling der voordracht tot wijziging van de plaatselijke directe belas ting. (91). 2°. Rekening van de Plaatselijke Schoolcommissie over 1876 (215). LEIDEN, 20 October. Heden aanvaardde mr. P. A. Van der Lith het hoogleeraarsambt aan de hoogeschool alhier met het houden eener redevoering over de wetenschap en methode van het koloniale recht. Door den minister van financiën is tot gequa- lificeerd collecteur der staatsloterij alhier aangesteld de heer mr. C. A. Boonacker, procureur bij de arrondissements-rechtbank te 's-Gravenhage, wo nende alhier. Tot ondersteuning van de continuatie der toelage aan den directeur der rijschool is door 41 ingezetenen een adres ingediend, waarin zij er op wijzen, dat indien werd besloten de toe lage te doen ophouden, de burgerij geheel en al verstoken zal worden van de gelegenheid om paard te ieeren rijden of paarden te kunnen krijgen uit de academische rijschool, alzoo het te voorzien is, dat curatoren der hoogeschool nu alle reden zullen hebben om, verstoken zijnde van het subsidie aan den directeur, den toegang tot de rijschool aan de burgerij te ontzeggen en den directeur het uit geven van paarden aan haar te verbieden. Ook na de verdediging van het subsidie in de sectiën door enkele leden, blijven B. en W. echter van oordeel dat de gemeentekas niet bij voortduring met zoo danige uitgave moet bezwaard blijven. De vrees, dat bij intrekking van de toelage de manege voor de burgers zoude worden gesloten, wordt door hen niet gedeeldzulks zou toch in bepaalden strijd zijn met de belangen van de inrichting. De academische rijschool is naar hunne overtuiging eens inrichting, wier belangen aan de zorgen van het rijk moeten worden overgelaten, ook uit een financieel oogpunt, zoo te dien aanzien hulp mocht WOTden vereischt, en zij vermeenen dat het niet iok de roeping der gemeente behoort daarin werk dadig op te treden. r^an de hoofdonderwijzers is eene opgave ge vraagd van de thans door hen betaald wordende unursom en of ook personen, niet tot hau gezin WBoorende, bij hen inwonen. Hoezeer die som ▼oor onderscheidenen minder bedraagt dan de ver- goeding ad f 300, komt het B. en W. voor dat de normale huurprijs thans van dien aard is, dat eene voor den hoofdonderwijzer en gezin geschikte woning voor bedoeld bedrag minder gemakkelijk kan wor den verkregen en dat alzoo eene verhooging zoude ziju overeenkomstig het voorschrift der wet op het lager onderwijs, krachtens welk aan den hoofdonder wijzer moet worden verstrekt vrije woning zoo moge lijk met tuin of, zoo deze niet kan worden verschaft, eene billijke vergoeding voor huishuur. Zij stellen mitsdien voor de vergoeding te bepalen op/"350, eene som, die hun na ingesteld onderzoek is voor gekomen voldoende te wezen. De koninklijke goedkeuring is verleend aan de Statuten der Vereeniging voor Christelijk on derwijs te Katwijk aan Zee. De Utrechtsche hoogeschool heeft den heer J. H. Gunning, predikant te 's-Gravenhage, tot doctor honoris causa in de wijsbegeerte benoemd. Uit 's-Hertogenbosch wordt gemeldDon derdag-namiddag werd het lijk van den bisschop J. Zwijsen in vol ornaat in de kapel van het bisschoppelijk paleis alhier tentoongesteld; eene ontelbare menigte verdrong zich om het stoffelijk overschot van den kerkvoogd te zien. Vrijdag ochtend te halfnegen werd het lijk vau het paleis naar de kathedraal van St.-Jan gedragen, alwaar te negen uren door den aartsbisschop Schaepman, bijgestaan door een talrijke priesterschaar, de mis werd opgedragen. De kerk was geheel in rouw gewaad. De heer W. Van de Ven, plebaan der kathedraal, hield een treffende rede, waarin hij de vele verdiensten van den kerkvoogd op eene waardige wijze schetste en het groote verlies deed uitkomen, dat de katholieke kerk door zijn afsterven leed. Het lijk is vervolgens op de be graafplaats te Orthen ter aarde besteld; eene on afzienbare menigte volgde den lijkwagen, die door een 35tal rijtuigen, waarin verschillende geeste lijke en burgerlijke autoriteiten waren gezeten, werd voorafgegaan en gevolgd. Voor de handwerken werden gisteren in Den Haag 16 candidaten geëxamineerd; 10 toe gelaten, mej.: J. A. Crans en M. H. Drughorn uit Dordrecht voor smaak, E. J. Ilabraken uit Heenvliet en E. Hartman uit Dordrecht voor nut en smaak, A. C. Van Helden uit Dordrecht en J. J. Lagewaardt uit Rotterdam voor smaak, Ch. W. De Milde de la Faille uit Dordrecht en C. Monteban uit Rotterdam voor nut en smaak, K. J. Prins uit Dordrecht voor smaak en J. Den Toom uit Rotterdam voor nut en smaak. Z. M. heeft ingetrokken de benoeming van mr. A. N. baron De Vos van Steenwijk tot subst. officier van justitie bij de arrond.