LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 5000.
Vrijdag
A0. 1876.
15 September.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 16 regels1.06.
Iedere regel meer0.17i.
Grootere letters naar plaatsruimte.
STADS-BERICHTEN.
GEPATENTEERDE VEEARTSEN.
Dc BURGEMEESTER der gemeente LEIDEN
Brengt bij deze ter algemeene kennis, dat in de Staatscourant
van 3/4 September jl. n°. 208, is opgenomen de volgende op
roeping
„De Minister van Binnenlandsche zaken brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat in de maand November of December
e. k. voor de laatste maal gelegenheid zal gegeven worden tot
het afleggen van het exameD, bedoeld io artikel 16 der wet van
8 Juli 1874 (Staatsblad n°. 98), gewijzigd bijdewetvan4Apr.il
1875 (Staatsblad n°. 37).
Zij, die zonder een diploma als veearts te bezitten, vóór den
lsten Februari 1875 als veearts gepatenteerd zyu, of vóór dien
dag aanvrage om patent als veearts hebben gedaan en een bewijs
van toelating tot uitoefening der veeartsenijkunst na 1 Januari
1877 wenschen te verkrijgen, worden uitgeDOodigd zich met dui
delijke opgaaf van Damen en woonplaats, vóór 1 November e. k.
schriftelijk te wendeo tot den Minister van Bionenlandsche zaken,
ten einde tot bovengemeld exan en te worden toegelaten.
Bij deze aanvrage moeten zij een bewijs overleggen dat rij
vóór 1 Februari 1875 een patent als veearts hadden, of daartoe
vóór dat tijdstip aanvrage gedaan hebben."
Eu wordt hiervan mededeeÜDg gedaan door plaaUÏDg in de
Leidsche Courant.
De Burgemeester voornoemd,
v. d. BRAN DELER.
Leiden, 14 September 1876.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN.
Gezien het adres van JOHANNES ALOYSIUS BOTS,
wonende aan de Haarlemmerstraat n°. 213, tot het oprich
ten van eene Leerlooierij in het woonhuis en den tuin van
het perceel aan de Langegracht n°. 80, alhier;
Gelet op de arlt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875
Staatsblad n°. 95);
Geven bij deze kennis aan het publiek dat genoemd
verzoek, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente
ter visie gelegd is; alsmede dat op Donderdag den 28slen
September aanst., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis,
gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat
Terzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 14 September 1876.
w r%i
De oorzaak van het ongeluk schijnt ook hier
weder in den sterken drank te moeten worden
gezocht. Ziedaar een geijkte term, waarvan men
maar al te spoedig gewoon is zich te bedienen,
zoodra er sprake is van een of andere ramp, over
komen aan lieden uit den zoogenaamden minderen
stand. Wij zullen de laatsten zijn om te ontkennen
dat er heel wat minder zelfmoorden gepleegd zou
den worden, dat er op verre na zooveel personen
niet den dood in het water zouden vinden, dat
menige vechtpartij met noodlottigen afloop niet
behoefde vermeld te worden, indien er niet zoo
schromelijk veel werd ten offer gebracht aan het
vocht, waaraan de stad Schiedam eene treurige
vermaardheid heeft te danken. Ja, er geschiedt
erger. In een land, waar walgelijke jeneverzwel-
gers zoover durven gaan, dat zij hun makker, dat
zij een werkman gelijk zij zelf zijn, bespotten
niet alleen, maar door hun mishandelingen hem
het leven benemen alleen omdat hij niet gediend
is van den drank, die naar hun meening het
hoogste genot verschaft, en waarvan het gezamen
lijk gebruik hun ais ware 't een onderpand van
vriendschap is, de weigering daarentegen hun als
teeken van vijandschap strekt in een land waar,
gelijk dezer dagen geschiedde, zoo iets voorvalt,
is het meer dan tijd dat de bevoegde macht tus-
schenbeide kome, niet wij zeiden het meer
malen en bij herhaling om het volk door
wetsbepalingen tot zedelijkheid te dwingen, 't zou
eene dwaasheid zijn dit mogelijk te achten, maar
om sommige onverlaten te beletten hun minder
ontaarde makkers tot zedeloosheid te nopen. Hier
geldt het niet slechts den plicht, den vreedzamen
burger in het openbaar te beveiligen tegen de
handtastelijkheden van beschonkenen, hier is sprake
van eene hoogere roeping, nl. sommigen uit het
volk, die juist 't meest den mond vol hebben van
gewetensvrijheid en dergelijke, te verhinderen op
anderen, die oneindig ver boven hen staan, dwang
uit te oefenen naar lichaam en geest beide.
