N\ 5344. A°. 1877. Woensdag 18 Juli. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering ▼an Zon- en Feestdagen, uitgegeven- 8T1DS-B E RICHTEN. SCH UTTER IJ. I) AITBT, A I). PRIJS DEZER COURANT: ▼oor Leiden per 3 meenden.1.10. Franco per postLAG. Afzonderlijke Nommers0.02. PRIJS DER ADVERTENTIES Ten 1—6 regels108. Iedere regel meer0.174. Grootere letters near plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat de Commissie, volgens art. 15 der wet op de Schutterijen, van den 11 April 1827 (Staatsblad n°. 17), benoemd tot het onderzoeken van en beslissen omtrent de redenen van vrijstelling en uitsluiting, zal vaceeren op het Raadhuis dezer gemeente, op Vrijdag den ïO Juli aanstaande, 's namiddags ie iet uren. En worden dienvolgens opgeroepen: 1°. al de zoodanigen, welke aan de loting van dit jaar deelgenomen hebben; 2°. degenen, die sedert de vorige inschrijving alhier zijn komen wonen en geboren zijn in de jaren 1843 tot 1851 ingesloten 3°. zij, die ambtshalve zijn ingeschreven en eenige reden lot vrijstelling vermeenen te hebben 4°. degenen, die na hunne indienststolling bij de Schut terij recht op vrijstelling hebben verkregenalsmede die bij het Bataljon om lichaamsgebreken tijdelijk zijn vrijge steld, en 5°. degenen, die volgens art. 3 L. en M. der wet, als tot nacht- of brandwacht behoorende, lijf- of huis bedienden zijnde, of bedeeld wordende, vrijstelling kun nen erlangen; om zich voor gemelde Commissie te vervoegen, op bo- vengemelden dag, al ware het dat bij hen geen oproe pingsbiljet was ontvangen, ten einde over de ingediende reclames uitspraak worde gedaan, terwijl zij, die alsdan niet verschijnen, geacht zullen worden geene reden tot vrijstelling te hebben en mitsdien, overeenkomstig art. 16 van Zijner Majesteits besluit van den 28 Juni 1828 (Staatsblad n°. hl), voor zooverre zij dienstplichtige nom mers getrokken hebben, bij de Schutterij zullen worden ingelijfd. En wordt deze door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 12 Juli 1877. LEIDEN, 17 Juli. Ter verkiezing van acht leden voor den ge meenteraad zijn heden ingeleverd 325 stembil jetten in de 1ste afdeeliug (stembureel Raadhuis) en 302 in de 2de (stembureel den Burg), Het aantal kiezers bedraagt 747 in de 1ste en 921 in de 2de afdeeling. De Keizer en de Keizerin van Brazilië brach ten heden een bezoek aan deze gemeente. Het plan was dat zij daartoe in den vroegen morgen de residentie per rijtuig zouden verlaten, doch door het minder gunstige weder hadden HH. MM. dit plan opgegeven en arriveerden nu alhier met den trein van negen minuten over negenen. Hun gevolg kwam per rijtuig. Zij werden opgewacht door den burgemeester Dr. W. C. Yan den Bran- deler, die hen tot hun vertrek in den namiddag steeds vergezelde. Bijna alle academische instel lingen werden bezocht, zoomede het Stadhuis, de Pieterskerk, het stedelijk Museum van Oudheden in de Lakenhal, 's Rijks Museum van Oudheden op de Breestraat, de studenten -sociëteit „Minerva" enz. 's Middags gebruikte Dom Pedro d'Alcantara met gevolg in) den Academ. Hortus, waar de kei zerin reeds 's morgens, evenals in de Pieterskerk en elders, afzonderlijk een bezoek had gebracht, een collation. Voor hun vertrek per rijtuig naar de hofstad, werd door hen nog een bezoek aan het Militaire Detentiehuis onder Oegstgeest gebracht. Het hooge gezelschap, in vier rijtuigen gezeten en dat omstreeks vijf uren de stad verliet, trok bij herhaling de nieuwsgierigheid of belangstel ling van velen. Gistsrvoormiddag hebben de Keizer en Keizerin met