bij besluit van 20/27 Eebr. jl., goedgekeurd bestek. Hiervoor waren vijf biljetten van inschrijving ontvangen. Het minste was dat van den heer P. Van der Voort, te Kwintsheul, voor f 18,195. Z. M. heeft tot consul der Nederlanden te Bome, buiten bezwaar van 's rijks schatkist, be noemd B. De Good aldaar. Door P. Braauwer, gezagvoerder van e sleepboot „Bato 1", is Vrijdag-ochtend in de Noordzee anderhalf uur van de kust, op de hoogte van Monster gevischt en te Maassluis aangebracht een plank, lang ongeveer 16 voet, breed 8 en dik 3 duim, welke over de geheele lengte aan de onderzijde zwaar begroeid was met levende zoo genaamde langhalzen van ongewonejlengte en dikte. Door begieting met zeewater wordt getracht deze dieren in het leven te houden. De meeste dezer dieren zitten diep in het hout, waaruit men mag afleiden dat de plank geruimen tijd in het water heeft gelegen. Zaterdag zijn eenige van die lang halzen met een gedeelte der plank naar het museum te Leiden overgebracht. Dezer dagen werd detrein van Venlo bij zijne aankomst te Gladbach door de politie omsingeld. De koopman N., uit Hagen, die wegens frauduleus bankroet zich op de vlucht had bege ven, moest aangehouden worden. En dit gelukte ook; hij bezat nog 3000 mark aan papieren van waarde. De aangehoudene was het meest verrast over de wijze hoe men hem van Neerlands grond gebied naar Gladbach gelokt had; namelijk van een handelsvriend ontving hij een telegram om te 3 uren daar te komen; er zou een goed „buiten kansje" te verdienen zijn. Op 1 s r ij k s werf te Amsterdam ismen bezig de fundatie te maken voor een Siemen's gasoven tot het bewerken van staal, welk materiaal in het vervolg voor den bouw van onze kruisers zal worden worden gebruikt. Yoor zoover bekend is, bestaat er tot dusver in ons land nog niets van dien aard. Over de geboorteplaats vanP. P. Ru bens wordt steeds getwist. Thans in een belangrijk document ontdekt: nl. de doopakte van den be roemden schilder, gedagteekend 's-Hertogenbosch in 1594. Men leest in dit stuk, dat Petrus Paulus Bubens, toen oud 17 jaren, niet is kunnen ge doopt worden bij zijne geboorte, „omdat hij ter wereld kwam in een land, dat door de protestanten bezet was." Dienvolgens kan Antwerpen de ge boorteplaats niet zijn. Zaterdag-middag kwamen te Amers foort drie vischboeren uit Bunschoten en Harderwijk met hunne vischkarren als naar gewoonte in dolle, woeste vaart door de stad renuen. Eene bejaarde dame, de wed. B., die niet zoo snel kon uitwijken, werd daarbij door de achterste kar overreden. Onmiddellijk werd zij in eene nabijzijnde woning gedragen, doch het mocht der medische hulp niet gelukken, haar in het leven te houden. Zij over leed een paar uur later, zonder naar hare woning te kunnen vervoerd zijn. In de Jonkerstraat te Amsterdam kre- gen verleden week twee vrouwen twist over 2'/i cent. Een jongmensch, die hieraan een einde wilde maken, trof een der vrouwen met een droogstok zoo hevig aan het hoofd, dat zij, niet buiten levens gevaar, in het gasthuis moest worden opgenomen. Vrijdag ontdekte men bij het schoon maken van het boezemwater langs den Maasdijk, onder de gemeente Naaldwijk, het lijk van een onbekend manspersoon, met een zakje grint om den hals gebonden. Vermoedelijk moet hier wor den gedacht aan zelfmoord. Het lijk is naar de algemeene begraafplaats te Naaldwijk vervoerd. Het „Journal officiel" behelst het volgende rapport van den minister van binnenlandsche zaken aan den president der republiek: „U doordrin gende van een gevoel, waarin het land deelde, hebt gij bevolen dat de heer Thiers door de zorg en op de kosten van den Staat begraven zou worden. Overeenkomstig uwe bevelen, heb ik de eer gehad aan mevr. Thiers een tekst van uw besluit en van het daaraan voorafgegaan rapport mede te deelen. Aan deze mededeeling is eene ontvangst te beurt gevallen, die mij recht gaf te denken, dat niets de uitvoering verhinderen zou van een besluit, dat geen ander doel had, dan een schitterende eer te bewijzen aan het graf van uw beroemden voorganger. Maar