N°. 5216.
Woensdag
A0. 1877.
14 Februari.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
ST ADS-BERICHTEN.
EEN TOONEELPRAATJE.
b. de bij de vesting-artillerie ingedeelde lotelin
gen, die ten gevolge van vroeger genoten onder
richt, na een verblijf van drie maanden onder de
wapenen blijken geven van zoodanige theoretische
en practische geoefendheid, dat z:j tot de klasse
der dienstdoenden kunnen overgaan;
d. de lotelingen, die binnen tien maanden wer-
kelijken dienst blijken geven van hunne verplich
tingen als miliciens in ieder opzicht te kennen,
LEIDSCfl
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post....1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels1.05.
Iedere regel meer0.17$.
Groolere letters naar plaatsruimte.
Oproeping in wcrkelijken dienst van
milicien-verlofgangers der lichting
van 1875.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der GEMEENTE
LEIDEN,
Gezien de Circulaire van den heer Commissaris des
Konings in de provincie Zuid-Holland, van den 31sten
Januari 11,, A. N°. 321/2 (2de afd.), Provinciaal blad n°. 16;
Brengen ter kennis van de in deze gemeente gevestigde
milicien-verlofgangers der lichting van 1875, behoorende
tot de regimenten vesting-artillerie,
dat zij, krachtens de artt. 123 en 124 der Militieweten
de aanschrijving van het Departement van Oorlog, dd.
29 Januari 11., n°. 15 P., onder de wapenen worden ge
roepen en daartoe op Donderdag den 1 sten Maart aansl., des
namiddags vóór vier uren, bij hunne corpsen tegenwoordig
moeten zijn, in uniform gekleed en voorzien van al de voor
werpen van kleeding en uitrusting door hen bij hun vertrek
met groot verlof medegenomen, alsmede van verlofpas en
zakboekje, zullende de opgeroepen manschappen op den
Visten April daaraanvolgende in het genot van onbepaald
verlof worden hersteld;
dat bedoelde miliciens mitsdien worden uitgenoodigd, zich
op Vrijdag den 23sten Februari aanstaande, des
voormiddags tusschen 9 en 12 uren, aan te melden ter plaatse
lijke Secretarie, tot het ontvangen van aanwijzing van de
plaats waarheen zij zich hebben te begeven en van het
hun eventueel toekomende daggeld of passage-biljet;
en dat, bijaldien ziekte of andere wettige redenen hen
mochten verhinderen aan deze oproeping te voldoen, zij
daarvan tijdig ter plaatselijke Secretarie behooren kennis te
geven, in het eerste geval onder overlegging eener ge
neeskundige vei klaring.
Ten einde niemand hieromtrent onwetendheid zoude
kunnen voorwenden, geschiedt hiervan openbare kennis
geving door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche
Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burg.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 12 Februari 1877.
,,'t Is maar een dokter," zeiden de oude Grie
ken in hun tijd. en van hun standpunt hadden
ze gelijk. Zij toch, die bij de Hellenen het vak
der geneeskunde uitoefenden, waren veelal niets
meer of minder dan slaven. Intusschen viuden wij
hierin het bewijs, dat de bewoners van het clas-
sieke Griekenland met al hun wijsheid en bescha
ving lang niet misdeeld waren van vooroordeelen,
zoodat zij ten opzichte der personen, met welke
zij in aanraking kwamen, meer gewicht hechtten
aan zekere maatschappelijke verhoudingen dan
aan het nut, door die personen in de samenleving
gesticht.
In dat opzicht zijn wij eenigszins wijzer en
geven onzen geneeskundigen de eer, die hun toe
komt als mannen, die slechts ten koste van lang
durige en moeielijke studiën zich de kundighedeu
hebben eigengemaakt, welke ons ieder op zijn
beurt ten beste komen. Toch maken ook wij ons
aan onbillijke beoordeeling of geringschatting schul
dig, zij 't dan ook tegenover lieden van een an
deren stand.
