te kunnen bewegen, zijn soldatenpakje tegen bur- gerkleeding verwisseld en zijn uniform naar zijne compagnie teruggezonden. Ook hij had in een paar dagen een aardig sommetje zoek gemaakt. Beiden zijn overgeleverd aan de militaire autoriteit. Dinsdag-ochtend is bij deoefeningen in het kamp te Teteringen een paard met zijn ruiter (een kanonnier) gevallen. Het paard bleef op de plaats doodde berijder werd met gebroken been in gevaarlijken toestand naar het hospitaal vervoerd. Maandag-ochtend ontwaarde men dat in een arbeidershuisje, even buiten Hattem, waarvan de bewoners afwezig waren, buiten- en binnen- braak had plaats gehad en dat de laden eener chiffon nière, een kastje en een kist waren opengebro ken. De vrouw des huizes, hiervan onderricht, kwam denzelfden dag nog terug en miste niets anders dan acht rijksdaalders uit een doosje, waarin zich twintig rijksdaalders hadden bevonden. Het is de politie gelukt de schuldigen, zijnde een in die buurt wonende daglooner en zijn ruim 16-jarige zoon, op te sporen, die dan ook reeds hebben bekend het feit bedreven te hebben. Zij zijn naar Zwolle overgebracht. De jeugdige gauwdief heeft mede nog bekend schuldig te zijn aan twee dief stallen, die vóór eenigen tijd aldaar plaats hadden. Dinsdag-nacht omstreeks halftwaalf hoorden te Groningen twee agenten van politie in de richting van de draaibrug, liggende over het Noordwillemskanaal, om hulp roepen. Zij be gaven zich ijlings derwaarts en vonden daar een onbekenden man liggen met eene zeer diepe snede in den hals. Bedoelde persoon, een schipper, naar het politie-bureau gebracht, waar hem onmiddellijk geneeskundige hulp werd verleend, verklaarde, dat hem die verwonding was toegebracht door een anderen schipper, genaamd H. H. J., liggende met zijn schip in het spoordok, dien hij in een tapperij had ontmoet. Na daar een borrel gedronken te hebben, waren zij te zamen weggegaan. Onderweg ontstond er tusschen hen eene kleine woordenwis seling, die zoo hoog liep, dat J. hem met een zakmes de wonde toebracht en zich daarna alleen naar boord begaf. Eenige agenten brachten om streeks 1 uur H. H. J. naar het politie-bureau. Na door den commissaris te zijn gehoord, werd hij, hoewel alle schuld ontkennende en zich door leugens trachtende te dekken, in verzekerde bewa ring gesteld. De verwonde is F. d. W., oud 45 jaar, geboren te Harlingen, gedomicilieerd te Groningen. Door de politie te Amsterdam is gis ternamiddag eene vrouw gearresteerd, welke, in den afgeloopeu nacht dronken te huis gekomen, zich met hare zuigeling, een aanvallig meisje, te slapen gelegd en het arme wicht doodgedrukt had. In den morgenstond schudde eene buurvrouw de moeder wakker en vond het kind levenloos aan hare zijde. Negen maanden geleden is de pastoor Fleischhauer, te Huckarde, nabij Dortmund, in hechtenis genomen, als verdacht van vervalsching in officieele stukken. Hij is bijna 70 jaar oud, heeft altoos zeer spaarzaam geleefd en een ver mogen van ongeveer 30,000 thaler. Bij onderzoek bleek, dat hij zich in de laatste tien jaren aan ver over de honderd vervalschingen had schuldig gemaakt, waarvan er slechts 54 in aanmerking konden komen, omdat de overige verjaard waren. Bij de behandeling zijner zaak op 5 dezer voor de rechtbank van gezworenen te Hamm bekende hij al die vervalschingen ten nadeele der kerk en armenkassen te hebben gepleegd om persoon lijk voordeel. Ten einde ze ongehinderd te kunnen verrichten, had hij gezorgd het beheer over de kerkelijke gelden geheel en al in handen te krij gen. De rechtbank heeft hem in al de 54 geval len schuldig verklaard en slechts voor drie gevallen verzachtende omstandigheden in aanmerking ge nomen. Hij is veroordeeld tot vijf jaren tucht huisstraf en verlies van burgerlijke eer. Dinsdag-avond is een tienjarige knaap al spelende in het Mallegat te Delfshaven gevallen en er levenloos uitgehaald. Te Schijndel is Dinsdag-avond aan een achtjarig kind, dat in de gemeenteweide speelde, door een der daarin loopende paarden een zoo danige slag toegebracht, dat het kind op de plaats is doodgebleven. Een oppassend werkman te Steen- wijk, de timmerman De B., kreeg Maandag op zijn werk een