thans heeft de familie van den heer Thiers te mijner kennis gebracht, dat zij die eer niet kon aannemen dan op voorwaarde, dat zij eene plechtigheid van den Staat zon regelen, die de wet u verbiedt aan eene bijzondere leiding over te laten en die bovendien daardoor als van zelf haar nationaal karakter zou verliezen. Ik ben dus verplicht, mijnheer de president, de intrekking van het bedoelde besluit voor te stellen. Maar dit kan ik niet doen zonder tevens mijn diep leedwezen er over uit te drukken dat voorwaarden, wier karakter ik voor 't overige hier niet heb te beoordeelen, eene plechtige hulde, die gij uit naam der geheele natie aan eene groote nagedachtenis hebt willen brengen, onmogelijk ge maakt hebben." Beeds vroegtijdig was Zaterdag Parijs op de been om getuige te zijn van de plechtige be grafenis van Thiers. De bevolking stroomde langs alle kanten in de richting van het plein Saint Georges, van Notre Dame-de-Lorette en verder naar de groote boulevards, waar de stoet moest voorbijtrekken. Er viel een dichte regen, die Vrij dag-avond begonnen was en den ganschen nacht geduurd had. Doch het slechte weder heeft nie mand belet bij de plechtigheid tegenwoordig te zijn. Er waren allerwegen goede voorzorgen door de politie genomen. Het huis van Thiers en de Notre Dame de Lorettc, benevens de aangren zende straten waren met agenten bezet, en nie mand, buiten de personen die uitnoodigingskaarten hadden ontvangen, mocht binnen het besloten ter rein den voet zetten. Ook waren al de zijstraten afgesloten, die op de groote boulevards uitloopen. De passage is daardoor vrij gebleven. Beeds te elf uren was het onmogelijk in het huis op het plein Saint-Georges te komen. Hoewel het hotel van den overledene ruim en breed ge bouwd is, is het tienmaal te klein, om zelfs het twintigste gedeelte der aankomende personen te bergen. Met ongelooflijke moeite is het mij gelukt meldt een particulier correspondent in de rouw kamer (chapelle ardente) te komen, die aan den tuin grenst. Langs dien kant van het huis is de gansche gevel tot op de eerste verdieping met zwart laken behangen, langs welke zilveren hang- koorden loopen. In 't midden is een klein» salon met dubbele, wijd openstaande deurendaar staat de lijkkist op een verhevenheid, die onder een zwart fluweelen behangsel verdwijnt. Het lijk rust in eene kist van dennenhout met blauw satijn bekleed. Het hoofd van den doode rust op een kussen, insgelijks van blauw satijn, waarop in witte zijde de letters A. T. gestikt zijn. Die kist is in een looden kist besloten, welke met houtzaagsel is aangevuld en voorts waterdicht is gemaakt. De looden kist is weer in een derde geplaatst, een van eikenhout, op wier deksel eene zilveren plaat gehecht is, den naam en den ouder dom des overledenen in dezer voege vermeldende LOUIS ADOLPHE THIEBS Né h Marseille le 14 Avril 1797 Mort h Saint-Germain-en-Laye le 3 Septembre 1877. Achter de lijkkist, in den kleinen salonbranden vier en twintig waskaarsen op twee groote zilveren kandelabres met twaalf armen. Bouwkamer en nevenzalen zijn opgepropt met genoodigden; het wordt er stikkend heet, en elkeen snakt naar ucht. Ik zie noch mevrouw Thiers, noch mile. Dosne; beide dames hebben zich afgezonderd in eene kamer, waar zij weenen. 't Wordt twaalf uren, alzoo tijd om zich in optocht te vormen en zich naar de kerk te begeven. In alle haast daal ik de Bue Lorette af en vat post aan den hoek der kerk. Vooraan gaat een dichte drom politie-agenten, onmiddellijk gevolgd door twee pelotons der garde républicaine te paard. Nu begint eigenlijk de stoet met twee bataljons infanterie, aangevoerd door den kolonel en met de muziek voorop. Dit bataljon is de eerewacht van den overledene als grootkruis van 't legioen van eer. Volgen twee rouwkoetsen, waarin echter niemand gezeten is, met vier bedienden der lijk- staatsie voorop. Eindelijk komt de wagen met het lijk van den grooten burger. Die wagen is als 't ware begraven onder een berg bloemruikers immortellen-kransen en cyprestakken. Ik zie onder anderen