van verschillende eindjes touw vaneen langdurigen en vernuftigen arbeid voor het herkrijgen hunner vrijheid getuigde. De beide gedetineerden, die in een der cellen van de bovenverdiepingen opge sloten waren, moesten op de plaats water halen tot reiniging van hunne verblijfplaats, welke corvée in tegenwoordigheid van een bewaker behoort verricht te worden, maar ditmaal zonder toezicht werd vervuld. De avond en de afwezigheid van den schildwacht, die eerst te 8 uren zijn post op de binnenplaats be trekt, bevorderden hun plan. Men veronderstelt dat langs de trap het dak bereikt werd, van waar langs goten of muren een vrij terrein opgezocht werd, waarna de tocht verder is voortgezet. Te Amsterdam brak Maandag-avond tegen 8 uren een ernstige brand uit op een erf achter de Valkenburgerstraat, aan het water ge legen, op den hoek van de Markergracht en den Houtkoopersburgwal. Achter een rij nieuwe huizen stond daar een bergplaats met zeer brandbare stoffen, als pek, teer, terpentijn, verfwaren enz. gevuld, alsmede een timmermanswinkel en het materieel van een paar kermistenten. Het gelukte ditmaal de drijvende brandspuit Jan Van der Heyden beter dan bij den vorigen brand, om spoedig het terrein, hoewel zeer afgelegen, te be reiken. Een paar handspuiten waren op schuiten geplaatst en de stoomspuit stond op de sluis bij de Jodenbreestraat. Tegen de watermassa, die zulk materieel kan voortbrengen, zijn zelfs groote vlam men, gevoed door stoffen als de bovengenoemde, niet bestand, en ook het stille weder werkte mede, zoodat tegen 10 uren alles was uitgedoofd. Een oogenblik heeft de Jan Van der Heyden door een vallend stuk vuur zelf in brand gestaan. De twee personen, die onlangs een schildwacht voor de Nederlandsche Bank te Am sterdam beleedigden, zijn door de rechtbank ver oordeeld respectievelijk tot 15 dagen en eene maand celstraf. Door een onbekende o ar zaak barstte Zondag in de gemeente Stratum nabij Eindhoven een hevige brand. uit. Vier aaneengebouwde wo ningen met bijna den geheelen inboedel werden door het vuur vernield. Het volgende treurig on geval deed zich daarbij vooreen kindje, dat met de wieg, waariu het lag te slapen, buiten het brandend gebouw was gedragen, scheen niet ver genoeg van het vuur te zijn verwijderd; althans op een onbewaakt oogenblik werd de wieg nog door de vlammen bereikt, met het ongelukkig gevolg, dat, alvorens hulp kwam, de wieg met het kindje was verbrand. De wissel wachter E. Kok, te Vries aan het station op zijn post staande, is Maandag avond door den sneltrein overreden. Maandag-avond ontstond teWijk aan Duin brand in de woning van den landbouwer B. Ililbers. Spoedig lag de woning met hooiberg geheel in asch. Van den inboedel is weinig gered, alles was tegen brandschade verzekerd. Naar aanleiding van deoploopen, die onlangs te Arnhem en te Amsterdam hebben plaats gehad en het gebruikmaken door de politie van den sabel, zegt een inzender van de „Arnh. Ct.": Dat de rotting een uitstekend middel is om volks- oploopen te keer te gaan en uiteen te drijven, mits de agenten van politie behoorlijk in het batonneeren met den korten stok geoefend zijn, heeft in vroeger jaren de ondervinding te Gro ningen menigvuldige malen bewezen. Daar kwamen namelijk in den winter meermalen meer of minder belangrijke volksoploopen voor, waartoe botsingen tusschen studenten en matrozen doorgaans de aan leiding waren. Bij al zulke gelegenheden, verhaalde mij de toenmalige commissaris van politie, de heer Holzheimer, maken wij nooit gebruik van andere wapenen dan van den stok; zeer zelden doen wij arrestatiën of maken processen-verbaal op, maar nadat de menigte behoorlijk gesommeerd is om uiteen te gaan, gaat het er, als dit niet helpt, met den stok op los en wij ranselen den boel uit elkander, en nog nooit heeft iemand den moed gehad om zich over eene of andere bekomen kwetsuur te komen beklagen. Om dit doel te kunnen bereiken, hield de heer H., die zelf meester op den korten stok was, van tijd tot tijd oefeningen met al zijne agenten, ten einde die kunst te leeren en te onderhouden. Dat