N°. 5323
A0. 1877.
23 Juni.
Zaterdag
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
8 T A 1) S-B E RICHTEN.
HET BELASTING-ONTWERP.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PKIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden71.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regelsf 1-05.
Iedere regel meer0.17J.
Grootere letters naar plaatsruimte.
BURGEMEESTEE en WETHOUDERS van
LEIDEN rekenen het zich een aangenamen
plicht, aan allen die tot de brandweer behoo-
ren, aan de eigenaars en bedienden van bijzon
dere spuiten, aan de dienstdoende Schutterij, aan
het garnizoen, alsmede aan de burgerlijke be
ambten tot handhaving der orde geroepen, en
niet minder aan zoovele ingezetenen die hunne
diensten welwillend verleenden, hunnen bijzon
deren dank te betuigen voor de krachtdadige wijze
waarop zij als om strijd samenwerkten tot stuiting
van den brand die op den 20sten dezer maand
binnen deze gemeente heeft gewoed. Aan den voor-
treffelijken geest, de beradenheid en den onver-
moeiden ijver, die allen bezielde, brengen zij gaarne
openlijk hulde. Zij houden zich toch overtuigd
dat het alleen door die eendrachtige samenwerking
mogelijk was den voortgang der vlammen te be
teugelen en het gevaar af te wenden dat ook
andere panden bedreigde, die nu gelukkig ge
spaard bleven.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 22 Juni 1877.
Door allen, voor wie het woord billijkheid wat
meer is dan een klank, zal met belangstelling
kennis zijn genomen van den inhoud van het
„concept-raadsbesluit, regelende de heffing van een
plaatselijke directe belasting te Leiden."
Inderdaad, hier mag wel sprake zijn van een
„lang gevoelde behoefte". Of blijkt niet uit de
bijgevoegde toelichting, dat er reeds meer dan elf
jaren zijn verloopen, sinds een voorstel van Burg.
en Weth. om door eigen aangifte of ambtshalven
aanslag het belastbaar inkomen vast te stellen,
aan den Raad werd ingediend Het valt dan ook
niet te betwijfelen of, wanneer het tegenwoordige
concept-besluit mocht zijn goedgekeurd en in wer
king gebracht, men zich zal verwonderen, dat niet
reeds geruimen tijd vroeger het thans nog vigee-
rende gebrekkige belastingstelsel werd vervangen
door een in den geest van het nu voorgestelde.
Brachten wij toch tot dusver een verteringsbe
lasting op, die uit den aard der zaak slechts een
deel van het inkomen treft, thans wil men over
gaan tot de invoering van eene belastingheffing
direct naar het inkomen der ingezetenen. Van
alle inkomsten dus zal volgens het concept be
lasting worden betaald, en daarin is juist de grootere
billijkheid gelegen.
Toch is het nog de vraag, of men zelfs langs
dien weg de grootst mogelijke billijkheid zal be
reiken. De betrekkelijke waarde toch van de ver
schillende rubrieken van inkomsten is naar onze
meening niet volkomen dezelfde. Van een inkomen
van f 2000 b. v., uit onroerende bezittingen voort
spruitende, van de rente van een klein renteniers
kapitaal dus, zal het vrij wat minder opoffering
kosten een zekere som aan belasting op te brengen
dan van een zelfde inkomen, dat slechts ten koste
van groote inspanning, b. v. door geestesarbeid,
vSnVe,\ ?eDf Wilde men iu dit opzicht volledige
billijkheid betrachten, dan moest men naar onze
meening percentsgewijze minder heffen van een
door arbeid verkregen inkomen dan van de jaar-
lijksche renten, afgeworpen door effecten, vaste
goederen euz.