Die dwang echter vertoont zich onder nog veel
afzichtelijker vorm, waar hij een uitvloeisel is
van het misbruik van een gezag, dat zijn hoogste
recht ontleent aan de nauwe betrekking tusschen
hen, die het uitoefenen, en hen, die er aan zijn
onderworpen, maar waarbij het juist daarom aan
eene helaas, soms hoognoodige controle ontbreekt,
wij bedoelen het ouderlijk gezag.
Men behoeft daarbij nog juist niet te denken
aan moeders, die haar kinderen op diefstal af
richten, gelijk er zich onlangs een in de hoofdstad
voordeed; zij zijn gelukkig zeldzaam, al kunnen
zij ten bewijze strekken van de hooge mate van
ontaarding, waartoe ouders tegenover hun kinde
ren kunnen vervallen; evenmin te wijzen op voor
vallen, als waarvan dezer dagen de stad Goes een
voorbeeld opleverde, waar een zevental knapen
van 8 tot 12 jaar zich bij gelegenheid der ker
mis in vereeniging schuldig maakten aan het ont
vreemden van verschillende in de kramen uitge
stalde voorwerpen, zeker ook al geen bewijs van
eene degelijke opvoeding. Deze en dergelijke treu
rige feiten belmoren gelukkig tot de zeldzaamheden.
Wat echter te zeggen van vaders, die zich niet
ontzien hun zoons, zoodra dezen op een ambacht
gaan, in de kroeg in te leiden of te gedoogen
dat anderen dit doen? Meer dan eens zagen wij
een opgeschoten jongen, nog nauwelijks de kinder
schoenen ontwassen, achter een twee- of drietal
oudere werklieden de kroeg binnentreden met eene
bescheidenheid, waaruit duidelijk was op te maken
dat de nieuweling het als een soort van voorrecht
beschouwde eene plaats te mogen betreden, waar
hij als instinctmatig begreep eigenlijk nog niet
thuis te behooren.
Een tehuis als zoodanig beschouwt de werk
man de kroeg maar al te dikwijls. Daaruit laat
het zich verklaren, dat hij het zich tot eene schande
rekent om te gaan met een stadgenoot, die het
jeneverglas weigert; dat hij soms zelf zijn zoon
den weg wijst naar de plaats, waar het in zijne
oogen zoo kostbare vocht wordt verstrekt, of al
thans hem daarvan niet terughoudt. Aan een
flink werkman, zoo ongeveer redeneert men, komt
op zijn tijd een borrel toe. Van zijn eigen jon
gens nu wil men natuurlijk allereerst gaarne flinke
werklui maken enzoo is de weg naar de
herberg gebaand. Dat bovendien dit „op z'n tijd",
waar het eene Schiedamsche hartsterking geldt,
eene uitdrukking van nogal elastischen aard is,
heeft wel geen betoog noodig.
Zeker, 't wordt hoog tijd, dat tegen dergelijken
zedelijken dwang maatregelen worden genomen.
EEIDEN, 14 September.
De commissie voor het 2de natuurkundig exa
men, die alhier hare zitting houdt, heeft het
verlangde diploma uitgereikt aan de h.h. A. Kui
pers Az. en M. Hijmans.