gevolg, in open rijtuigen, een uitstapje naar Delft gemaakt en er de merkwaardigheden bezich tigd. Des middags te drie uren brachten zij een bezoek aan Z. K. H. Prins Frederik op het Huis de Pauw en maakten een rijtoer door dat schoone buitenverblijf, waarna zij naar Den Haag terug keerden. Prins Albert van Pruisen is gistervoor- middag, komende van Hannover, te 11 uren te Voorburg afgestapt, waar hij even na zijne aan komst, door Hd. gemalin, die reeds eenigen tijd te Scheveningen vertoeft, werd verwelkomd'. Op den huize „Rusthof vau H. K. H. Prinses Marianne werd te twee uren de eerstei steen gelegd van de nieuwe stallen, die bij het paleis worden gebouwd. Vlaggen tooiden het net ingerichte terrein. De steen werd gelegd door het oudste zoontje van Prins Albert van Pruisen op zijn derden verjaar dag. Het opschrift luidt: „Spreuken 4 vers 7, 8, 9. Deze steen is gelegd door Zijne Koninklijke Hoog heid Wilhelm Ernst Alexander Frederik-Hendrik Albrecht, Prins van Pruisen, op den 16 Juli 1877." De Prins is des avonds naar Scheveningen vertrokken ten einde met zijn gezin een gedeelte van het badsei zoen in het zeedorp door te brengen, gelogeerd in het groot stedelijk badhuis. Zaterdag werd te Amsterdam de jaarlijksche vergadering van het genootschap van leeraren aan de Nederl. gymnasia en hoogere burgerscholen ge houden. Het voorzitterschap werd waargenomen door dr. T. J. Halbertsma van Haarlem en de vergadering bijgewoond door de hoogleeraren De Vries en Van Geer uit Leiden, Pekelharing uit Delft en andere honoraire leden. Als plaats voor de volgende vergadering is Amersfoort aangewezen onder presidium van dr. D. Burger, rector aldaar. Dr. W. H. D. Suringar, een der oprichters van het genootschap, werd met algemeene stemmen tot eere lid benoemd. Onder de behandelde punten behoort ook het bij kon. besluit geregelde leerplan aan de gymnasia. Men kwam tot de conclusie, dat dit leerplan in de uitvoering bijna onoverkomelijke bezwaren zou opleveren en zou blijken niet be vorderlijk te zijn aan de ontwikkeling van het hooger onderwijs; maar men besloot tevens geen adres aan den minister van binnenlandsche zaken over dit onderwerp in te dienen, voordat de onder vinding nadere uitspraak zou hebben gedaan. Te Haarlem was gisteren bij het begin der feesten van het honderdjarig bestaan der Maat schappij van nijverheid uit alle openbare gebou wen en vele particuliere woningen de vaderlandsche vlag uitgestoken. Des avonds te 7 uren werden in de raadzaal de directeuren en afgevaardigden plechtig ontvangen door den burgemeester, de wethouders en eenige leden van den raad. Na afloop was er concert op het terrein der buiten sociëteit „Trouw moet blijken", door het muziek corps van het 7de reg. inf. uit Amsterdam. De majoor L. J. J. A. Joost, van het 1ste bat. 8ste reg. infanterie, is bestemd om als hoofd officier te worden toegevoegd aan den inspecteur van het wapen der infanterie. Naar men verneemt is de heer J. C. Van Lier, hoofdredacteur van het „Bataviaasch Han delsblad", den 29sten Mei jl. na eene ziekte van slechts weinige dagen overleden. Onder de prijsvragen, door de koninklijke Belgische academie uitgeschreven, komen de vol gende voor: 1. Een geschiedenis van Jacoba van Beieren, gravin van Henegouwen, Zeeland en Holland, vrouwe van Friesland. 2. Welken invloed hebben de Nederlandsche dichtkunst en de Duitsche dichtkunst op elkander uitgeoefend in de middel eeuwen? (Prijs: gouden medaille en 600 fr. voor N°. 1 en 2). 3. Geschiedenis van het Nederlandsche proza vóór Marnix van St.