inderdaad de stok een uitstekend middel is om een tierenden hoop volks uiteen te drijven, heb ik eens in mijn leven bijgewoond. Toen ik namelijk te Leiden studeerde ('t is meer dan een halve eeuw geleden) bezochten wij op een St. Nikolaasavond met een troepje jongelui, ouder gewoonte, de banketbakkerswinkels. Op straat kre gen wij het, ik weet niet meer hoe en waardoor, met eenige Leidenaars te kwaad, die ons onder vreeselijk schreeuwen en schelden vervolgden en ons, toen wij op de Hoogstraat weder in een win kel gegaan waren, vormelijk belegerden. De menigte groeide van lieverlede aan, totdat er zeker onge veer een paar honderd blauwe mutsen vereenigd waren en de vreeselijkste bedreigingen uitten, in dien wij ons buiten durfden vertoonen. Toen dit echter eenigen tijd geduurd had en tamelijk ver velend begon te worden, trad een onzer, dien ik nog met name zou kunnen noemen, een groote, sterke kerel en een fameus batonnist, alleen de deur uit en deelde links en rechts zoo veelvuldige en geweldige slagen uit, dat de gcheele troep uiteenstoof en wij zonder eenig verder protest den winkel verlaten en ons naar de sociëteit be geven konden. Ziedaar, wat een enkel ferm batonnist doen kan, en wat zou dus de politiemacht eener stad kun nen verrichten, indien alle agenten behoorlijk op den korten stok geoefend waren. Ik herinner mij dan ook nog uit dienzelfden tijd, dat een Bel gisch wachtmeester van de kurassiers, die onder wijs in het batonneeren gaf, pleegde te zeggen, dat hij, met den korten stok gewapend, voor geen tien kurassiers met hunne sabels uit den weg ging. Een onzer vrienden voegt de redactie der „Arnh. Ct." er bij die zich in September van het vorige jaar op den Dam te Amsterdam be vond, deelde ons mede, dat toen een troep leven makers een inspecteur van politie te na kwam, hij plotseling zich omkeerde en met zijn stok werkte, ten gevolge waarvan in een oogenblik een zes- of zevental personen om hem op den grond lagen en de bende uiteenspatte. Ten gevolge van het omvallen eener brandende petroleumlamp is het geheele stations gebouw van den Berg-Markischen spoorweg te Deutz eene prooi der vlammen geworden. R echtzaken. Voor het gerechtshof te Amsterdam werd gisteren de zaak behandeld van C. H. L. Van Ollefen, oud 40 jaren, van beroep schrijnwerker, wonende aldaar, beschuldigd van moedwilligen doodslag. In den avond van 2 Mei 11. was namelijk tusschen hem en een meubelmaker Van der Hulst, die met zijne vrouw bij hem in huis woonde, een woorden wisseling ontstaan over een lombardbriefje. Beiden hadden bevorens een aantal borrels gedronken, waardoor Van der Hulst in zeer beschonken toe stand was geraakt. Volgens beschuldigde zou Van der Hulst hem, volgens twee gehoorde getuigen, waaronder diens vrouw, zou hij Van der Hulst het eerst hebben aangegrepen. Wat daarvan zij, beschuldigde wist zich meester te maken van een in een nabijgelegen vertrek liggenden hamer, wierp v. d. Hulst op den grond, hield zijn hoofd tusscherï de knieën en sloeg eenige malen met den hamer op bet hoofd. De vrouw ontnam nu den hamer aan be schuldigde en begeleidde haar aan het hoofd bloe denden man naar het politiebureau. Na aldaar verbonden te zijn, werd hij naar het Binnengast huis vervoerd, waar hij, ofschoon aanvankelijk de wonden gunstig schenen te staan, na drie weken aan hersenontsteking is overleden- Zeven getuigen werden gehoord, waaronder prof. J. W. B. Tilanus en dr. C. H. Kuhn, die het lijk gerechtelijk had den geschouwd. Beschuldigde verklaarde niet veel te weten van hetgeen gebeurd was en door ver twijfeling in den strijd den hamer gegrepen en daarmede geslagen te hebben. De advocaat-generaal, mr. P. Verloren van Themaat, hield de beschuldiging vol, achtte wegens het ernstige van het feit een zware straf nood zakelijk en requireerde de veroordeeling des be schuldigden tot een tuchthuisstraf van tien jaren. De advocaat mr. B. J. Polenaar oordeelde dien eisch buitengewoon zwaar, zelfs al vond men het bewijs der feiten geleverd. Pleiter meende echter dat zulks alleen liet geval kon zijn ten aanzien