De minister van financiën herinnert de be
langhebbenden aan de aankondiging omtrent een
in de maand November a. s. te houden vergelij
kend onderzoek van adspiranten voor de betrekking
van surnumerair bij het vak der posterijen, en dat
zij, die daaraan wenschen deel te nemen, zich vóór
den lsten October 'aanstaande, bij een op zegel
geschreven adres, tot den minister behooren te
wenden.
Naar men verneemt ia de regeering met
de Ned.-Ind. spoorwegmaatschappij in onderhan
deling, om van deze Maatschappij aan te koopen
den spoorweg van Batavia naar Buitenzorg; daar
entegen zou de regeering aan genoemde Maat
schappij concessie verleenen om, onder rentegarantie
van den Staat, aan te leggen een spoorweg van
Soerakarta naar Madioen eu van Djokjokarta naar
Tjilatjap.
-Het centrale com it r van de internationale
tentoonstelling van reddingtoestellen, enz. te Brus
sel heeft de bekroningen als volgt verdeeldEere
diploma's of eere-medailles. in goud; medailles
lste klasse, van verguld zilver; medailles 2de
klasse, van zilverdiplomats- met eervolle vermel
ding en bronzen medaille. Onder de bekroonden
met een eere-diploma komt de stad Amsterdam
voor.
Het stoomschip „Prins van Oranje", van
Batavia naar Nieuwediep, heeft 12 dezer de reis
naar Suez voortgezet.
Men verneemt dat de koninklijke goedkeu
ring ontvangen is op het besluit van den ge
meenteraad te Sneek, om ook meisjes op de hoo
gere burgerschool toe te laten. Het getal vrouwe
lijke adspiranten bedraagt vier.
Het in de maand November te houden
examen voor hen, die dingen naar de betrekking
van surnumerair der directe belastingen, in- en
uitgaande rechten en accijnzen, zal naar men ver
neemt te Arnhem plaats hebben.
Bij den raad van state, afdeeling voor de
geschillen van bestuur, is gisteren ingekomen een
kon. besluit van 21 Augustus jl., waarbij met
vernietiging van het besluit van burgemeester en
wethouders van Oudshoorn van 20 Maart 1876
en met afwijking van het advies van den raad
van state, alsnog aan A. Verduyn aldaar en zijne
rechtverkrijgenden vergunning wordt verleend voor
de oprichting van een stoomwerktuig tot het
drijven eener grutterij.
De 2de luitenants Neeteson en Bruce, beiden
van het 6de reg. infanterie, hebben met gunstig
gevolg het examen afgelegd om met ingang van
31 October e. k. aan de krijgsschool voor officie
ren geplaatst te worden.
De tegenwoordige directeur der rijksland
bouwschool de heer Jongkindt Coninck, heeft door
tusschenkomst der schoolopzieners aan de onder
wijzers en onderwijzeressen van Nederland doen
toekomen eene brochure, getiteld„Frederiksoord
en Veenhuizen." Het is geschied naar aanleiding
van eene dwaling, die een hoofdonderwijzer uit
Drente, op een vergelijkend examen, verkondigde
„dat in die provincie de kolonie van Weldadig
heid Veenhuizen en in het noorden die van Fre
deriksoord werd aangetroffen." Die hoofdonderwij
zer verwarde dus de Rijksbedelaarsgestichlen met
onze koloniën bij uitnemendheid. Om deze nood
lottige begripsverwarring uit den weg te ruimen,
schreef de heer Jongkindt Coninck dit boekske.
Hij zegt daarin, dat ook in W. Putz, een der
meest gebruikte aardrijkskundige hoeken, die dwa
ling wordt verkondigd, eene dwaling die op de
school aan zijn eigen jongens wordt geleerd en
aan duizenden met hen. Die jongens worden man
nen en die mannen zullen de dwaling blijven
verkondigen, dat Frederiksoord en Veenhuizen
óón zijn.
Tot de onderwijzers richt hij het dringend ver
zoek, mede te werken om met alle kracht eene
dwaling te bestrijden, die zoo nadeelig terugwerkt
op de Maatschappij van Weldadigheid, niet het
minst op hare bevolking. Hij zegt: „doceeruwen