een kolossale kroon van viooltjes, min een meter in middellijn breed, waarop men leest: „a M. Thiers, la jeunesse de EranceIk zie ook een lauwerkrans in rouw gehuld en op welken geschreven is„la députation du Parlement autri- chien h M. Thiers". Overal liggen en hangen eene vracht andere kronen en kransen, die den wagen meer het aanzien geven van een reusach- tigen bloemkorf dan van een lijkwagen. Een krans van de arbeiders uit Belleville mag niet vergeten worden, 't Is hetzelfde rijtuig, dat in 1860 voor de lijkplechtigheid van Jerome Bonaparte is ver vaardigd en dat later dienst heeft gedaan voor de plechtige begrafenis van kardinaal Morlot, Dj Momy en Billault. Zes in 't zwart gehulde en met donkere vederbossen omgeven paarden trekken in statigen tred het lijk. De slippen van het lijkkleed worden gedragen links door de heeren De Sacj, die de Eransche academie vertegenwoordigt, Jub Simon en admiraal Pothau, beiden ministers onder het presidentschap van Thiersrechts door generaal De Cissey, insgelijks minister onder het bestuur van Thiers, Jules Grévy, voorzitter der ontbonden Kamer, en De Vuitry, die vanwege de academie van zede- en staatkundige wetenschappen zijn af gevaardigd. Onmiddellijk achter den wagen volgden drie ceremoniemeesters, dragende op kussens de in rouw gehulde ridderkruisen en andere eere- teekens van den overledene. Hierna kwam, aan den arm van den Bussischen gezant prins Orloff, mevrouw Thiers. Zij had bij 't uitgaan der kerk in haar rijtuig stappende, bij zich mile. Dosne, hare zuster, en mevrouw Jules Simon. Achter de familie de vreemde gezanten. Het geheele personeel van de Belgische ambassade was tegenwoordig. Hierna de geheele linkerzijde van den senaat, dan vier huissiers der ontbonden kamer. Vervolgens de linkerzijde dier Kamer, de leden der Eransche academie in officieel costuum, van het instituut, van den gewestelijken raad der Seine, met rijn voorzitter aan 't hoofd. Hierna een heir van deputatiën uit alle deelen des lands, eene om telbare reeks gemeenteraden. Havre had zes zijner raadsleden gezonden, Lyon, Bouaan en Bijssel ieder vijf, Marseille zeven. De gemeente raad van Bar-le-duc had eene deputatie afge vaardigd met eene rouwkroon, tot opschrift dragende: „k Monsieur Thiers, libérateur du territoire, la ville de Bar-le-Duc reconnaissante. 23 Juillet 1871". Vervolgens, dooreen gemengd en gegroepeerd met den heer Mignet, den ouden schoolmakker en vriend van Thiers aan het hoofd, de kwee- kelingen der Parijsche School van genees- en heel kunde, 't Internaat der hospitalen, de School voor Eraaie Kunsten, de Eransche studeerende jeugd, eenige wetenschappelijke genootschappen en maat schappijen van letterkundige voordrachten, enz. De kleine kerk van Notre Dame de Lorette was geheel in 't zwart gedrapeerd. Langs de wan den van het middenkoor waren breede stukken zwart laken, die rondom het koor hingen, ook het orgel bedekten en de kolommen omhulden. Midden in de kerk stond het rouwaltaar, waarop de kist gedragen werd. Bondom het lijk schaar den zich de verschillende colleges van den Staat. De plechtigheid nam daar te één uur een aan vang. Er heerschte eene diepe stilte; de pastoor der kerk, bijgestaan door zijne twee kapelaans, zong de gewone rouwpsalmen. Daarna weid bei „Dies irze", men zegt door den baryton Lasalle van de groote Opera, gezongen. Spoedig daarna was de lijkdienst ten einde. Zij die bij het rouz- altaar stonden, kwamen beurtelings bij de om die met wijwater te besprenkelen. De dragee namen vervolgens de lijkkist op en brachten die weder op den rouw wagen. De buitenstaande troepen, onder bevel van den generaal De Bruyère, presenteerden het geweer. De voornaamste vrienden en genoodigden namen nu plaats in de voor hen bestemde koetsen, de klaroenen bliezen de „générale" en eindelijk too? de onmetelijke stoet naar Père Lachaise, langs de Bue Le Peletier, de boulevards Montmartre, Po15' Gemengd Nieuws. BUITENLAND. Prankrij k. Pairiatn delexit Veritatem coluit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 2