5235. Donderdag A0. 1877. 8 Maart. N\ Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. ST ADS-BERICHTEJi. De Concept-statuten der Leidsche Duinwatermaatschappij LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke iNommers0.02. PRIJS DER ADTERTENTIEN: Van 16 regels1-05. Iedere regel meera 0.171- Grootere letters naar plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien het adres van WILLEM COLLET, vergunning verzoekende tot het plaatsen van een smidsvuring in zijn huis aan de Haarlemmerstraat N°. 62, Gelet op de artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 Staatsblad n°. 95); Geven bij deze kennis aan het publiek, dat genoemd verzoek, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Donderdag den 22sten Maart aanst., 'svoormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te "brengen. Burgemeester en "Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 7 Maart 1877. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien het adres van JACOBUS JOHANNES BRICO, ver- zoeken le vergunning tot het plaatsen van eece smidsvuring in zijn huis aan de Langegracht, N°. 208, Gelet op de artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad n°. 95); Geven bij deze kennis aan het publiek dat genoemd verzoek, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Donderdag den 22sten Maart aanst., 's voor middags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. i). BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 7 Maart 1877. Onder de onderwerpen, die in de gemeente raadsvergadering van Donderdag den Ssten dezer ter tafel zullen worden gebracht, komen in de vierde plaats voor de concept-statuten der naam- looze vennootschap „De Leidsche Duinwatermaat schappij". Zeker mogen zij de hoofdschotel van het menu van dien dag worden genoemd en 't is daarom vrij natuurlijk, dat wij vooraf in vluch tige trekken nagaan, uit welke bestanddeelen dat gerecht hoofdzakelijk zal zijn samengesteld. Eeeds terstond trekt de inhoud van artikel 2 onze aandacht, waar gesproken wordt van „het tot stand brengen en exploiteeren eener waterlei ding van de duinen nabij Katwijk tot en in de gemeente Leiden". Zal het, zoo vragen wij, met het oog op deze omschrijving, geoorloofd zijn om liggende gemeenten eveneens in het genot van het duinwater dezer leiding te doen deelen? En die vraag weegt te meer, omdat, ook afgescheiden van die definitie, andere dergelijke gemeenten al heel gemakkelijk de vruchten zouden plukken van de rentegarantie, door Leiden op eigen risico ver leend. Ziedaar een punt, dat naar onze meening alleszins overweging verdient. Over de bepaling van art. 3, volgens welke het voor den aanleg benoodigde kapitaal met nog een halve ton gouds zal kunnen worden verhoogd, zullen wij het stilzwijgen bewaren, daar wij er reeds vroeger op hebben gewezen, welk een on billijkheid men daardoor tegenover de andere con cessie-aanvragers beging, nadat men juist op grond van het financieele aanbod der tegenwoordige con cessionarissen dezen bij voorkeur de voorloopige concessie had verleend. Tamelijk vaag komt ons voor de eerste alinea van art. 4, volgens welke „de betalingen aan de concessionarissen geschieden naarmate de werken gevorderd zijn." Zou een ietwat nadere omschrij ving hier niet gewenscht zijn? Nog terloops opmerkende, dat de tijd van vijf tig jaar, waarvoor de vennootschap zal worden aangegaan, ons vrij lang voorkomt met het oog op de omwentelingen, die de steeds voortschrij dende wetenschap ook op dit gebied zou kunnen teweegbrengen, en op andere onvoorziene omstan digheden, gaan wij over op art. 10, behelzende: „Bij het passeeren dezer akte zijn tot direcleu- j ren benoemd de heeren Mr. Willem Van der Vliet, wonende te Amsterdam, en Mr. Charles Bosch Eeitz, wonende te Den Helder." We zijn altijd van meening geweest, dat de eigenaardig heid van het directeurschap hierin bestaat, dat hij, die het bekleedt, ook werkelijk dirigeert, in waarheid het bestuur voert. Nu willen we niets afdingen op de bekwaamheid van genoemde hee ren om die taak te vervullen, maar of zij in staat zullen zijn dat te doen de een van uit Amster dam, de ander van uit Den Helder ziedaar een zaak, die wij zoo vrij zijn te betwijfelen. Toch vinden wij nergens gestipuleerd, dat de directeuren hun verblijf zullen moeten houden ter plaatse, waar volgens art. 1 de zetel der vennoot schap zal zijn gevestigd, nl. te Leiden. Dit be vreemdt te meer, wanneer men in aanmerking neemt, dat de voordeelen, aan het directeurschap ver bonden, bij teenigszins gunstige exploitatie niet zoo onbelangrijk zullen zijn. Behalve toch.hun honora rium, door commissarissen te bepalen, zullen zij en commissarissen te zamen 5 pCt. genieten van de winst, boven het bedrag der gegarandeerde rente te maken; bovendien zullen de oprichters-concessio narissen 20 pCt. van die winst genieten, en aan gezien nu de hh. Van der Vliet en Bosch Eeitz beide functiën in zich vereenigen, zullen zij, op het betrekkelijk gering aandeel na, dat aan com missarissen zal toevallen, 25 pCfc. van die overwinst genieten, juist zooveel als aan al de aandeelhou ders gezamenlijk zal worden toegedeeld. Op zulke voorwaarden mag men