N". 3416. A". 1877. Woensdag 10 October. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. ST ADS-BERICHTEN. De Oostersche Quaestie. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post Afzonderlijke Nommers PRIJS DER ADYERTENTIEN Van 16 regels1°°- Iedere regel meer0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. Het zal den Uitgever aangenaam zijn wanneer de voor het 's avonds verschijnende nummer bestemde ADYERTENTIEN steeds 's middags uiterlijk vóór vier uren worden ingezonden. De plaatsing van na dat uur ontvangen Advertentiën moet zoowel van de plaatsruimte als andere omstandig heden afhankelijk gesteld worden en is dus niet altijd zeker. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. 8, 1ste alinea, der wet van 2 Juni 1875 [Staatsblad n°. 95) tot regeling van het toezicht bij het oprichten van inrichtingen die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken; Brengen bij deze ter algemeene kennis, dat door hen op he den vergunning is verleend aan de firma J. J. KRANTZ k ZOON en hare rechtverkrijgenden, tot het oprichten van een reserve Stoomketel in hare lakenfabriek aan de Langegracht N°. 13. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaat sing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 9 October 1877. Ter Gemeentesecretarie is in druk tegen betaling van 30 cents verkrijgbaar het algemeen verslag van het verhandelde in de sectiën van den Gemeen teraad, omtrent de begrooting dezer gemeente voor 1878. „De diplomatieke geschiedenis der twee laatste jaren leert, dat op dit gebied nog veel gedaan moet wordenvooraleer de heerschappij van het recht in het internationale leven der volkeren ge vestigd zal wezen. Onverschilligheid voor deze geschiedenis zou daarom zijn een onvergeeflijk verznim jegens de menschheid, een treurige mis kenning van Nederlandsche belangen." Die overtuiging deed mr. J. A. Van Gilse de pen* opvatten ter bespreking van „de Oostersche quaestie en het hedendaagsche volkenrecht", een hoogst belangrijk opstel, voorkomende in Nos. 7 en 8 der „Stemmen over staatkundige en maat schappelijke vraagstukken", het bekende maand schrift, dat onder leiding van den heer D. C. Nijhofi reeds zooveel interessants te lezen gaf. Boeiend inderdaad mag de inhoud dezer beide nommers worden genoemd, ware het alleen om de op schier elke bladzijde doorstralende zucht ■HPV recht en billijkheid ook tegenover den zwak kere, die den schrijver bij het behandelen van zijn onderwerp bezielde. I Seeds uit hetgeen wij daar nederschreven zal licht begrijpen, in welken geest de auteur ''.'Tp taak heeft opgevat, wat wij het best met zijn eigen woorden kunnen duidelijk maken, waar hij 2«gt: „Want niet hierover loopt het geschil, of tS ,^ur^sc^e bestuur al dan niet dringend ver- Hpering behoeft, (lees liever: vereischt) hier- - olÈtrent denkt de geheele beschaafde wereld een stemmig; maar slechts hierover, of Europa kan jg ma? toelaten, dat Rusland slechts ten eigen *®te misbruik maakt van den treurigen toestand 9 bet Turksche rijk." f Om tot dit punt van zijn betoog te komen pat mr. A an Gilse in hoofdtrekken de verschil lende phasen der zoogenaamde Oostersche quaestie en hij doet dat aan de hand van een Rus, «en heer Dmitri de Boukharow, consul te Am sterdam, van wien voor eenigen tijd bij Jan Schuitemaker en C°. aldaar een werk verscheen onder den titel„Da Russie et la Turquie, depuis le commencement de leurs relations politiques jusqu1 a. nos jours." Weinig vertrouwbare bron, over Rnssisch-Turk- sche verhoudingen ons geopend door een Russisch onderdaan, is men geneigd te denken. Doch men vergisse zich niet. Dat de heer De Boukharow de door hem in de voorrede van zijn werk gegeven belofte, die verhoudingen zoo objectief mogelijk te verklaren, gestand heeft gedaan, blijkt duide lijk uit zoo menige plaats, waar hij niet schroomt het onrecht, door zijn land tegenover Turkije ge pleegd, in een helder daglicht te plaatsen. Die opmerking, al geldt zij niet het geschrift van den heer Van Gilse zelf, maar slechts een zijner bronnen, mochten wij niet onvermeld laten, omdat men, haar over het hoofd ziende, licht tot een scheeve beoordeeling zou komen. Hoe de eerste botsing tusschen Rusland en Tur kije ontstond uit de wederkeerige strooptochten der grensbewoners en aanleiding gaf tot den oorlog van 1674 tot 1681; hoePeter de Groote in 1711 het in 1700 veroverde Azof weder verloor; hoe hij zich in 1725 weder ten oorlog toerustte ter bereiking van zijn lievelingsdenkbeeld, het bezit eener haven aan de Zwarte Zee, maar door den dood in de uitvoering werd verhinderdhoe ook keizerin Anna, zelfs na een-voordeeligen oorlog, bij het tractaat van Belgrado in 1739 haar doel niet kon bereikenhoe keizerin Catharina II aan den oorlog met Turkije een ander karakter gaf, door partij te trekken van rassen- en godsdiensthaat; hoe dat aangematigd protectoraat over de Christen onderdanen der Porte den Russen, tegen de eerste regelen van het volkenrecht in, aanleiding gaf tot inmenging in Turkijes binnenlandsche aange legenheden