-rechtbank te Zwolle, en daartoe benoemd mr. B. Hulshoff Gz., subst.-officier te Zutfen; tot subst.-officier van just, bij de arrond.-rechtbank te Zutfen, mr. A. N. baron De Vos van Steenwijk, thans id. te Zierikzee. Er is reden om te verwachten dat de voorstel ling, gisteravond door het Fransche operagezelschap uit Den Haag in onzen schouwburg gegeven, tot wederzijdsch genoegen, zoowel van de directie als van het opera-minnend publiek ten onzent, heeft plaats gehad. De schouwburgzaal was wel niet eivol, maar alle rangen waren toch zeer goed bezet. De directie kan dus o. i. in dit opzicht tevreden zijn. En wat de voorstelling zelve be treft, die „liep over 't algemeen goed van stapel." Vooral „La Fille du Régiment" werd blijkbaar met genoegen aangehoord. Mad. Milton (Marie) vond veel bijval en zij verdiende dat. Ze was inderdaad eene alleraardigste „Fille", voor die rol als „geknipt". „Klein maar dapper" hoorden we zeggen, ten opzichte van haar optreden in de eerste acte„klein maar rein" mogen wij er gerust bijvoegen, wat zang en spel betreft. De heeren Idrac en Desgoria stonden haar vrij voldoende ter zijde. Eene opmerking. Als er, wat we van harte wenschen, dezen winter meer opera-voorstel lingen plaats hebben, en men zich, wat wegens de inrichting van onzen schouwburg bijzonder aan te bevelen is, in den regel bepaalt bij de opéra- comique, dan is het te wenschen dat door de artisten een weinigje meer zorg worde besteed aan het gesproken woord. De meesten dreunden al wat zij zeiden op, als een schooljongen zijne les, en dan nog dikwijls alleen op 't commando van den souffleur. Een klein beetje meer zorg in dit opzicht is waarlijk, zelfs in de opera, geen over tollige weelde. Naar aanleiding van den brand te Utrecht wordt van daar geschreven Ook nu weder is overtuigend gebleken, dat de toestand van onze brandweer dringend verbetering behoeft. Met wei nig moeite ware de kazerne te behouden geweest, indien slechts goede en vooral spoedige maatrege len waren genomen, want een zeer geruimen tijd was de brand tot de bovenlijst van het gebouw beperkt, zonder dat van eene poging bleek om hem te blusschen. „Wij kunnen er niet bij", hoorde men de kommandeurs in kalme berusting zeggen. Zooals gewoonlijk bij eiken brand zag men ook bij dien van de Willemskazerne te Utrecht gevolgen van den schrik, die niet weinig den lach lust opwekten. Toen het gebouw reeds brandde, wilde een soldaat voor een sergeant-majoor nog eenige goederen trachten te redden, en snelde te dien einde het gebouw in, voorzien van een touw om de goederen neer te laten. Het eerste wat onze held liet zakken was een kachelpijp. Toen de sergeant-majoor hem met eenige krachtige mili taire uitdrukkingen toeriep, dat hij deze wel naar beneden had kunnen werpen, voldeed hij nog aan dit bevel en liet het touw los, zoodat dit met de pijp op straat viel. De andere goederen kon hij nu niet meer neerlaten en deze zijn dan ook alle vernield. De verschrikte soldaat heeft zich moe ten haasten om nog ongedeerd uit het gebouw te komen. Behalve dat de kazerne tot woning voor mili tairen diende, waren ook de magazijnen van genie, artillerie en infanterie in 't gebouw geplaatst. Van dit alles kon men niets redden, maar men begrijpt, dat het enorme stof opleverde tot het aanwakke ren der vlammen. Spoedig stond dan ook 't ko lossale gebouw in brand, en mocht het aan de ijverige pogingen van de brandweer, benevens den moed van de militairen van alle rangen slechts gelukken nog een deel van de magazijn- goederen, o. a. ook de geweren, te redden, bene vens een gedeelte van de meubelen der gehuwde onderofficieren. Men zag militairen, die met on verdroten moed op hooge ladders in de nabijheid van de vlammen de kinderen haalden uit de bo venste verdieping van den zijvleugel der kazerne, die door de gehuwde onderofficieren bewoond werd. Met verachting van doodsgevaar heeft me nig soldaat het zijne er toe bijgebracht, om te redden wat nog te redden was. Behalve de boeken der administratie, is slechts weinig van de enorme.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 1