zeker wel eischen, dat de directeuren althans ter plaatse der vennootschap zelf dirigeeren. Ook komt het ons wenschelijk voor, dat er althans eenige grens gesteld worde, wat betreft het hun te verleenen honorarium. Ziedaar de opmerkingen, die wij na een vluch tige lezing der concept-statuten meenden te moeten maken en die ons over het algemeen tot de ge volgtrekking leiden, dat de inhoud van menig artikel vrij vaag is gesteld, wat wel eens aanlei ding zou kunnen geven tot herhaalde toepassing der slotbepaling, behelzende dat: „alle geschillen, onverhoopt uit deze statuten oprijzende, in het hoogste ressort door drie scheidslieden zullen wor den beslist, van welke ieder der twee in geschil zijnde partijen één, en de bevoegde rechter een derde zullen benoemen." Van harte echter wenschen wij het tegendeel en vleien ons daarom met de hoop, dat bij de behandeling der concept-statuten in de gemeente raadszitting op morgen, menige wenschelijke wijzi ging daarin moge worden aangebracht. LEIDEN, 7 Maart. Met ingang van 1 April e. k. zijn benoemd tot tijdelijke ambtenaren bij de koninklijke biblio theek de heeren dr. J. Bollius van Zeeburgh en W. P. C. Knuttel alhier. Gisteravond trad in de vergadering van de Maatschappij van fraaie kunsten en wetenschap pen alhier de heer Balland op met het onderwerp Molière. Het doel van den spreker was den onovertroffen blijspeldichter te beschouwen als mensch en schrij ver. Eerst werden wij uitvoerig op de hoogte ge steld van de nieuwste onderzoekingen omtrent de familie Poquelin en de levenswijze van den jeug digen Jean Baptiste. Misschien werden de ontdek kingen van Eudor Souillé, die den inventaris van de vroeg gestorven moeder van Molière gevonden heeft, zelfs in wat al te breede trekken meegedeeld. Op zeer aangename wijze echter maakten wij kennis met Molière zelfmet levendige en treffende kleuren werd het karakter geschilderd van den man, die altijd achter een glimlach zijne diepste smarten wist te verbergen. Ook hebben de laatste onderzoekingen ons geleerd, dat- Molière geen ongevoelig spotter, geen godloochenaar was, zooals men vroeger wel meende; integendeel hij was een van die weinigen aan het hof van Lodewijk XIV, wiens onbedorven en gevoelig hart steeds getroffen werd door het edele en het schoone dat hij in de natuur en in de menschheid aantrof. Molière bleef tot aan zijn dood een trouw vriend, een edel echtgenoot, een liefhebbend vader. Het interessantste gedeelte van sprekers voor dracht was ongetwijfeld het laatste, waarin onze held beoordeeld werd als schrijver. De heer Bal- land maakte ons opmerkzaam, dat Molière, door van de Grieksche en Latijnsche modellen alleen dat over te nemen, wat in zijne oogen het voor treffelijkst was, in het blijspel eene volmaaktheid bereikt heeft, die tot heden toe onovertroffen is. Steeds er op uit om de grootste ondeugden zoo belachelijk en hatelijk mogelijk voor te stellen, vervalt hij nooit in personaliteiten. Neen, hierin ligt juist de verdienste van het groote genie, dat hij met zijne fijne opmerkingsgave slechts typen en de objectieve waarheid schildert. Molière hekelt de ondeugden der menschen niet uit persoonlijke verachting of haat, maar juist omdat hij is „l'ami de rhumanité." De boeiende en aangename voordracht van den spreker heeft bij het vrij talrijk publiek een diepen indruk achtergelaten. De heer Balland heeft ge toond dat het moderne Frankrijk niet meer is het oppervlakkige en behaagzieke Frankrijk van vroe ger door zijn grondig onderzoek te gieten in een bevalligen vorm, heeft spr. zijnen toehoorders een waarlijk genot vollen avond verschaft. Morgen zal het voor een onzer stadgenoo- - ten, die men mag wel zeggen de zeldzame gave- bezit om zich bij allen met wie hij tot heden omging bemind te maken en hunne genegenheid te ver werven, een gedenkwaardige dag zijn. Het zal dan namelijk vijf en twintig jaren zijn geleden dat concierge J. Noest aan het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix verbonden is. Zoowel de oud als de tegenwoordige leerlingen daarvan hebben de overtuiging kannen erlangen hoezeer hij hen steeds met raad en daad wenschte bij te staan en hoe veel de eersten daardoor in hun lateren werkkring aan hem hebben te danken. Voor het Genootschap, dat reeds zoo menigen gewichtigen dag heeft mo gen herdenken, zal ook deze niet minder ge wichtig zijn. Met welk een ijver en toewijding wist hij niet in zijne betrekking de belangen er van steeds te behartigen. Ook op andere wijze leverde hij van zijne bekwaamheid menig bewijs. Het is voldoende o. a. slechts het voor eenigen tijd op verzoek door hem voor de Londensche tentoonstelling in miniatuur vervaardigde chemisch, laboratorium naar dat der hoogere burgerschool alhier te noemen en welk succes hij daarmede behaalde. Allen die met hem ook maar eenigszins in betrekking hebben gestaan, zullen den jubelaris I met ons van harte met dit zilveren feest geluk- wenschen. Morgenavond zal door den heer Maju in de Stadszaal alhier eene optische voorstelling gegeven worden. Op het programma van hetgeen te aan schouwen zal worden gebracht, komen onderwerpen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 1