hoeMaar onze ruimte gedoogt niet bij al de momenten van het kort, maar helder overzicht stil te staan. Herinneren wij met den schrijver nog kortelijk aan het tractaat van Parijs, in 1856 gesloten, in 1870 „met onvergelijkelijke onbeschaamdheid" door Rusland opgezegd, voor zoover het zijn souvereine rechten in de Zwarte Zee verkortte, eindelijk aan de herziening van dat tractaat in 1871, om zoo te komen tot de geschiedenis der laatste jaren vóór den thans gevoerden oorlog, met al haar diplomatiek geknoei. Nu moge men, wat die „onvergelijkelijke on beschaamdheid" betreft, het, in tegenstelling met den schrijver, zooal niet verdedigbaar, dan toch verklaarbaar vinden, dat Rusland van de eerste de beste gelegenheid gebruik maakte om een tractaat op te zeggen, dat het slechts onder den drang der omstandigheden had onderteekend, maar dat een voor dat groote rijk onmogelijke voor waarde, de uitsluiting uit de Zwarte Zee inhield, niemand zal het wel den auteur willen betwisten, dat door de wijze, waarop dit geschiedde, het volkenrecht op schromelijke wijze werd geschon den, evenmin als men den handschoen zal willen opnemen voor Rusland, waar het, onder den drang der zoogenaamde Panslavisten, in schijn ter ver dediging der Christen-onderdanen van de Porte, zich mengt in de binnenlandsche aangelegenheden van het Turksche rijk. Wie zal het den auteur tegenspreken dat men langs dien weg komt tot de leer van het recht van den sterkste, vooral voor kleine staten als Nederland zoo gevaarlijk? Doch men neme de „Stemmen" zelf ter hand; welke zienswijze men ook zij toegedaan, men zal ongetwijfeld hulde brengen aan de zucht naar recht en billijkheid, waarvan de schrijver blijk geeft. LEIDEN, 9 October. Bij de heden alhier gehouden verkiezing voor een lid van de prov. staten zijn van de 1116 kies gerechtigden 469 stembiljetten ingekomen. Ten einde voldoende kunne worden voor zien in het toezicht op de jaarmarkten waar handel in vee wordt gedreven, daaronder ook begrepen de paardenmarkten, zijn de gemeentebesturen door 's konings commissaris in deze provincie aange schreven, in den loop der maand Januari van ieder jaar opgave te doen aan den districts-veearts, binnen wiens kring hunne gemeente gelegen is, of zoo danige markten in hunne gemeente zullen plaats hebben, c. q. met vermelding van de dagteekening waarop ze zullen worden gehouden. De hoogleeraren aan de Rijksuniversiteit te Utrecht hebben, volgens het „Utr. Dagblad", den van hen gevorderden eed slechts onder protest afgelegd, daar zij van oordeel waren, dat geene nieuwe eedsaflegging vereischt wordt van hen die reeds onder de oude regeling aan de hoogeschool verbonden waren en volgens de nieuwe wet de bevoegdheid tot het geven van onderwijs behou den, zoodat zij dan ook niet zijn afgetreden of herbenoemd. Een hunner, prof. Vreede naar men verneemt, heeft zelfs geweigerd den eed af te leggen. Op de terreinen van prins Hendriks lusthof „Soestdijk" hadden zich gisteren een twintigtal personen verzameld, die op de beide tuinbouw tentoonstellingen, in Augustus jl. te Antwerpen gehouden, met het eermetaal werden bekroond. Zij waren vergezeld van de heeren Kluppel, Wil link, dr. D. J. Coster, Maitland, Redeker Bis dom en J. C. Groenewegen, benevens de heeren De Boschere en Albert Van den Wouwer uit Antwerpen. De uitreiking der diploma's, (de me dailles waren nog niet gereed) had, na korte toe spraken van den prins, de heeren Willink, Yan den Wouwer en de Bosschere, in een der groote plantenkassen plaats. De bestuursleden der Ned. Vereeniging voor Ned. inzenders en de Belgen dineerden gisteren bij den prins. Yan Zr. Ms. lustslot „het Loo" is eene groote bezending huisraad en kostbare voorwerpen naar Den Haag overgebracht, om het door den koning aangekochte buitengoed „Welgelegen" bij Rijswijk, waaraan hij gisteren een bezoek bracht, ter bewoning in te richten. Het Spinoza-comité heeft in zijn Zondag gehouden vergadering beslist, dat geen der model len aan het doel beantwoordde, zoodat een nieuwe wedstrijd zal uitgeschreven worden. Men verneemt nader dat voor de oprich ting van het Sarphati-monument de noodige gel den nog niet hijeen zijn. Voor de akte in de Eransche taal onder wierpen zich gisteren in Den Haag 8 candidaten aan het examen3 werden afgewezentoegelaten de heeren M. Hillenius uit Naaldwijk, M. Mieras uit Moordrecht, H. E. Yan der Roer uit Gouda, H. Van Strien uit Moordrecht en D. Wanjou uit Zevenhuizen. De bevordering tot commandeur der militaire Willemsorde van den kolonel van het N.-I. leger, K. Yan der Heyden, is, blijkens eene kennisgeving van den minister van oorlog aan het leger, een blijk van 's konings hooge tevredenheid over de wijze, waarop deze hoofdofficier de onlangs tegen Salamangan (noordkust van Atjeh) ondernomen expeditie heeft aangevoerd. De minister van oorlog heeft openlijk zijne tevredenheid betuigd aan de majoors Simon en Hojel, voor den ijver en de belangstelling, waar mede zij zich van hunne betrekking, eerstgenoemde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 1