gekomen. De "Rhone zal waarschijnlijk niet uit hare oevers treden en men hoopt, dat de val van de Saone flink doorzetten zal. Ook uit St.- Petersburg wordt gemeld, dat het lenteweder er is ingetreden. Verleden Vrijdag kwam er een plotselinge verandering in de weersgesteldheid en nam de dooi een aanvang. De sneeuw smelt weg en zal spoedig geheel verdwenen zijn. De afgeloo- pen winter is de strengste eu langdurigste, dien men sedert vele jaren in Rusland heeft beleefd. Te Palermo h eeft d e politi e ten hui ze van zekeren barbier Lo Bianco twee beruchte struikroovers gevangengenomen, de gebroeders Alfano namelijk, op wier hoofd door verschillende gemeenten sommen van te zamen ongeveer 8000 lira's gesteld waren. Bovendien zijn nog eenige andere booswichten gevat, de laatst en van de be faamde bende der Sambuchesi. Zij waren, zegt de „Diritto", in het bezit van veel goud en een aantal amuletten. Eene ontzaglijke menigte volks geleidde de gevangenen naar den kerker, op aller lei wijze hare vreugde lucht gevende. De Mormonen-bisschop John D. Lee werd, zooals reeds kortelijk gemeld is, ter dood gebracht op dezelfde plaat3 waar in 1857 het moordtooneel op de Mountain Meadow plaats had. Hij moest er in een wagen van Salt Lake City af heengebracht worden en als de Mormonen eenige sympathie voor hem gevoeld hadden, zouden zij hem onderweg gemakkelijk hebben kunnen bevrijden. In 't geheel, 't militair escorte mede- gerekend, waren er een 80tal personen bij de executie tegenwoordig. Zoodra men aangekomen was, moest Lee uit den wagen klimmen. „Marshal" Nelson las het vonnis van 't hof voor en vroeg Lee of hij iets te zeggen had vóór 't vonnis ten uitvoer zou worden gelegd. Lee zag snel rond, en toen hij den photograaf Fenimore zag, gereed om een photographie van hem te nemen, vroeg hij of hij dien mocht spreken. „Ik verzoek u een gunst," zeide hij, „zend aan mijne drie vrouwen Rachel A., Emma G., en Sarah C. elk eene photographie van mij." Toen poseerde hij, en 't portret werd genomen. Daarna zeide hij dat hij zich aan zijn lot onderwierp en zoo kalm was als een zomer ochtend. Hij had zijn uiterste best gedaan om den moord tegen te gaan, maar 't was hem onmogelijk geweest. De Vereenigde Staten verloren in hem hun besten vriend en zij die bevel tot den moord gegeven hadden, hadden zich allerschandelijkst tegenover hem gedragen. Hij werd daarna op de plaats gebracht waar de vermoorde emigranten hun laatste kamp hadden opgeslagen; hij kon het opschrift op het kruis voor de slachtoffers opgericht „Mij is de wrake, ik zal vergelden, zegt de Heer gemakkelijk lezen. Hij ging rustig op de voor hem bestemde doodkist zitten, zag de scherp schutters koel aan en verzocht dat zij hem in 't hart zouden schieten en zijn lichaam niet verminken. Lee werd geblinddoekt, en stierf, op twintig pas afstand getroffen, onmiddellijk. In de geschreven verklaring die hij achterlaat, geeft hij eene ijzingwekkende beschrijving van het bloedbad en vertelt verscheidene episoden waarin hij tusschenbeide wilde treden om den moord aan vrouwen en kindereu van de emigranten te ver hinderen. Aan 't slot zegt hij„Ik heb deze ver klaring geschreven om na mijn dood ten voordeele van mijne familie in 't licht te worden gegeven. Ik ben met een vriend overeengekomen om na mijn dood hetzelfde te doen met tal van feiten, die betrekking hebben op andere zaken die in verband staan met de misdaden der Mormonen, die onder de heerschappij der priesters bedreven zijn in het tijdperk beginnende nog vóór de slach ting van Nauvo tot den tegenwoordigen tijd, om ze te openbaren ten voordeele van mijne familie, en opdat de wereld bekend moge worden met al de snoode daden die den weg der heiligeu hebben gekenmerkt, van de organisatie van de kerk der heiligen der laatste dagen af tot het tijdperk toe waarop een al te buigzaam werktuig de pen nederlegt om te staan tegenover de trompen der geweren der scherprechters, om te boeten voor daden waaraan hij niet meer schuld heeft dan an deren die heden ten dage de priesterkleeding dra gen en leven van de tienden van een bedrogen, door priesters overheerd volk. Mijne autobiographie zal, als