,,'t Is maar een tooneelspeler," wordt het
al niet altoos ronduit gezegd, te menigvuldiger
wordt het gedacht, al valt het niet te ontkennen
dat wij ook in deze gelukkig onze vooroordeelen
beginnen af te leggen, dank z;j de pogingen, in
den laatsten tijd aangewend om het tooneel te
verheden en met het tooneel hen, die er aan zijn
verbonden.
Hoeveel er echter in die goede richting werd
gedaan eu wie denkt hier niet aan de
vereeuiging het Nederlandsch Tooneel? bij
onze Engelsche naburen staan wij toch altijd nog
achter; althans wij kunnen niet wijzen op een feit,
gelijk zich onlangs voordeed aan de overzijde van
het Kanaal. De bisschop van Manchester verscheen
er ten tooneele om van daar acteurs en actrices,
leden van het corps de ballet en geëmployeerden
toe te spreken.
Is dat feit op zich zelf reeds merkwaardig ge
noeg te achten, niet minder verdienen de aandacht
de woorden, bij beide gelegenheden gesproken,
zoowel in het Royal Theatre als in het Princess's
Theatre. Reinheid van zeden en woord, daad en
gebaar zoo o. a. sprak de Engelsche prelaat
moet het leidend beginsel zijn van alle tooneel-
spelers. Daarom moet een acteur of een actrice
zich niet ontzien te weigeren om op te treden in
een stuk, dat zijn waardigheid als man of haar
zedigheid als vrouw in gevaar kan brengen. Zoo
zal de schouwburg van zelf reiner worden. Af
schaffing kan hier niet baten, althans in Engeland
heeft de ondervinding het geleerd. In de dagen
der Puriteinen had men werkelijk het tooneel
afgeschaftdoch de reactie bleef niet uit en latei-
werden er stukken opgevoerd van zoodanig ge
halte, dat men ze thans niet zou willen instudeeren.
Daarom geen afschaffing, maar veredeling. Met
goede tooneelspelers kan het tooneel ook inder
daad een school worden van het goede. Maar
en terecht werd hierop door den bisschop ge
wezen ook het publiek moet tot die veredeling
medewerken door de voorkeur te geven aan wer
kelijk goede stukken. Dan zal het bezoeken van
schouwburgen veeleer aanbeveling dan afkeuring
verdienen, dan ook zal de roeping van tooneel
speler een schoone roeping zijn. Immers de rol
len, waarin acteurs en actrices op het tooneel
optreden, mogen nimmer in strijd zijn met de
rol, die zij in het groote levensdrama hebben te
vervullen. De bisschop eindigde ziju toespraak
met den wensch, dat zij, die ten tooneele ver
schijnen, nimmer gedwongen worden tot iets, dat
in strijd is met het goede en schoone.
Dien wensch maken wij ook voor Nederland
van harte tot den onzen, er tevens de schouwburg
bezoekers op wijzende, dat in de eerste plaats op
hen de verantwoordelijkheid rust voor het gehalte
der opgevoerde stukken. Niemand toch zal willen
beweren, dat een tooneeldirectie stukken van min
der goede strekking of van geringe kunstwaarde
zal doen instudeeren, indien zij de overtuiging
bezit, dat er geen toeschouwers voor zullen op
dagen. Doet niet de keuze van enkele minder de
gelijke stukken het vermoeden ontstaan, dat zelfs
het Nederlandsch Tooneel rekening houdt met
den niet altijd even gekuischten smaak van het
publiek
LEIDEN, 13 Februari.
De talrijke opkomst gisteravond weder in de
bijeenkomst der Volksvoorlezingen was opnieuw
voor de Commissie een. aangenaam bewijs, hoezeer
hare pogingen om kennis en beschaving onder de
volksklasse te verspreiden worden gewaardeerd.