der toegebrachte verwonding, maar dat de bedoe ling om te dooden evenmin was bewezen als dat de dood het noodzakelijk gevolg was der verwon ding. Het loopen van den gewonde naar het politie, bureau en andere omstandigheden konden invloed hebben uitgeoefend op den ongunstigen afloop Pleiter concludeerde tot het opleggen van een lichtere straf, en zulks ter zake van verwonding. A. s. Dinsdag uitspraak. BUITENLAND. Frankrij k. Toen Mac Mahon gedurende zijne reis te Tour eene wapenschouwing had gehouden over de troepen en een der straten kwam inrijden, waar eene dichte massa opieengepakt stond, riep een zekere Proux: „Leven de 363!" Onmiddellijk verliet een officier uit het gevolg van Mac Mahon den stoet, reed naar de menigte en vroeg: „Wie heeft zich ver oorloofd te roepen: Leven de 363?" „Ik", ant woordde Proux. „Gendarmes", riep de officier, „pak dien man." Een gendarme greep toen Proux bij den kraag en wilde hem naar de gevangenis brengen. Een hoofdofficier der gendarmerie kwam op dat oogenblik tusschen beide en vroeg den gendarme: „Waarom brengt gij dien man weg?" „Ik heb er bevel toe ontvangen van een ordon- nance-officier van den Maarschalk", was het ant woord; „hij heeft geroepen: Leven de 363! dat is een oproerige kreet." „Laat dien heer loswat gij doet, is al te zot", hernam de hoofdofficier. Proux werd toen vrijgelaten, en de menigte juichte. Door „la Erance" wordt de volgende brief openbaar gemaakt, dien Jules Grévy, voorzitter der ontbonden Kamer, aan Emile de Girardin heeft geschreven„Ofschoon het niet mijne ge woonte is, mij bezig te houden met dwaasheden, die men mij toedicht, kan ik toch de zonderlinge dépêche, die „la Erance" in haar nommer van 16 dezer te mijner kennis bracht, niet zonder wederlegging laten. Veroorloof mij in uw blad te verklaren, dat de houding en de taal, die bedoelde dépêche mij toeschrijft, laster zijn." De dépêche, waartegen Jules Grévy zoo nadrukkelijk opkomt, was aan de prefectuur der Vendée aan geplakt en luidde aldus„Jules Grévy is gisteren in het departement der Jura teruggekeerd en heeft zich op die wijs aan den drang der linkerzijde onttrokken. Hij heeft aan verscheidene personen verklaard, dat hij tot geen prijs de leiding da republikeinsche partij aanvaardt. Aan die part] blijft maar ééne zaak te doen over, namelijk ziel met Mac Mahon te verstaan." Duitsebland. Volgens de „Nordd. Allg. Zeitung" heeft eene welbekende firma in de Leipzigerstraat te Ber lijn op 9 dezer een contract gesloten voor de le vering van 65,000 tenten ten behoeve der Rus sische armee. Het geheele aantal moet binnen vier weken worden afgeleverd. Reeds een duizendtal personen zijn met dat werk bezig, waartoe de aannemer de noodige localiteit heeft gehuurd in het industriegebouw in de Kommandants-straat. Zondag heeft de keizer, in tegenwoordig heid van de keizerin en andere vorstelijke per sonen, den eersten steen gelegd voor het nationaal gedenkteeken op den Niederwald aan den Rijn. Overeenkomstig het ontwerp van prof. Schilling, te Dresden, zal het bestaan in een metalen Ger- mania-beeld op een hoog voetstuk, rondom prij kende met zinnebeeldige figuren van oorlog en vrede. Volgens het bestek moet het fondament en voetstuk, dit laatste voor zoover alleen het bouwkundig gedeelte betreft, binnen twee jaren zijn opgeleverd. Voor de bewerking van hel Germania-beeld (in de eene hand het rijkszwaard in de andere de keizerlijke kroon houdende) worir> gerekend op 2'/, jaar. De gezamenlijke kosten zijn begroot op een millioen mark. Totnutoe is er eene som van 600,000 mark bijeengebracht; men vertrouwt evenwel, het tekortkomende uit particuliere bijdragen te zullen kunnen aanvullen. Rusland. De „Temps" maakt eene dépêche openbaar aan den „Pester Lloyd", meldende dat prins Gort- schakoff tot graaf Andrassy en prins Bismarck telegraphisch het verzoek gericht heeft om op te treden als bemiddelaars tot het sluiten van een wapenstilstand. - Aan de „Polit. Corresp." wordt echter uit St.-Petersburg gemeld dat alle op wapenstilstanc

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 2