Bovendien, voor zoover die arbeidsopbrengst
voortvloeit uit een vaste betrekking, waaraan een
bekend inkomen verbonden is, zal hij, die zulk
een betrekking bekleedt, zonder dat hij inkom
sten van anderen aard bezit, naar evenredigheid
de zwaarste lasten moeten opbrengen. Van de zoo-
danigen toch alleen is het zuivere inkomen door
B. en W. met juistheid te bepalen, omtrent alle
andere ingezetenen blijkt de opgave vrij proble
matisch. Wij weten wel, dat art. 16 bepaalt, dat
bij onvoldoende of te lage aangifte, ter beoor
deeling van B. en W., de belanghebbenden, na
te zijn gehoord of opgeroepen, door B. en W.
ambtshalve worden aangeshlgen, maar in niet
weinige gevallen zal het voor het Dagelijksch
Bestuur ten eenenmale onmogelijk zijn, ook slechts
bij benadering het inkomen der belastingschul
digen te bepalen. Zij zullen daarbij veelal in aan
merking moeten nemen de huurwaarde, de levens
wijze, voor zoover die naar buiten valt op te
merken, enz. en dus ten slotte toch komen tot
een verteringsbelasting. Summa summarum, de
in te voeren inkomstenbelasting zal het zwaarst
drukken op ambtenaren zonder vermogen en met
een bekend inkomen.
Of wij daarom niet ingenomen zijn met het
beginsel, neergelegd in een inkomstenbelasting?
Ongetwijfeld ja, maar daarom zijn wij niet blind
voor de gebreken, die ook haar aankleven, en
waaronder wij ook nog meenen de eigen aangifte
te moeten rangschikken, een naar ons oordeel vrij
onzekere grondslag, dewijl menigeen op het punt
van belasting betalen wel eens wat subjectief is
en er zoo goedkoop mogelijk tracht af te komen,
om nog niet te spreken van gevallen van opzet
telijk foutieve opgave, die wellicht menigvuldiger
zullen voorkomen dan men zoo oppervlakkig zou
denken.
Maar ondanks dat alles wij herhalen het
begroeten wij het ontwerp als een schrede voor
waarts op den weg der billijkheid, voor oogen
houdende dat, al schuilen er ook hier gebreken,
waaraan wellicht voor een gedeelte kan worden
tegemoet gekomen, men het betere niet moet ver
werpen, omdat het beste niet te bereiken is.
LEIDEN, 33 Juni.
Gisternamiddag had in de Bestuurderskamer
van het Academisch Ziekeuhuis eene eigenaar
dige plechtigheid plaats. Onze lezers zullen zich
herinneren, dat het Bestuur van het Leidsch
Comité van het Roode Kruis besloten heeft, tel
ken jare twee of drie premiën, elk van f 50, uit
te loven voor die mannelijke of vrouwelijke zie
kenoppassers, die zich in dat jaar door bekwaam
heid en plichtsbetrachting hebben ouderscheiden.
Op voordracht van het Bestuur van het Acade
misch Ziekenhuis werd nu door het Bestuur van
het Comité, in tegenwoordigheid van den heer
Secretaris van 't Bestuur van het Academisch Zie
kenhuis, van den heer Directeur en de voornaam
ste beambten, deze premie uitgereikt aan Cornelia
Perdijk, oppasseres in de heelkundige afdeeling,
met een sierlijk getuigschrift, dat tevens dient tot
aanbeveling van baar als zieken oppasseres, wan
neer zij eenmaal hare betrekking aan het Zieken
huis zal hebben verlaten. De hoogleeraar Polano,
voorzitter van het Comité, bood haar dit aan met
eene hartelijke toespraak, die diepen indruk maakte
op alle aanwezigen en niet het minst op de ge
lukkige bekroonde, die iD een paar woorden aan
hare ontroering lucht moest geven. Moge deze
plechtigheid een spoorslag zijn voor het overige
personeel en zoo de goede vrucht dragen, die het
Comité hoopt te verkrijgen, de vorming van be
kwame ziekenverplegers ten dienste van het Roode
Kruis, maar vooral ten nutte der bewoners van
Leiden en omstreken.