zij gepubliceerd wordt, de oogen der wereld openen voor de gruweldaden der Mormonenhoofden, «n zal tal van bijzonderheden bevatten over de ijzingwekkendste misdaden, die in Utah bedreven zijn misdaden die, als zij behoorlijk vervolgd worden, menigeen zal doen dalen van den hoogen zetel, dien hij thans in de kerk bekleedt, om de beleedigde justitie op de galeien te verzoenen." Zondag werd in het Palais-Ducal te Brussel eene tentoonstelling geopend van teeke- ningen in waterverf, welke plechtigheid door den koning en de koningin werd bijgewoond. Eenige oogenblikken na hunne aankomst is de eere-voor- zitter van het genootschap der aquarellisten, de heer Madou (wiens overlijden reeds per telegraaf gemeld werd), door eene beroerte getroffen, buiten kennis neergevallen, en ofschoon men aanvankeltjk de zaak zoo erg niet iuzag,. Dinsdag bezweken. li o o htzaken. Gisteren stond voor het hof te Amsterdam terecht Jan Van den Bratel, beschuldigd van op 27 Nov. jl. 's avonds om halftien op den Baarn- schen dijk onder Baarn, Cornelis Keyzer moed willig met een steen tegen het hoofd te hebben geworpen, ten gevolge waarvan deze eene maand later overleden is. Uit de verklaring der getuigen bleek, dat in den avond van 27 Nov. besch., die met eenige personen, waaronder de verslagene, na de trekking eener loterij te Baarn te hebben bij gewoond, naar huis keerde, onderweg met een zekeren Schoonderbeek gevochten had, in welk gevecht de verslagene zich slechts gemengd had, om te verzoeken S. niet te mishandelen. Ten ge volge van dat verzoek keerde besch. zich tot Keyzer en wierp dezen op den grond. Door hunne kameraden werden zij gescheiden; kort daarna werd Keyzer met een hard voorwerp, waarschijnlijk een steen, boven het oog in het voorhoofd ge troffen, waardoor hij dadelijk ineenzakte. De vol gende dagen klaagde de verslagene over hoofdpijn, hoewel hij gewoon werk bleef verrichtende dokter kwam, maar aan dezen werd niet de ware reden van de ongesteldheid medegedeeld, hetgeen ge schiedde op verzoek van den zieke, die met besch. eiken dag werkte. Eerst later werd het hersen- lijden openbaar, doch ook toen werd het ongeval geheim gehouden. Een der getuigen heeft bepaald gezien, dat de besch. het voorwerp gegooid heeft, daarna zelfs van een stapel weer twee steeuen nam, met het oogmerk naar Keyzer te willen gooien. Ook de broeder van den verslagene heeft gezien, dat de besch., dien hij vasthield, daar deze zijn broeder opnieuw te lijf wilde, toen twee steenen liet vallen. De anderen konden dat niet verklaren, wel dat de steen uit de richting kwam waar besch. en niemand anders stond. Weinige uren voor den dood van Keyzer, heeft besch. aan diens broeder gezegd: „het spijt me Cornelis met een steen geworpen te hebben", en aan diens sterfbed ver giftenis gevraagd, welke door de verslagene ook geschonken is. De deskundigen beweren dat Keyzers dood het gevolg is van een krachtig aangebracht geweld met een hoekig, puntig voorwerp, ofschoon de mogelijkheid bestaat, dat bij een meer zorg vuldige behandeling, de wonde geen doodelijken afloop zou gehad hebben. Besch. ontkent Keyzer geworpen te hebben met een steen. Volgens de getuigen is hij een goedhartig man wanneer hij geen drank heeft gebruikt, doch een zeer gevaarlijk sujet zoo dit heeft plaats gevonden. Het O. M., waargenomen door mr. H. J. Kist, besprak twee puntenis het werpen door besch. van een steen bewezen, en is de verwonding de oorzaak van den dood Die vragen werden door hem bevestigend beantwoord. Hij requireerde een tuchthuisstraf voor den tijd van 6 jaren. Mr. Haas bestreed dit requisitoir. BUI'! ENLAND. Duitschland. De keizer zal zich in het laatst dezer maand naar Baden begeven, ter bijwoning van het feest der 25-jarige regeering van den groothertog. Van daar wordt hij den 30sten te Straatsburg verwacht, alwaar hij den volgenden dag zal deelnemen aan de gedachtenisviering van de stichting der uni versiteit en de eerste spade zal steken voor den aanleg van het nieuwe universiteitsgehouw. Vol gens het voorloopig reisplan, medegedeeld door de „Vossische Zeitung", zal hij ook Hagenau en Metz bezoeken. België. De tegenwoordige stand