-Aldegonde. (Prijs 1000 fr.) De antwoorden kunnen in de Neder landsche taal geschreven worden. De oefeningsdivisie onder bevel van den kapt.-ter-zee W. K. Van Gennep, komende van St,-Vincent, is den 19den Juli in de Simonsbaai (Kaap de Goede Hoop) aangekomen. De minister-resident van Brazilië te 's-Ha^e gaf gisteravond bij gelegenheid der aanwezigheid van zijn Keizer en Keizerin eene luisterrijke partij. Onder de eersten van den voornamen kring, die zich in de salons en den schitterend met gas verlich ten tuin bewoog, merkte men op Prins Frederik, vergezeld van zijn adjudant luit.-kol. Barre, de ministers van binnen- en buitenlandsche zaken, koloniën, marine en oorlog, 's Konings com missaris der provincie, en andere militaire en civiele autoriteiten, sommige met hunne dames. Omstreeks 10 uren verschenen H.H. M.M. Zij legden bij de voorstelling eene ougedwongenheid en minzaamheid aan den dag, welke de sympathie van allen won. Gedurende hun bezoek voerde de koninklijke militaire kapel verschillende stukken uit. Z. M. heeft P. M. Brouwer, op zijn ver zoek, eervol ontslag verleend als burgemeester van Zwijndrecht. Uittreksel uit het Gemeenteverslag over 187 6. Het Stedelijk Museum is, behalve de Zondagen en den 3den October, waarop de entrée kosteloos geschiedt, in het afgeloopen jaar door 2932 personen bezocht, waarvoor aan entree gelden ontvangen is f 293,20. De catalogus is dit jaar gedrukt en tegen 30 cents verkrijgbaar ge steld. Hiervan zijn 299 exemplaren tot ultimo December verkocht. Het museum is met twee ge schenken verrijkt geworden, als: 1°. Van den heer A. Verhoog, metselaar en aannemer, een gevelsteen, waarop drie beeldjes voorkomen, afkom stig van het afgebroken gebouw der zeepziederij van den heer Dros, in de Burgsteeg. 2°. Van den heer D. Engelberts, student te Leiden, twee op glas geschilderde wapens van Cornelis Willemszn. Hasius (f 1596) en Johan Pieterszn. Van der Maersche (f 1743), beiden schepenen van Leiden. Voor het Museum is aangekocht: 1°. Een gevel steen, gestaan hebbende voor een huis op de Oude Vest, voorstellende „Jacob worstelende met den Engel". 2°. Een tichelsteen met het jaar 1874, met de spreuk „Plus Oltra", afkomstig van een huis op de Nieuwstraat. 3°. Eenige exem plaren in pennekunst van wijlen onze stadgenooten A. Van der Horn en J. Domus. 4°. De brand op de Hoogstraat en Rijn 3 Oct. 1766, op glas geschilderd. 5°. Een oude stoel uit het laatst der 17de eeuw. Uit het stedelijk archief zijn de oude misboeken uit de helft der 16de eeuw naar het Museum overgebracht. De gemeente-commissie van het Ned. herv. kerkgenootschap heeft zich bereid verklaard om aan het Museum in bruikleen af te staan de vlag die Jhr. Pieter Van der Does (vice-admiraal en schout van Leiden) in 1588 op een der Spaanscbe schepen van de Onoverwinnelijke vloot heeft veroverd en sedert dien tijd in de Pieterskerk is bewaard gebleven. Het voorstel der Commissie voor de bewaring van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst, om het Museum van een paar bliksemafleiders te voorzien, is door den ge meenteraad goedgekeurdzij zijn thans doelmatig geplaatst. Voor het jaar 1877 is aan den gemeen teraad voorgesteld eene som van /"400 op de be grooting te brengen, in plaats van f 700, zooaL totnogtoe voor het Museum geschied is. Ten gevolge der periodieke aftreding van één lid uit den Raad en één uit de Burgerij, zijn opnieuw tot leden dezer Commissie "erkozen de heeren B. F. Krantz en Dr. G. D. J. Schotel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 1