In de vergadering van de Maatsch. der
Nederlandsche letterkunde werd door den hoog
leeraar dr. A. Kuenen na opening der bijeenkomst
het overlijden onzer Koningin in de volgende
woorden herdacht:
„Aan haar, die ten grave werd gedragen,
wijden wij onze eerste gedachte; de zware slag,
die ons Vorstelijk Huis en gansch Nederland heeft
getroffen, mag niet onvermeld blijven. Diep be
seffen wij, dat wij door het afsterven der Koningin
als volk armer zijn geworden. Zij versierde den
troon, dien zij bekleedde. Zij had ons volk lief,
zijne geschiedenis, zijne taal, zijne letterkunde.
Hare nagedachtenis zal ook onder ons in eere
blijven. Mogen hare koninklijke gaven, hare vorste
lijke talenten worden voortgeplant in hare Zonen,
tot bevestiging van het verbond tusschen Oranje
en Nederland, dat wij als den hechten steun vau
ons onafhankelijk volksbestaan waardeeren, en als
vrije mannen der Nederlandsche letterkunde met
al onze macht in stand wenschen te houden."
John Lothrop Motley herdenkende, zeide hij Met
zijne drie groote werken heeft hij eene der groot
ste weldaden aan ons volk bewezen. Wij hebben
eene geschiedenisaan Motley de dank en de hulde
dat zij nieuw leven heeft ontvangen, nieuwe liefde
gewekt. Hij heeft het licht, over onze historie ont
stoken, heinde en verre doen schijnen. Toen de
edele Vorstin den vrijen zoon van Amerika als
gast in haar paleis ontving en eene plaats inruimde
aan zijne beeltenis in een barer zalen, handelde
zij in den geest en in den naam van ons gansche
volk. Haar naam en zijn naam mogen in de ge
schiedenis dezer Maatschappij in onze herinnering
verbonden blijven.
Een daverend applaus was de uitdrukking der
volle sympathie, welke het woord van den Voorzitter
wekken mocht.
Bij het admissie-examen voor de hooge-
school alhier hebben zich van de 135 adspiranten
24i onder het examen teruggetrokken en zijn 48
toegelaten.
De heer W. II. J. Baart de la Eaille, pred.
bij de Ned. herv. gemeente alhier, heeft voor de
beroeping naar Veenendaal bedankt.
De heer L. Heyboer, hulponderwijzer alhier,
is benoemd tot hoofdonderwijzer te Scherpenisse.
In de gisteren te Amsterdam gehouden ver
gadering van de Maatschappij tot bevordering der
Toonkunst werd door den secretaris verslag uitge
bracht. De algem. afdeeling won 12 leden en telt
er thans 163; in 't geheel telde de Maatschappij
14 afd. met, 3345 gewone leden (waaronder 33
donateurs), 123 leden-kunstenaars, 118 honoraire en
33 corresp. leden, 32 leden van verdienste en 1
buitengewoon eerelid (Z. M. de Koning). De
muziekscholen wonnen in 1876 weder 182 leer
lingen, van welke Rotterdam 50 en Utrecht 83
Haarlem en Zierikzee gingen mede een weinig
vooruitAmsterdam, Enkhuizen en Goes bleven
omstreeks op dezelfde hoogte. Te Alkmaar werd
een zangschool geopend, die reeds 58 leden telt.
De fmancieele toestand was gunstig. Uit het kun
stenaarsfonds is in de eerste drie kwartalen van
1876,77 steun verleend aan 16 weduwen en 9
bedaagde kunstenaarsiu de laatste dagen hebben
zich echter weder eene weduwe en een hulpbehoe
vend kunstenaar om ondersteuning aangemeld, waar
tegenover staat, dat een bedaagd kunstenaar over
leden is, zoodat het cijfer thans 17 weduwen en
9 kunstenaars bedraagt. De uitkeeringssom bedroeg
f 2596.50,