Dinsdag
A°. 1877.
3 April.
N°. 51255.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Eerste Blad.
N T A D S-H K lil C li 'i' EM.
Practisch en Menschlievend.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Kommerst 0.02.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 16 regels1.06.
Iedere regel meer0.17*.
Grootere letters naar plaatsruimte.
D it N o ut in ex- bestaat uit
T W EE Bladen.
Uithoofde van liet Paasclifeest xal deseo
Conrant Maandag niet worden uitgegeven.
Voor hen, die zich van heden af op het
USIDSCH DAGBLAD abonneeren, worden van
het kwartaal MaartMei alleen de beide laatste
maanden, tegen Ï4 cents, in rekening gebracht.
De Voorzitter van den Gemeenteraad van Leiden,
Gezien art. 31 der wet van den 4den Juli 1850 (Staatsblad
N°. 37);
doet te weten, dat de lijsten der kiezers van leden voor de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en
den Gemeenteraad op heden zijn gesloten, opnienw aangeplakt
en gedurende acht dagen op de Secretarie dezer gemeente voor
een ieder ter inzage nedergelegd.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afge
kondigd.
De Voorzitter voornoemd,
v. d. BRANDELER.
Leiden, 31 Maart 1877.
In de laatste dagen hebben de opgaven van
ingekomen giften voor de nagelaten weduwen en
•weezen van verongelukte visschers ons weder her
innerd aan de treurige rampen, door de jongste
stormen op zee veroorzaakt. De stoffelijke nadee-
len, door het verlies van zooveel menschenlevens
voor de hulpbehoevende overgeblevenen veroor
zaakt, zooveel mogelijk te helpen lenigen door
milde bijdragen 't is een schoon werk, al
ware het ongetwijfeld veel wenschelijker dat er
ook voor andere belanghebbende plaatsen fondsen
bestonden gelijk de met dat doel opgerichte en
reeds zooveel jaren gunstig werkende instelling
van dien aard voor de in onze nabijheid gelegen
zeedorpen.
Doch zelfs al had men overal, waar daaraan be
hoefte bestaat, dergelijke fondsen tot zijn beschik
king, dan nog zou men niet mogen beweren, dat
er genoeg was gedaan. Evenzeer toch als het voor
komen van ziekten een verdienstelijker werk is
dan het genezen, wanneer ze eenmaal zijn ont
staan, evenzeer is het een vrij wat begeerlijker
taak het verlies van menscheulevens ten gevolge
van zeerampen te verhoeden, dan de stoffelijke na-
deelen, uit zulke verliezen voor de overblijvende
betrekkingen voortvloeiende, door het bijeenbren
gen van liefdegiften of zelfs door het oprichten
van vaste fondsen zooveel mogelijk weg te nemen,
hoe prijzenswaardig die laatste taak op zichzelf
ook moge zijn.
Maar, zal men zeggen, het is toch onmogelijk
te beletten, dat er op zee schepen of vaartuigen
door storm vergaan. Niemand zal dat tegenspre
ken, ofschoon men en dit zij in het voorbij
gaan opgemerkt in den laatsten tijd zich
beijvert door middel van gelijktijdige weerkundige
waarnemingen op verschillende plaatsen het tijd
stip van het ontstaan van een storm vooraf te
bepalen en dan natuurlijk den zeevarenden de ge
legenheid te verschaffen zich bijtijds daartegen in
veiligheid te stellen.
Niet zelden echter zou men na het woeden
van een storm menig schipbreukeling, die hulpeloos
in een boot, op een wrak of een stuk hout rond
drijft of wel op een zandbank of dergelijke on
herbergzame plaats is aangeland, het leven kunnen
redden, indien er slechts flink gebouwde schepen
met kloeke bemanningen beschikbaar waren om na
het heerschen van stormen die streken te bezoeken,
waar men 't het waarschijnlijkst acht dat dergelijke
ongelukkigen worden aangetroffen.
In Engeland lieeft de marine in dat opzicht
werkelijk reeds goede diensten bewezen. Zoo
kruisten na de jongste stormen twee Britsche
oorlogschepen, de „Valorous" en de „Seamew",
in de omliggende wateren, ten einde, zoo mogelijk,
de overgebleven opvarenden op te sporen van de
36 visschersvaartuigen, die men veronderstelde
dat vergaan waren. En al hadden die tochten in
dit bijzonder geval geen gunstigen uitslag, de
uitgestrektheid, waarover zij werden ondernomen,
getuigt van een ernstig streven om voor een zoo
schoon doel zich van oorlogsbodems te bedienen.
Terwijl toch de „Seamew" de geheele kust van
Engeland langs stevende, vervolgde de „Valorous"
haar tocht tot zelfs in de Noorweegsche wateren.
Geschiedde het nu onder den indruk van het
geen onze overzeesche naburen in dat opzicht ver
richtten, dat de raad der gemeente Katwijk besloot
tot de regeering het verzoek te richten, dat daags
na eventueele stormen oorlogschepen worden uit
gezonden ter inspectie langs de kusten of ter
plaatse, waarheen de pinken ter visscherij zijn
uitgevaren, opdat, zoo noodig, aan schipbreuke
lingen hulp worde verleend? Wij weten het niet;
wèl weten wij, dat wij ten volle instemmen met
datgene, waartoe door den Katwijkschen gemeen
teraad het initiatief werd genomen.