van de pogingen, door den koning van België aangewend om een inter nationaal onderzoek van Centraal-Afrika in het leven te roepen en de slavernij tegen te gaan, is deze: De koning van Zweden, de koning van Saksen, de groothertog van Saksen-Weimar, de groothertog van Baden, grootvorst Constantijn van Rusland, aartshertog Karei Lodewijk van Oosten rijk en de kroonprins van Denemarken hebben den titel van honorair lid van het comité aan genomen. Nationale commissies zijn gevormd ge worden in Duitschland onder voorzitterschap van vorst Hendrik v. Reuss, in Oostenrijk onder voor zitterschap van den minister van financiën, baron Von Hoffmann. In Nederland is voorzitter Z. K. H. prins Hendrik der Nederlanden, in Spanje koning Alphonsus, in Italië prins Humbert. In Frankrijk, Zwitserland en de Vereenigde Staten worden commissies gevormd. Het Engelsche geo- graphische genootschap heeft niet kunnen over gaan tot de vorming eener commissie op den grondslag der Brusselsche conferentie, maar het heeft een zelfstandig Engelsch fonds gecreëerd voor 't onderzoek van Afrika. Het staat onder bescherming van den prins van Wales. De Belgische commissie heeft reeds belangrijke sommen bijeengebracht. Tegen 't eind van Februari had zij bijna 116,000 fr. in kas, waarbij dan nog 35,000 kwamen, den koning door vreemde lingen toegezonden. Bovendien is nog voor niet minder dan 136,000 fr. ingeschreven, die eiken dag opgevraagd en in de kas kunnen gestort worden. In 't geheel bezit men dus reeds eene som van ruim 330,000 fr., die, uitgezet tegen 4 pet., een inkomen zal geven van ruim 13,000 fr. Dewijl bovendien voor ongeveer 110,000 fr. aan jaarlijksche bijdragen is ingeschreven, kan men van 1 Januari 1878 over een jaarlijksch inkomen van bijna 123,000 fr. beschikken. Binnenkort zal een internationale conferentie belegd worden, om een definitief plan van onderzoek vast te stellen. JEC.usla.xid. Volgens de „Kölnische Zeitung" is het pro tocol in 't kort van dezen inhoud„het stuk geeft in de eerste plaats een historisch overzicht der jongste gebeurtenissen, constateert dat de een stemmigheid der mogendheden volkomen is ge bleven, neemt akte van 't sluiten des vredes tusschen Turkije en Servië, drukt de hoop uit dat ook de vrede met Montenegro spoedig vol gen zal en neemt er akte van, dat de Porte zelve haar wensch kenbaar maakte om tot de toepas sing der hervormingen en tot de verbetering van het lot der Christenen over te gaan en aan de mogendheden bij voorbaat 't recht toe te kennen, door hare agenten over de vervulling van dezen wensch te waken en later omtrent de middelen te beschikken om deze vervulling te verwezenlijken." Over de ontwapening der legers en over de aan neming van dit stuk door de Porte, voegt de „Köln. Zeit." er bij, houdt het protocol geen enkel woord in. Wordt het protocol reeds heden aan Engelsche Parlement medegedeeld, dan zal spoedig blijken in hoeverre dit uittreksel met het origineel overeen stemt. Voor 't oogenblik is dan ook zeker interessanter hetgeen de „Kölnische Zeitung" aan deze mededeeling laat voorafgaannauwe lijks was de Fransche ambassadeur te Londen, markies d'Harcourt, met het onderteekende protocol te Parijs aangekomen, zegt zij, of een troepje financiers, aan wier hoofd het senaatslid Germain stond, wierp een balletje van „de inter nationale Russische vredesleening" op. Met welk succes meldt 't blad niet, maar een harer cor respondenten te Parijs schrijft van Maandag: „Omtrent Russische pogingen tot 't sluiten eener leening hoor ik, dat een vertegenwoordiger eener groote bankinrichtiug alhier vóór ongeveer 8 dagen uit St.-Pelersburg is teruggekeerd, waar hij over eene voorloopige regeling dezer zaak onderhandeld heeft. Er zou een leening voor 600 a 800 millioen uitgegeven worden, het op Frankrijk vallende deel door de „Société générale, en verder door huizen te Londen en Amsterdam. Maar alle bij deze operatie betrokken financiers willen de leening slechts dan nemen, indien de toestand een bepaald vredelievend karakter verkrijgt, daar een oorlogs- leening moeilijk aan den man te brengen zou zijn."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 2