De heer Japikse, hoofdonderwijzer alhier, trad
als eerste spreker op, terwijl na de pauze de heer
J. K. Broekhof!', president van het reciteercollege
„Van Lennep", de z. g. bijdrage vervulde. De
improvisatie van den heer Japikse had ten onder
werp een blik in de geschiedenis onzes vaderlands
in het laatst der 16de en den aanvang der 17de
eeuw. Had spreker daarbij een ruim veld om op
de energie en volharding der voorvaderen te wijzen,
hij deed dit vooral uitkomen waar hij de pogingen
schetste om den waterweg naar de Indiën te vin
den, en daarbij als van zelf de zeetochten van
Barends, Heemskerk en De Rijp in het Noorden
en het verblijf der eerstgenoemden op Nova-Zembla
schilderde. De tocht van Houtman naar Oost-
Indië in 1595, onze vestiging aldaar en een zeer
bevattelijk overzicht van de oprichting en werking
der O.-I. Compagnie besloot deze sierlijke im
provisatie, die van het begin tot het einde met
die onverdeelde aandacht werd gevolgd die onder
werp en spreker zoozeer verdienen.
In de pauze deelde de voorzitter mede dat de
wandeltentoonstellingen Zondag a. s. weder zouden
worden hervat, maar hij tot zijn leedwezen er bij
moest voegen dat de directeur van het ethnogra-
.phisch museum bezwaar had gemaakt om, bij de
beperkte ruimte der lokalen van dat museum, ze
in het vervolg voor die wandeltentoonstellingen
weer open te stellen. Yan de aan het slot der
bijeenkomst uitgereikte toegangskaarten werd ook
nu weder door velen gebruik gemaakt.
De heer Broekhof!', die vervolgens optrad, droeg
eerst voor het gedicht „De boterham en de goud
zoeker" van den Schoolmeester, en daarna „De
schippersknecht" van Hildebrand. Beide stukken
vielen door inhoud en voordracht zeer in den
smaak van het publiek. Vooral in het laatste,
verreweg het moeielijkste, was de spreker zeer
gelukkig, en aan het einde zijner taak ontbrak,
het dan ook niet aan luide bijvalsbetuigingen.
Bij den jongsten storm heeft vooral het
eiland Marken veel geleden, ja scheelde het wei
nig of het geraakte geheel onder water. Om den
daardoor ontstanen zeer grooten nood ook eenigs
zins te helpen lenigen is, naar wij vernemen, de
stafmuziek van het 4de reg. inf. alhier voorne
mens een concert te geven. Dat dit concert, dat,
wij houden er ons van overtuigd, in dubbelen zin
een goed programma zal uitvoeren, door velen
zal worden bijgewoond, is dus hier vooral te
wenschen.
Volgens achterstaande advertentie bestaat er
ook gelegenheid om op andere wijze de ongelukkigen
op Marken tegemoet te komen.
Met het stoomschip „Java", van de maat
schappij Nederland, waarvan het vertrek uit Am
sterdam op den 17den dezer is bepaald, zal-geen
brievenmail naar Ned.-Indië worden verzonden,
omdat dit stoomschip naar alle waarschijnlijkheid
niet vroeger te Batavia zal aankomen dan het
stoomschip „Prins Hendrik", waarvan het vertrek
uit het Nieuwediep op den 24sten dezer is bepaald.
Bij kon. besluit is bepaald, dat de tijd,
voor eerste oefening der miliciens op twaalf maan
den vast te stellen, op tien maanden wordt ver
minderd voor:
a. de bij de infanterie ingedeelde lotelingen,
die voor hunne inlijving, bij eene vereeniging tot
vrijwillige oefening in den wapenhandel of op an
dere wijze zoodanigen graad van geoefendheid
hebben verkregen, dat zij, na één maand onder
richt bij het corps te hebben genoten, blijken
voldoende geoefend te zijn, om aan de exercitiën
in de bataljonsschool deel te nemen, zullende zij
bovendien, alvorens met verlof te vertrekken, min
stens tot in de achtste oefening der 2de klasse
van het schijfschieten moeten zijn gevorderd;
c. de bij het bataljon mineurs en sappeurs in
gedeelde lotelingen, die binnen tien maanden wer-
kelijken dienst, de geschiktheid voor veldtelegrafist
hebben verkregen