wonde aan de hand, met het treurig gevolg, dat de man een paar uur later den geest gaf. De arm was vreeselijk opgezwollende dokter constateerde venijn, en alle in 't werk gestelde pogingen om hem te redden waren vruchteloos. In een brief uit Simnitza geeft een berichtgever der Londensche „Times" eene schil dering van het kozakkenkamp aldaar. Drie regi menten waren van den Don, een van Terek en een van Kuban. Die van Terek vierden feest, o. a. op deze wijze. Binnen een wijden kring werd ge danst. Soldaten uit hetzelfde regiment traden twee aan twee op en voerden een soort van ballet uit. Zij stonden op hunne toonen, bewogen zich voor- en achterwaarts, bogen de armen, hieven die op en lieten ze neer naar zekere kadans, en wanneer de dans afgeloopeu was maakten zij eene sierlijke buiging voor de omstanders, die al dien tijd in de handen de maat hadden geklapt. De muziek was barbaarsch en werd voortgebracht door middel van twee trommen en een piepend instrument, dat veel had van eene geborsten klarinet, gepaard met een woest gezang van de toeschouwers. Valsch was het gezang niet, maar de wijs allereenvoudigst, bestaande uit niet meer dan drie of vier noten, welke rijzende en dalende iets uitmaakten, dat bij gebreke aan een beteren naam eene melodie mocht heeten. Na eenige dansen gaven zeven mannen elkander den arm en anderen klauterden op hunne schouders, aldus een dubbelen kring vormende. Dit geschiedde uiterst snel en daarop bewoog zich de levende kooi op de maat der wilde muziek in het rond. Terwijl deze mannen grijnzend en gillend, onder de toejuiching der overigen, aldus rond draaiden, sprongen twee anderen, in lompen gehuld, in genoemde kooi en begonnen al dansende eene pantomime, met veel gebaren en geschreeuw. Ze deden alsof zij elkander te lijf wilden, maar we- derkeerig door vrees werden teruggehouden. Hun spel was voortreffelijk en vol grappen, welke het daverend gelach der toeschouwers wekten. Werke lijk geleken ze twee hansworsten in een paarden spel, terwijl de levende kooi niet ophield om hen heen te zwieren. De woeste gezichten der menigte waren verwrongen van het lachen en dit klonk als een gebrul of gegrom. Niettemin bleef de tucht bewaard, want op een enkel woord van een officier schaarden zij zich in gelid en gehoorzaamden ter stond den minsten wenk, steeds voor dezen of genen vreemdeling plaats makende, opdat hij zien kon wat er voorviel. Eindelijk waren de vertooners moede en de kooi spatte uiteen, waarop twee andere kozakken met dolken in de hand een krijgsdans uitvoerden, elkander dreigende en zich zeiven voor de leus stekende, zelfs vlak onder de oogen. Een hunner schepte er een woest vermaak in, de pun ten der beide dolken zich over de huid te trekken tot het bloed te voorschijn kwam. Van de rijkunst der kozakken, wier paarden hij als leelijk en klein, maar taai beschrijft, geeft de berichtgever het volgend staaltje: In een oogwenk was er ruimte gemaakt voor eene renbaan. Eene bonten muts werd neergeworpen en terstond zette eeue reeks van ruiters het op een galop. Bij de muts gekomen, slingerde de een na den ander zich om zijn zadel, zoodat hij met de hand den grond raakte, en greep er naar. Niet weinigen misten en sommigen deden een geduchten val; maar wanneer er ook een zandruiter werd, al rolde hij om en om als een bal, den teugel liet hij niet los en zijn klein paard bleef in vollen ren staan. Op zonderlinge wijze liet een kozakken-officier uit het hoofdkwartier van den grootvorst met zich omspringen, die het kamp een bezoek bracht. Wij dronken op zijne gezondheid, zegt de correspondent, „en de mannen namen hem vierkant op, hem verscheidene malen omhoog werpende en weder opvangende. Hij was dik en zwaar, maar hem droegen stevige armen en hij vloog op en neder als een gepluimde raketbal, totdat ze hem, op een woord van den kolonel, op zijne voeten zetten." Er is een verslag openbaar gemaakt van professor Gerstiicker, over zijn onderzoek omtrent de coloradokevers op het aardappelveld bij Mülheim. Toen hij aldaar in den ochtend van 28 Juni aankwam, was de verbranding van het gewas op het besmette gedeelte reeds afgeloopeu en was men met de omliggende plekken bezig. Op zijn advies besloot de commissie van toezicht, het eerstgenoemde gedeelte te doen omgraven, om te onderzoeken of er, niettegenstaande de oppervlakte door brandende petroleum was gezuiverd, wellicht nog kevers of larven in den grond verborgen zaten. Daar het omploegen niet gemakkelijk ging, werden er twaalf man aan het graven gezet. 