LEIDSCH DAGBLAD. N°. 5105. Dinsdag A0. 1876. 3 October. 3 October 1876. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post....1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. TRIJS DER ADVERTENTIES': Van 16 regels1.05. Iedere regel meer0.174- Groolere letters naar plaatsruimte. STADS-BEItlCHTEN. Vergadering ran den Gemeenteraad ran Leiden, op Donderdag 5 October, des namiddags te twee ureD. Onderwerpen 1°. Benoeming van een onderwijzer der 1ste klasse aan de school n°. 1 voor onvermogenden. (215) 2°. Verzoek vau de Commissie voor de Volksvoorlezingen, om ecne toelage nit de gemeentekas ter tegemoetkoming in de kosten van zaalhunr voor de Bloemententoonstelling. (191, 199 en 218) 3°. Idem van J. Ciggaar, betrekkelijk de tolheffing bij de Post- brag aan de Haarlemmcrtrekvaart. (208 en 217) 4°. Idem van G. Van Cazant, ter bekomiDg van grond op het Raamland buiten de voormalige Marepoort. (216 en ?27) 5°. Idem van Commissarissen der Nienwe Sociëteit op de Ruïne, betrekkelijk de plaatsing van een stecnen maur. (226) 6°. Voordracht betrekkelijk de termijnen van oplevering van de werken aan het plantsoen bij de voormalige Koogewoerds- poort. (225) 7°. Idem betrekkelijk de aanbesteding van het schoolgebouw op de Korte Langegracht. (223 en 228) 8°. Verzoek van de firma wed. J. C. Van Venetie en Zo., om een riool te leggen naar de Uiterstegracht. (221) 9°. Idem van A. Das, om een stoep te leggen aan de Hoo- gewoerd. (220) 10°. Idem van M. J. IJzermaD, om ontslag als leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. (219) 11°. Idem als voren van J. G. J. Mallee als onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (224) 12°. Begrooting van de Bank van Leening, voor 1877. (213) 13°. Voordracht tot aaüvaardiDg van het legaat groot/30000, door wijlen den heer H. V. J. Buzzi te Frankfort a/M. aan de gemeente Leiden vermaakt ten behoeve van het Stedelijk Werkhuis. (229) Een aangenamen indruk maakten op ons de in gezonden stukken over de viering van den derden October, van meer dan één zijde we vestigden er reeds de aandacht op door ons ontvangen. Aangenaam, zeggen wij, want wij zien daarin een goed voorteeken. Evenzeer toch als het waar is, dat een volk, dat zijn geschiedenis kan vergeten, zijn ondergang nabij is, evenzeer geldt het tegen deel, dat nl. een natie, die de herinnering aan de daden der voorvaderen in eere houdt, reeds door die blijken van belangstelling alleen de gegronde hoop doet opvatten, dat zij, waar het nood geeft, met woord en daad zich het voorgeslacht zal weten waardig te tooncn. In die gelukkige bewijzen van een bij hernieuwing opgewekt historisch bewustzijn vonden wij, al hadden we die ook niet noodig, toch een dubbele aansporing om door een kort feestwoord aan het hoofd van ons blad ook van onze zijde mede te werken om dien goeden geest hij onze medeburgers te verlevendigen. Wat zal er van gemeentewege worden verricht ter herdenking van Leidens ontzet, heeft men ge vraagd. Keeds gaven wij daarop te antwoord, dat aan den avond van dien dag een openbare muziek uitvoering zal plaats hebben, en dat is zeker iets, maar niet veel. Niets is meer geschikt om de feestelijke stemming te verlioogen dan de opwek kende tonen der muziek. Maar, vragen wij op onze beurt, wat zullen onze medeïngezetenen doen om den dag van mor gen een recht feestelijk aanzien te geven? De ontplooide banen der nationale driekleur zullen wij twijfelen er niet aan op die vraag een welsprekend antwoord geven. Moge het allerwegen wapperende dundoek er van getuigen, dat. de geest der voorvaderen ook in ons nog niet is verflauwd. Want en ternauwernood behoeven wij er op te wijzen niet het ontrollen der geliefde vlag zal den dag van morgen tot een feestdag maken eerst de zin, de bedoeling waarmee dat zal ge schieden, zal op dien dag den waren stempel drukken. Weinige plaatsen in ons vaderland voorzeker, waar de dag, gewijd aan de herdenking van be langrijke feiten uit den v.mrstelstrijd tegen Spanje, jaar op jaar met zoo eigenaardige kenmerken wordt gevierd als bij ons ter stede de derde October, waarvan in schier elk gezin zelfs de maaltijd de sporen vertoont. En geen wonder, hebben wij niet in ons midden het. door gansch het land in het leven der geheele natie zoo veelzijdig zich afspie gelend gedenkteeken, het duurverworven loon van de standvastigheid en den heldenmoed der voor vaderen, den welgekozen prijs van hun volhardend pogen: de hoogeschool, wier jeugdige, maar kracht volle burgers nooit achterbleven, waar het gold de viering vau het heuglijk feit, dat aanleiding gaf tot de grondvesting hunner roemruchte stichting? Zou het bezit en hiermede willen wij een tweede vraag trachten te beantwoorden van dat kleinood, dat levenwekkend gedenkteeken, voor ons geen waarborg zijn, dat ook het monu ment ter herinnering aan Leidens ontzet eenmaal binnen de muren onzer aloude veste zal ver rijzen? Geen stad, ja schier geen dorp in ons vader land, of men zal er één of meer mannen vinden, die binnen onze wallen door den zwaardslag van Minerva in den adelstand der wetenschap werden verheven. Geen provincie of zij zendt tot ons een keurbende van jeugdige landgenooten, die aan onze hoogeschool vertoeven om zich eerlang even eens die brieven van wetenschappelijken adeldom waardig te maken. Die alien, die wij