En dat zal onze lezers des te minder verwon
deren, als zij zich herinneren, hoe wij vroeger
eveneens hebben gewezen op de wenschelijkheid
van krachtdadige tusschenkomst onzer marine
bodems ter bescherming onzer visschersvloot tegen
de vernielzuchtige aanvallen van vreemde mede
dingers soms in ons eigen vaarwater. Daar, waar
bijzondere krachten toereikend zijn, achten wij
de hulp van land- of zeemacht volstrekt niet ge-
wenseht. Zoo is het naar onze meening verre van
verdedigbaar, des winters den soldaat te bezigen
tot herstel der door opeenhoopiug van sneeuw op
de openbare wegen of spoorlijnen gestremde ge
meenschap, in een jaargetijde dat honderden arbei
ders begeerig uitzien naar een dan maar al te
schaarsche gelegenheid om op eerlijke wijze een
dagloon te verdienen. In het door den gemeenteraad
van Katwijk bedoelde geval echter, waarin parti
culiere krachten ten eenenmale te kort schieten,
waarin soms kostbare menschenlevens te redden
zijn, is de hulp van oorlogsvaartuigen zeker niet
te versmaden, te meer daar door het verleenen van
dien bijstand naar onze meening geen inbreuk zal
worden gemaakt op de belangen van den dienst.
Immers de oorlogsbodems, die ter bewaking onzer
zeegaten of om andere redenen op de kust vertoeven,
kunnen hun standplaatsen zeker wel zonder eenig
gevaar voor korten tijd verlaten. Zoo zou wellicht
voor menig gezin, dat anders de toevlucht zou
moeten nemen tot de openbare liefdadigheid of
tot een ondersteuningsfonds, de nijvere brood
winner worden behouden, die zonder die kracht
dadige hulp na een soms langdurig worstelen met
den dood zijn graf in de golven zou vinden.
LEIDEN, 31 Maart.
Dr. A. M. Ledeboer te Deventer, die heden
zijn tachtigsten verjaardag viert, is door Z. M.
den koning tot ridder van den Ned. Leeuw be
noemd. Door detypographische vereeniging„Lourens
Jansz. Coster" alhier is hem het eerelidmaatschap
aangeboden.
Bij kon. besluit is onlangs aan 41 gevan
genen in het huis van militaire detentie alhier,
uit aanmerking van hunne vlijt in den aan hen
opgedragen arbeid en hun goed gedrag in de ge
vangenis, ontslag of afslag van straftijd verleend.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 7590 volwas
sen personen en van 2334 kinderen.
De heer A. Piper, predikant te Katwijk a. Zee,
is beroepen naar de Ned. hervormde gemeente te
Montfoort.
De minister van binnenlandsche zaken brengt
ter kennis dat bij zijn departement, na vergelijkend
onderzoek, twee klerken kunnen aangesteld worden
op eene jaarwedde aanvankelijk van ƒ400 voor
ieder. Dit vergelijkend onderzoek zal aanvangen
op Maandag 23 April e. k.
Bij den uitgever J. Troste te Amsterdam
zijn thans drie nummers verschenen van den
tweeden jaargang van „Hedendaagsche auteurs.
Bloemlezing van romantische werken." Het eerste
begint met „Het nest aan den spoorweg", door
Berthold Auerbach en „Hoe Wismar weer bij
Mecklenburg kwam", door W. A. Quitzow. In
de beide andere nummers worden deze verhalen
vervolgd, Door ds. J. Hoek te Kampen werd van
den eersten jaargang gezegd, dat de uitgever uit
stekende bewerkers aan zijne zijde heeft, blijkens
het vloeiende van den stijl en het zuiver Hollandsch,
terwijl prof. Van Vloten het genoemde werk van
Quitzow, dien hij een tweeden, Reuter waardigen
humorist noemt, allergunstigst beoordeelde. Daar
de prijs per nummer van 16 kolommen druks in
wekelyksche bladen slechts 10 cents is, zal dit
geen bezwaar zijn om uitstekende lectuur onder
een- groot publiek te brengen, terwijl men nog gratis
een fijne gravure: „De Herfst" ontvangt.
De gouverneur-generaal van Ned.-Indië heeft,
voordat hij op den 25sten van Atjeh naar Java
terugkeerde, aan het departement van koloniën
bericht dat de radja's van Simpang Olim en van.
Pedawabesar, de oudste zoons der radja's van
Perlak en van Pedir, zoomede een neef van
laatstgenoemden radja (Toekoe Ibrahim, te Penang
verblijf houdende en vroeger de leider van den
raad van achten) naar Kotta Radja waren opgeko
men, en dat ook de radja van Gighen, die aan den
adsistent-resident ter Noordkust een bezoek had ge
bracht, zich bereid verklaard had om daarheen te gaan.
Zaterdag werd te Zetten op het graf van
ds. O. G. Heldring een grafzerk geplaatst met
een eenvoudig opschrift, het geboorte- en sterfjaar
van den overledene en zijn echtgenoote bevattende,
en daaronder„De liefde vergaat nimmermeer
(I Cor. XIII vs. 8)." Boven het opschrift ziet
men een krans van eike- en laurierbladen.
Naar men verneemt zal Zr. Ms. schroefstoom-
schip 4de klasse „Batavia" de reis naar Oost-Indië
door het Suezkanaal ondernemen en te Bender
Bushir aan de Perzische golf binnenloopen, ten
einde aldaar voor de Nederlandsche handelsbelangen
te waken.
Z. M. heeft G. G. Van Buttingha Wichers,
thans surnumerair bij de admin. der dir. bel.
in- en uitg. rechten enz. werkzaam, in de indispectie
Rotterdam, benoemd tot ontv. te Bellingwolde.
Z. M. heeft benoemd tot bewaarder van de
hypoth., het kadaster en scheepsbewijzen te Amers
foort C. P. Erijlinck, thans ontv. der registr. en
dom. te Hoogeveentot ridder van den Ned.
Leeuw dr. N. B. Donkersloot, geneeskundige aan
het krankzinnigengesticht te Dordrecht.