'Het eerste uur vond men niets; doch verderop kwa men er werkelijk, tot op eene diepte van vier duim beneden de oppervlakte, kevers en larven te voorschijn, met het gevolg dat er in den loop van dien voormiddag een zestigtal larven, waar onder vele in reeds zeer ontwikkelden toestand, werden verzameld. Met het oog op de waarschijn lijkheid dat alzoo, in weerwil van de verbranding op de oppervlakte, het onheil zich later opnieuw zou hebben voorgedaan, leverde derhalve deze proefneming een hoogst gewichtig resultaat. Prof. Gerstacker kon niet aannemen, dat de kevers, die bij de ontdekking van het kwaad op het veld waren gevonden, in den toestand van vergevor derde ontwikkeling uit Amerika zouden zijn over gebracht. Wel verklaart hij, deze meening dei commissarissen niet met feiten te kunnen tegen spreken, doch zijns inziens waren de kevers op Duit- schep bodem tot ontwikkeling gekomen. Hij leidde dit af, deels uit hunne nog scherpe kleur, deels uit andere waarnemingen. Het bericht dat ook te Vlotho, in Westfalen, colorado-kevers waren gevonden, blijkt ongegrond te zijn. BUITENLAND. Frankrij k. Het „Bulletin des Communes" behelsde voor een paar dagen het volgende: „De kiezers zullen niet aarzelen eene keus te doen tusschen Mac Mahon, die zijn bloed gestort heeft voor Frank rijk, en den onbekwamen en rijk geworden dictator, wiens naam verbonden is aan Frankrijks ramp spoeden." Vermoedelijk zal de bedekte aanval op Gambetta, gelegen in de uitdrukking „rijk ge worden", aanleiding geven tot een proces. De „République fran9aise", het orgaan van Gambetta, zegt namelijk: „Den heer De Fourtou is een woord ontvallen, waarin een strafbare aantijging ligt opgesloten. Die aantijging, in een officieel stuk voorkomende, staat wel is waar beneden onze verachting, maar niet boven de strafrechtelijke verantwoordelijkheid. Er zijn rechters in Frankrijk.'" Maandag hebben deputation van de Kamers van koophandel uit de departementen van het Noorden, der Som me en der Aisne hare opwach ting gemaakt bij de ministers De Broglie, De Fourtou en De Meaux. Zij hingen een somber tafereel op van de linnen-, katoen- en metaal industrie in voornoemde gewesten, der regeering verzoekende niets omtrent de beraamde wijzigin gen der uit- en invoerrechten te beslissen alvo rens een nauwkeurig onderzoek naar den eigen lijken staat van zaken te hebben ingesteld. De ministers antwoordden, dat zij ten dezen niet vrij waren, aangezien het vorige bewind in het laatst van April aan Engeland voorstellen gedaan had, waarop nog wel geen antwoord ontvangen, maar waardoor de regeering toch min of meer gebonden was. Van Engeland hing dus de beslissing groo- tendeels af, dat echter nog tot geen besluit scheen gekomen te zijn. In elk geval kon nu aan geene oplossing worden gedacht en vóór de bijeenkomst der kamers zou de regeering de belangen der Fransche industrie overwegen, onderzoeken en ter harte nemen. Vervolgens hebben de deputatiën zich naar den president der republiek begeveD, die gelijkluidende verklaringen aflegde. De „Fran9ais" zegt dat de president der republiek voornemens is eene reis in het midden en het zuiden des lands te doen, maar dat om trent de plaatsen, welke hij bezoeken zal, nog niets bepaald is. De Duitsche generaal Von Fabrice is te Parijs aangekomen en onmiddellijk daarna is een buitengewone ministerraad gehouden, die tot ver schillende geruchten aanleiding heeft gegeven. De regeering heeft nu doör „Havas" laten verklaren, dat die geruchten allen grond missen. Duitsclilancl. Naar aanleiding van het, thans uitgevaardigd verbod op den uitvoer van paarden deelt de „Po- sener Zeitung" o. a. mede: Oostenrijk had reeds sinds een jaar, Rusland sinds een half jaar den uitvoer verboden. Dientengevolge zijn er in de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 2