de ridders en schildknapen der hoogeschool zouden kunnen noemen, roepen wij het toeDe dag van morgen, de derde October, is de dag bij uitnemendheid, waarop gij door een milde bijdrage voor het op te richten monument kunt toonen, dat het aloude „noblesse oblige" voor n geen ijdele spreuk is. Die gulden woorden ook voeren wij tegemoet aan onze welgestelde medeburgers, die er roem op dragen te wonen in de stad, die voor ruim drie eeuwen weergalmde van den zegekreet: Leiden is ontzet! Met die leuze ook komen wij tot al degenen onder onze landgenooten, die de over tuiging in zich omdragen dat liet licht der weten schap, binnen onze veste ontstoken, het gansche land ten goede komt. Mogen velen aan die roep stem gehoor geven, dan zal liet monument er komen, dat voor de eer der hoogeschool, van Leidens ingezetenen, van gansch het volk reeds veel te lang op zich liet wachten. In die overtuiging dan met opgewektheid feest gevierd. Al vieren wij geen feest van juist drie eeuwen, het tweetal jaren, dat aan dat eerbiedwek kend eeuwental werd toegevoegd, moge strekken om onze feestvreugde te verhoogen, in het besef dat wij weer zooveel te langer de vrijheid genoten waarvoor onze voorvaderen goed en bloed veil hadden en voor wier verdediging wij evenzeer als zij zouden weten pal te staan. LEIDEN, 2 October. De minister geeft in zijne memorie van ant woord op het afdeelingsverslag nopens de ontwer pen tot regeling van de inrichting en het rechts gebied der rechtbanken en kantongerechten de ver zekering, dat hij zich noch door de bovenwet, noch door de tegenwoordige ontwerpen zal laten weerhouden om eene doortastende verbetering in ons rechtswezen te brengen. Wetsontwerpen, die daartoe kunnen bijdragen, zijn bereids in bewer king, o. a. tot geheele afschaffing van den dub belen rechtsbijstand, ten einde ons een stap nader te brengen tot beter en goedkooper recht. De afschaffing der emolumenten van de kantonrechters zal reeds dadelijk de rechtzoekenden ten goede komen. Het geuit verlangen tot wijziging der competentie van de kantonrechters wordt door den minister in ernstige overweging genomen. De mi nister verdedigt nader de opheffing der bij de ontwerpen aangewezen rechtbanken en kantonge rechten, en t racht de daartegen gemaakte bezwaren en geopperde grieven, meestal van localen aard, te wederleggen. Hier en daar worden enkele wij zigingen aangebracht in de onderdeeleu, en tot beter verstand worden nieuwe gewijzigde ontwer pen overlegd. Omtrent de opheffing der rechtbank te Leiden zegt de minister dat de werkzaamheden dier rechtbank gering zijn en het ressort zich zeer gemakkelijk laat vereenigen met de omligggende arrondissementen. Het belang der hoogeschool, waarop het adres van den gemeenteraad voorna melijk klem legt, is hiertegen geen beletsel; daar immers ook thans de zittingen van de rechtbank niet door studenten plegen te wordeu bijgewoond, zal door de opheffing van dat college de bloei der universiteit geen gevaar loopen. Uit de memorie van antwoord van den minister van financiën op het verslag omtrent het tweede onderzoek in de sectién der Tweede Ka mer van de belastingwetten (tariefwijziging en verhooging van den accijns op het gedistilleerd) blijkt dat de oorspronkelijke voorstellen tot ophef fing van het uitvoerrecht op lompen, afschaffing van de handelsleges, vrije invoer van granen, meel en hout, zijn gehandhaafd, en waarbij nog vele zeer gewichtige handelsartikelen zijn gevoegd,' die voortaan evenzeer vrij van invoerrecht zullen zijn. Tegenover nog verder strekkende eisclien tot vermindering staan de onverbiddelijke eischen der schatkist. De toepassing der belasting-verminde ring wordt "zóó toegepast, dat, met enkele uitzon deringen, alleen 't normaal recht op volledige fa brikaten behouden blijt. Afschaffing van bijna geheel de opbrengst van de invoerrechten is voor eerst nog niet aan te bevelen. Het door sommigen aangeprezen stelsel om onze invoerrechten te ge bruiken tot 't bedingen van tariefsvoordeelen bij andere natiën, is sedert lang verlaten. Van onze constante handelspolitiek om 't Nederlandsche tarief alleen te regelen naar de Nederlandsche be hoefte en daarop gecne bijzondere begunstigingen bij handelstractaten toe te staan, wenscht de regeering niet af te wijken. Op dit oogenblik worden ook geene onderhandelingen over herzie ning van onze handelstractaten gevoerd, terwijl alleen Italië en Turkije huune tractate» met Ne derland hebben opgezegd. De regeering, alzoo haar voorstel handhavende, heeft hier en daar nog eenige nadere wijzigingen aangebracht, terwijl ook het equivalent door ver hooging van de accijns op het gedistilleerd wordt volgehouden, ook in verband met de zeer wen- schelijke afschaffing of vermindering van andere belastingen. Ds. W. II. J. Baart de Ia Faille alhicf heeft voor het beroep naar Heeg bedankt. Bij de heden gehouden openbare verkoo- ping van cokes van partijen van 100, 50,10 en 5 hectoliters waren de hoogste prijzen f 52. 26.— 5.50 en f 2.70; de laagste 52. j 26.5.20 en f 2.60. Voor de aanbesteding van een lokaal vootf de school n°. 3 voor minvermogenden op de te dempen Korten Langegracht waren de minste in schrijvers: van het eerste perceel de heer W. A.' Van Lith voor f 5,317, van het tweede de heer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1